Spreekwoorden met `ander`

Zoek


64 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ander`

  1. met andermans kalf ploegen (=terwijl je de hulp van een ander gebruikt, doen alsof je het zelf alleen gedaan hebt)
  2. met andermans veren pronken (=weglopen met de ideeën van een ander, met iets van een ander zelf gaan pronken)
  3. niet van het ene brood tot het andere weten te geraken (=niet rond kunnen komen)
  4. op een andere leest schoeien (=op een andere manier aanpakken)
  5. op elkaar lijken als het ene ei op het andere (=goed op elkaar lijken)
  6. uit een ander vaatje tappen (=het anders aanpakken)
  7. verandering van spijs doet eten (=eens iets anders te doen doet de mens goed)
  8. verandering van weide doet de koeien goed. (=afwisseling en verandering positieve effecten kunnen hebben)
  9. waar gehakt wordt, vallen spaanders (=waar werk verricht wordt, worden ook wel wat fouten gemaakt)
  10. wat de een niet lust, daar eet een ander zich dik aan. (=smaken verschillen.)
  11. wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in (=wie een ander iets wil misdoen, kan er zelf het slachtoffer van worden)
  12. wie zich aan een ander spiegelt spiegelt zich zacht (=wie uit het ongeluk van anderen lering trekt, zal minder ongeluk hebben)
  13. wie zijn eigen tuintje wiedt, ziet het onkruid van een ander niet (=het is beter om energie te steken in het verbeteren van jezelf, dan in het bekritiseren van anderen)
  14. zijn zeis in een anders koren slaan (=stelen, zich in het werk van iemand anders bemoeien)

235 betekenissen bevatten `ander`

  1. je trekken thuis krijgen (=door anderen op dezelfde manier behandeld worden als je hun behandelde (bv met een streek))
  2. je uit de markt prijzen (=door eigen toedoen laten anderen diegene links liggen)
  3. een proefballonnetje oplaten (=door het doen van een uitspraak de mening van anderen peilen)
  4. buurmans leed troost (=door het verdriet of de pijn van een ander kun je je eigen verdriet en pijn beter verdragen)
  5. een spaak in het wiel steken (=door iemands ingrijpen gaat een plan van de ander niet door)
  6. liefde is blind (=door verliefdheid de gebreken van een ander niet zien)
  7. de pot verwijt de ketel dat die zwart ziet (=een ander aanwijzen als schuldige, terwijl die zelf hetzelfde gedaan heeft)
  8. het is altijd vet op een andermans schotel (=een ander heeft het schijnbaar altijd beter)
  9. voor paal/schut staan (=een blunder begaan voor de ogen van anderen (en schamen))
  10. een verborgen agenda hebben (=een doel hebben dat voor de anderen verborgen gehouden wordt, bijvoorbeeld in een samenwerkingsverband)
  11. voor het inkoppen hebben (=een eenvoudige kans om in een discussie een punt te maken dankzij een voorzet van een ander)
  12. een blok aan het been (=een last zijn voor iemand anders.)
  13. een gouden zadel maakt geen ezel tot paard. (=een mens verandert niet door uiterlijkheden)
  14. een speldje bij iets steken (=een onderwerp niet verder uitdiepen, van gespreksonderwerp veranderen)
  15. een katje krijgen (=een uitbrander krijgen)
  16. een aflossing van de wacht (=een vervanging van de ene persoon door een andere)
  17. een meid en een aardappel kies je zelf (=een vrouw kun je niet door iemand anders laten uitkiezen)
  18. een keer nemen (=een wending nemen, veranderen)
  19. verandering van spijs doet eten (=eens iets anders te doen doet de mens goed)
  20. eerst oompje en dan oompjes kinderen (=eerst ik, daarna de anderen)
  21. de gek in de mouw dragen (=eigenaardigheden verbergen voor anderen)
  22. goede sier maken (=er (overdreven) goed van leven / goed overkomen bij anderen)
  23. de muren hebben oren (=er kan ongewenst worden meegeluisterd door anderen)
  24. geen twee kapiteins op één schip (=er moet maar één persoon de leiding hebben, anders gaat het niet goed)
  25. met de sok op de kop gezet (=er onbewust door toedoen van anderen voor joker bijlopen)
  26. er een balletje over opgooien (=er voorzichtig over beginnen te praten om erachter te komen wat anderen ervan vinden)
  27. de bocht achter/onder de arm houden (=extra voorzichtig zijn, iets nog niet garanderen. (een bocht houden in het touw dat je laat vieren))
  28. je de wet niet voor laten schrijven (=geen bevelen accepteren van een ander)
  29. een hart van steen hebben (=geen medelijden met anderen hebben)
  30. kind noch kraai hebben (=geen nazaten of andere familieleden hebben, alleen rekening moeten houden met zichzelf)
  31. wie dan leeft die dan zorgt (=geen zorg om de toekomst van anderen)
  32. als een blad van een boom veranderen/omkeren (=geheel anders gaan gedragen)
  33. het is licht dansen op andermans vloer. (=geld van anderen uitgeven is makkelijk.)
  34. mooi weer spelen (=genieten (meestal van andermans goed) / mooier voordoen dan het is)
  35. uit de verf komen (=goed bij anderen overkomen / zich doen opmerken)
  36. men wordt wel door een mestkar maar niet door een rijtuig overreden (=goed opgevoede mensen beledigen anderen minder)
  37. alle mensen moeten leven (=gun de anderen ook wat)
  38. het over een andere boeg gooien (=het anders aanpakken)
  39. uit een ander vaatje tappen (=het anders aanpakken)
  40. in de schaduw stellen (=het beter doen dan een ander, iemand overtreffen)
  41. de rook kan het hangerijzer niet deren (=het heeft geen zin te proberen iets dat vast staat te veranderen)
  42. wie zijn eigen tuintje wiedt, ziet het onkruid van een ander niet (=het is beter om energie te steken in het verbeteren van jezelf, dan in het bekritiseren van anderen)
  43. als het geen broertje is dan is het een zusje. (=het is één of het ander)
  44. de breedste riemen worden uit andermans leer gesneden (=het is gemakkelijk met kwistige hand te beschikken over wat een ander toebehoort)
  45. het kan verkeren (=het kan veranderen, de dingen blijven niet zoals ze zijn)
  46. de wolf/vos ruilt wel van baard maar niet van aard (=het karakter van de mensen verandert nooit)
  47. in iemands vel steken (=het lichamelijke lot van iemand anders ondervinden)
  48. in iemands schoenen staan (=het lot van iemand anders ondergaan)
  49. het roer omgooien (=het op een heel andere manier proberen)
  50. het ene gat met het andere stoppen (=het slecht beheren van geld door met de ene schuld de andere af te lossen)

50 dialectgezegden bevatten `ander`

  1. die ageen spuigweter vo een ander over (=die heeft niets voor een ander over) (Zeeuws)
  2. die is er oek ni vervei van (pejoratief) (=die vrouw durft wel een en ander) (Booms)
  3. Die is ok bij dun erste leuge nie gebarste! (=Als je een ander wil vertellen dat hij die persoon niet zomaar hoeft te geloven) (betuws)
  4. Die't niet Bildts skrive kin, mot 't 'n ander niet lere wille (=Wie niet Bildts kan schrijven, moet het een ânder niet willen leren) (Bildts)
  5. Dieje denkt da zenne stront ni stinkt (=Hij vindt zichzelf beter dan een ander) (Hoogstraats)
  6. Doch ut nie (=Daar heb ik een ander idee bij) (Flakkees)
  7. Doe kèns waal emes veur de kop kieke, meh neet d'rinne. (=wat een ander denkt, kun je niet weten) (Steins)
  8. Dun diën is meer dan nu rechte verkenssteirt (=Iemand die denkt meer te zijn dan een ander) (Dongens)
  9. e vajt veirken zie ni da e mauger onger eet (=iemand die het goed heeft ziet niet dat een ander problemen heeft) (Nieuwerkerks)
  10. een vette fiegel kreeg ik /een vette Fiegel krijgen/ een vette fiegel kun je krijgen !! N.B. Fiegel is een ander woord voor drol : maw je kunt het op je buik schrijven: een drol = niets. Oud Utrechts dat door nazaten van oude wijk c ers nog gebruikt wordt (=ik kreeg helemaal niets / helemaal niks krijgen / je kunt het bekijken; je krijgt niets) (Utrechts)
  11. een zittend gat hef altied wat (=Iemand die zelf niets doet heeft vaak commentaar op een ander) (Drents)
  12. eev'm een oogje toekniep'm (=wanneer men een fout van een ander niet wil zien) (Westerkwartiers)
  13. Ei z' n aare' n oep een ander ge lei (=Een scheve schaats rijden) (Londerzeels)
  14. ein kumptj noeëts allein (=van het een komt het ander) (Weerts)
  15. Eiren of joenk (=Het is het een of het ander) (Bornems)
  16. èllebaug (=moeje kraige vèr è ploitsjke on 't stat of on 't iën of 't ander ministéire) (Dendermonds)
  17. emes de vot naodrage (=overdreven zorgen voor een ander) (Heitsers)
  18. gank mèr n diër waajer (=maak dat een ander wijs) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. get bekoenkelfoeze (=iets achter de rug van een ander afspreken) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. hae begos e nau laeve (=de herbergier tapte uit een ander vaatje) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. Het zen are of joeng (=het is het een of het ander) (Zandhovens)
  22. hij heeget hòòg in zun neusgaote (=hij denkt dat hij iets meer is dan een ander) (Tilburgs)
  23. hij leeft op 'e schop en 'e bonk (=hij profiteert van een ander) (Westerkwartiers)
  24. hij proat met twee mond'n (=hij zegt bij de één dit, bij de ander dat) (Westerkwartiers)
  25. hij sprekt met twee mond'n (=bij de één zegt hij dit, bij de ander dat) (Westerkwartiers)
  26. Ich der Vlaam en du der Naam (=De een krijgt de positieve gevolgen van iets, en de ander de negatieve) (Eys)
  27. ie proenkt mie un ander mans veern (=iemands werk gebruiken) (Zeeuws)
  28. iemes de stroeët taupitse (=niet kunnen verdragen dat een ander ook leeft) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. Ik ben zo sjcheel as un maleier . (Maleiers waren inwoners van Sumatra en hadden een ander soort manier van kijken) (=Ik zie slecht.) (Utrechts)
  30. Ik heb liever kèè as un aai (=ik heb het een liever dan het ander) (Tilburgs)
  31. Ik heb liever kèès as un aai (=ik heb liever het een dan het ander) (Tilburgs)
  32. Jan ef al weer een ni'jee piere an d'engel (=Hij heeft al weer een ander meisje, Ook, Jan probeert iets nieuws) (Giethoorns)
  33. Je hebt martelaruh en aposteluh (=De een heeft geluk, de ander pech / de een heeft de lusten, de ander de lasten /) (Utrechts)
  34. Je Voeld èm de Keunink te Rikke (=zich beter voelen dan de ander) (Kortrijks)
  35. klepmaul (=iemand die een ander verraadt) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. kons em toeres wir nie aofspieële (=ga op een ander zeveren) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. kremke sjieëte (=spel waarin getracht wordt een geldstuk of ander voorwerp zo kort mogelijk bij een lijn te werpen en ventueel tegelijkertijd een luciferdoosje met een munt erop om te kegelen) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. Laat um/der maar sjchuiven! (Antwoord op iemand die in negatief denigrerende zin spreekt over een ander alsof hij of zij ze niet op een rij heeft) (=Hij heeft t (financieel) beter voor elkaar dan jij (denkt)) (Utrechts)
  39. Lach met den eige kapotte zokke. (=Lach om jezelf in plaats van een ander uit te lachen.) (Lanakens)
  40. laeven en lotte laeve (=je moet een ander ook wat gunnen) (Bilzers)
  41. Les carottes sont bonnes, zei de Fransman en hij at al zijn vlees op (=Het één zeggen en het ander doen) (Kortrijks)
  42. leve en laote leve ee (=je moet een ander ook wat gunnen) (Oudenbosch)
  43. Naor andermaens pijpe dansuh (=De zin van een ander opvolgen) (Utrechts)
  44. nau konste ès effe snuffele (=nu hoor je het eens van een ander) (Bilzers)
  45. nau konste ès snuffele (=nu weet je het eens van een ander) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. nau konste snoeffë (=nu hoor je het eens van een ander) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. Ne Skinilligoar (=het een zeggen en het ander doen) (Kortrijks)
  48. Nen Tootetrekker (=het een zeggen en het ander doen) (Kortrijks)
  49. oan eu eige scheete kende nen ander zijne stroent (=ken uzelf, en je kent een ander) (Gents)
  50. on de kleen mêm hange (=nog iets overlaten voor een ander) (Bilzers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen