Spreekwoorden met `eet`

Zoek


55 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `eet`

  1. wie vuur eet schijt vonken (=als men iets gevaarlijks onderneemt krijgt men nare gevolgen)
  2. wie weet waarom de ganzen blootsvoets gaan? (=alles heeft een reden, ook al is die niet altijd even duidelijk)
  3. wiens brood men eet, diens woord men spreekt (=diegene bij wie we ons geld verdienen geven we meestal gelijk)
  4. zo komt het luie zweet eruit (=gezegd van iemand die hard werkt)
  5. zo lustig zijn als een vogeltje dat koe heet (=buitengewoon loom zijn)

70 betekenissen bevatten `eet`

  1. halfjes en motregen dringen door. (=ook van kleine beetjes wordt je dronken)
  2. weten waar Petrus de sleutel had (=op de hoogte zijn van wat niet iedereen weet)
  3. om de kracht van het anker te voelen moet men de storm trotseren (=pas als men iets ernstig meemaakt, weet men op wie men kan vertrouwen)
  4. dominee brand je bekje niet (=pas op! Het eten of de drank is heet!)
  5. als een blinde over de kleuren oordelen (=spreken alsof men een kenner is, over iets waar men niets van weet)
  6. bij moeders pappot blijven (=thuis blijven - enkel spreken over iets waar men iets over weet)
  7. geen droge draad aan het lijf hebben (=totaal nat geregend zijn (soms ook : door en door bezweet))
  8. in het land der blinden is eenoog koning (=tussen dommeriken volstaat een klein beetje verstand om baas te zijn)
  9. klein gewin brengt rijkdom in. (=van kleine beetjes komt ook welvaart)
  10. schrijf het maar op je buik (dan kan je het met je hemd weer uitvegen) (=vergeet het maar)
  11. zand erover (=vergeet het maar (in de zin van : we praten er niet meer over))
  12. leef niet om te eten maar eet om te leven (=vergeet niet om ook plezier te maken in het leven)
  13. á propos! (=voor ik het vergeet)
  14. niets dan lege briefjes hebben in te brengen (=voorstellen waarvan je vooraf al weet dat deze toch niet bekeken worden)
  15. naar de bekende weg vragen (=vragen naar hetgeen men al weet / Overbodig handelen)
  16. wat niet weet, wat niet deert (=waar je geen weet van hebt kun je ook geen last hebben)
  17. strenge heren regeren niet lang (=wanneer een baas niet een beetje soepel is wordt het voor hem erg moeilijk)
  18. wat het oog niet ziet, wat het hart niet deert (=wat je niet ziet en niet weet heb je ook geen last)
  19. beproeft alle dingen en behoudt het goede. (=weet wat er allemaal is, maar doe alleen de goede dingen)
  20. een krul meer in zijn staart hebben dan een gewoon mens (=zich een beetje aanstellen)

50 dialectgezegden bevatten `eet`

  1. de iets wei ene schieredjasser (=je eet teveel) (Vlijtingens)
  2. der is meer dan één koe die Bloar eet (=veel dingen en mensen dragen dezelfde naam) (Sint-Niklaas)
  3. der is mieer dan ieen koe die Bloare (h) eet (=meerdere mensen of zaken kunnen dezelfde naam hebben) (Lokers)
  4. det huiw ich mich in miene geelis (=dat eet ik me helemaal smaakvol op) (Opglabbeeks)
  5. deurejager (=Iemand die veel eet zonder bij te komen) (Ostêns)
  6. dich bès ën zaoëte praaj (=je eet met lange tanden) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. die eet neefste de pot gepist (=hij heeft vreemd geweest) (Waaslands)
  8. Die eet uit een korf zonder zorg ! (=Hij / zij leeft zorgeloos) (Utrechts)
  9. Die ef d'ogen groter dan de maege (=Die eet meer dan hij op kan) (Giethoorns)
  10. dië sloogt alles in zaane goemmer (=iemand die alles eet) (Ransts)
  11. Die veul vret die veul sket (=Wie veel eet zal veel poepen) (Liempds)
  12. Die vret as een turfgrever (=Die eet als iemand die uitgehongerd is) (Giethoorns)
  13. dikke erm, dinne derm (=wie zich goed kleedt, niet veel eet) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. doavui zaa 'k mai bloot gat loate zee (=om aan te geven dat men iets bepaalds graag eet) (Leefdaals)
  15. e deurejager (=eet veel en blijft mager) (Veurns)
  16. e èèt d'r nen oeës geskoten (=hij heeft daar wat uitgespookt) (Meers)
  17. e èèt ém d'r een scheir opgedoeën (=hij heeft daar een “schar” gedaan hij heeft daar een liefje opgeraapt) (Meers)
  18. e èèt ém lauten ringeluëren (=hij heeft zich laten ringelen hij heeft zich bij de neus laten nemen) (Meers)
  19. e goed vèrke frit al (=eet wat men je ook voorzet) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. e goed vêrke frit alles (=eet maar op !) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. e goo verke mag alles (=ik eet alles even graag) (Brussels)
  22. e slokker (=eet veel en snel) (Veurns)
  23. e vajt veirken zie ni da e mauger onger eet (=iemand die het goed heeft ziet niet dat een ander problemen heeft) (Nieuwerkerks)
  24. Een slemp (=Vrouw die met veel smaak iets eet) (Walshoutems)
  25. eet brod met kais, gien kais met brod! (=Sonja Bakkeren eenvoudig uitgelegd) (Westfries)
  26. Èèt dat nou op, aaners gèèf ich het oan den hond. (=tafelgesprekken met moeder. 3) (Genker)
  27. eët gespannen? (=heb je het gezien?) (Aalsters)
  28. eet je teljoor leeg (=aet zene troeëg aut) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. eet van buut doon (=iets degelijk afwerken) (Hals)
  30. eet verdisterweire (=iets kapot maken) (Overijses)
  31. eet ze imt happies (=smakelijk eten) (Giethoorns)
  32. eet ze mit happies (=Smakelijk eten) (Giethoorns)
  33. èh éét de bolle van achter de steil geschot' n (komt van ' krulbolspel) (=Hij beging een stommiteit) (Eekloos)
  34. ei eet 'dnuuëgen afgeschoten (=een flink succes boeken) (Wichels)
  35. Ei èèt 'r en brurke doet aon. (=Hij heeft een bloedhekel aan...) (Dilbeeks)
  36. ei eet de schunste bieste van mijnen stal (=het beste gekozen) (Zottegems)
  37. ei èèt doe blaa skeite geloete (=afzien) (Hals)
  38. ei eet een orken nor zij vorken (=hij heeft het karakter van zijn vader) (Erps)
  39. ei eet en eit in ze gat... (=hij is bang) (leuvens)
  40. ei eet er deugd van; zèn oûgen drjaan nor 't hol van zè gat (=je ziet dat hij het prettig vindt....) (Sint-Niklaas)
  41. ei eet furza nie om... (=hij denkt er zelfs niet aan om...) (Sint-Niklaas)
  42. ei èèt giene noagel voe ze gat te krabbe (=armoede) (Hals)
  43. ei èèt in zen roape geskeite (=hij is kwaad) (Hals)
  44. ei èèt oek 't werm woeter nie èutgevonne (=hij is dom) (Hals)
  45. ei eet stroent in zen oaren (=hij hoort niet goed) (Brugs)
  46. ei eet t'zitten (=ten dode opgeschreven) (Zottegems)
  47. ei èèt woeter in zèè keljer (=zijn broek is te kort) (Hals)
  48. ei èèt zen oer gekamd oen de grille van 't park (=kammen) (Hals)
  49. ei èèt zwette snie gezeen (=misserie hebben) (Hals)
  50. ei is in zènnun eet (=hij heeft eetlust) (Sint-Niklaas)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen