61 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `dag`
- prijs de dag niet voor het avond is (=pas als alles gedaan is kun je zeggen of het goed ging)
- Rome is niet in één dag gebouwd (=relativeren: Leer geduld te hebben, overhaast niets)
- sinds jaar en dag (=al lange tijd)
- tot in lengte van dagen (=tot het einde der tijden)
- van de nacht een dag maken (=`s nachts werken)
- verrijzen als paddenstoelen na een regenachtige dag (=plots tevoorschijn komen)
- voor dag en dauw (zijn) (=heel vroeg)
- wanneer de boeren niet meer klagen, nadert het einde der dagen (=boeren klagen altijd)
- wat de vrouw graag mag, eet de man elke dag. (=mannen eten wat hun vrouw kookt, ook als het niet hun favoriete gerecht is)
- werken zolang het dag is (=werken zo lang iemand kan)
- wie `s nachts gaat vissen moet overdag zijn netten drogen (=wie te veel heeft gedronken is de volgende dag niets waard)
50 dialectgezegden bevatten `dag`
- doet nie vendaog woste mörge ook kons doen (=zorgen voor morgen komen altijd één dag te vroeg) (Munsterbilzen - Minsters)
- dreijende wink is stande waer (=als de wind op de dag vaak draait, dan blijft het meestal vast weer) (Sevenums)
- dunne wind (=koude wind op een zonnige dag) (Koersels)
- è banane (=dag vriend) (Brakels)
- ë koet èn den daog sloeëpe (=een stuk van de dag verslapen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Een fijne dag zeg de dan. (=Een fijne dag zeg je dan.) (Kerkdriels)
- een koater hebb'n (=de dag na een avondje flink stappen :) (Westerkwartiers)
- elk ééntje (=elk een goede dag) (Kortemarks)
- èlleken dag hèrs èn geens nòr Gôol (=iedere dag heen en weer naar Goirle) (Tilburgs)
- èn zenen aën daog (=op zijn oude dag) (Bilzers)
- ene kaaë daog mok nog gene wènter (=één koude dag maakt nog geen winter) (Munsterbilzen - Minsters)
- ewk zijën dag (=iedereen gegroet (bij binnenkomst)) (Kaprijks)
- Ge goat gie minnen dag nie indjiln (=Ik zal dat zelf wel beslissen) (Harelbeeks)
- ge kuntur nou rustig mee vor d n dag komme (=vertel nu maar hoe het zit) (Oudenbosch)
- Geis se nao de sjop, den ken dienen daag nimmer kepot (=ga je naar de schuur dan is je dag helemaal top) (Tegels)
- godganse dag het leplazerus werreke (=Hele dag hard werken) (Westlands)
- goejë mërgë, dae nie opsteet hoef nie te zërgë (=de dag is begonnen, aan 't werk (beleefde groet)) (Munsterbilzen - Minsters)
- got schept de dag in moeder de soebe (=voor iemand simpel van geest) (Kaprijks)
- hae zitten heile daog èn zen knip, hae vertrèk geen paut (=hij zit de godganse dag thuis, hij verzet geen voet) (Munsterbilzen - Minsters)
- hele dag op schommeltje bom (=hele dag onderweg) (Nijkerkerveens)
- hij dee 't op kloarlichte dag (=hij deed het midden op de dag) (Westerkwartiers)
- hij was de heule dag onzichtboar (=hij was er de gehele dag niet bij) (Westerkwartiers)
- hij zee: tis kort dag aon ut worre (=weinig levenstijd meer hebben) (Brabants)
- Hjoed is hjoed, mar moarn is in ûnbegryplike dei. (=Vandaag is vandaag, maar morgen is een onbegrijpelijke dag) (Fries)
- Huuj tse daags (=Vandaag de dag) (Mechels (NL))
- ic hëb zau get waaj ë wild verkë èn mich zitte, mèr ich loêt ëm nie ielke daog aut (=ik heb een wild varken in me zitten, maar hij mag niet iedere dag los) (Munsterbilzen - Minsters)
- ich bae slievenheir dattët iëlkën daog snaags zoo raengërë (=het zou elke dag moeten regenen, maar dan liefst 's nachts) (Munsterbilzen - Minsters)
- ijeet dun eule dag thuis over en weer lope lope (=hij heeft thuis de hele dag heen en weer gelopen) (Oudenbosch)
- ik bin de hiele godgânske dei oan't bealichjen west baas hear! (=ik ben de hele godganse dag keihard aan het werk geweest baas!) (Fries)
- in 't noajoar beginnen de doagen te kurten (=vanaf de herfst wordt het elke dag iets vroeger donker) (Sint-Niklaas)
- In nije dei (=Een nieuwe dag) (Fries)
- Inne daag neet gepos, is inne daag neet gelaef (=een dag niet gepost is een dag niet geleefd) (Limburgs)
- ja dag jan (=het is niet waar) (Hals)
- Jan: Ja, dag Jan! (=Niks van) (Lebbeeks)
- Jau dag Jan (=Dat zal wel, dat moet je niet geloven) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- jeeur mennekes, bekast wieekend! (=dag collega's, t is bijna weekend) (Dendermonds)
- kalm aan, de dag is nog zwaart van uur'n (=rustig aan, we hebben nog tijd genoeg) (Westerkwartiers)
- kgon a slaun dag a gerek auslept (=ik ga je eens goed aftuigen) (Liedekerks)
- kiekn wat 't wød (=leef de dag) (Vechtdals)
- koëme vër ter vendaog nie, dan esset vür mörge (=morgen komt nog een dag) (Munsterbilzen - Minsters)
- kom d'r moar met op 'e propp'n (=kom er maar mee voor de dag) (Westerkwartiers)
- kom d'r moar met veur de droad (=kom er maar mee voor den dag) (Westerkwartiers)
- kom uit oi koot! (=kom voor de dag (assertief zijn) ) (Waregems)
- kzèn merge jil den daag iejr (=Ik ben hier morgen de hele dag) (`t-Heikes)
- La zien nou! (=Voor de dag ermee!) (Boksmeers)
- Maakt oe over morn gien zörngn. (=Maak je geen zorgen voor de dag van morgen) (Vechtdals)
- Mé.n kumt ter ok wèr ennen dag (=Neem je tijd) (Genneps)
- meej zon pak aon zèède wèl et mènneke. (=met zo'n kostuum aan kun je voor de dag komen.) (Tilburgs)
- morg'nstond het gold ien de mond (=hij die vroeg opstaat kan een gouden dag hebben) (Westerkwartiers)
- muuskes die vreug piepe kriege äöverdaag (of: ‘s aoves) de kat (=je houdt het geen hele dag vol als je te hard werkt of te hard van stapel loopt) (Heitsers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen