Spreekwoorden met `sterven`

Zoek

4 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `sterven`

  1. de muizen sterven er voor de kast (=het is er armoe troef)
  2. duizend doden sterven (=enorme angsten uitstaan)
  3. je eigen dood sterven. (=vanzelf voorbij gaan)
  4. te weinig om te leven en te veel om te sterven (=een te kleine aalmoes)

19 betekenissen bevatten `sterven`

  1. het niet meer kunnen navertellen (=er aan sterven)
  2. een vaantje strijken (=flauw vallen, sterven, het opgeven)
  3. memento mori (=gedenk dat je zal sterven)
  4. ter ziele zijn / ter ziele gaan (=gestorven zijn of sterven, ook figuurlijk: iets dat niet meer bestaat of actief is)
  5. beter blode Jan dan dode Jan (=het is beter zich laf blood te gedragen, dan te sterven, dood te zijn)
  6. de dood kent geen lieve kinderen (=ieder moet sterven)
  7. die haalt de nieuwe aardappelen niet (=iemand die gauw zal gaan sterven)
  8. uitgaan als een nachtkaars (=langzaam doven, sterven)
  9. je klompen wegbrengen/wegzetten (=naar huis gaan/sterven)
  10. heden ik morgen gij (=oud grafschrift: gedenk, lezer, dat jij ook zal sterven)
  11. het eten niet meer op kunnen. (=spoedig moeten sterven.)
  12. de weg van alle vlees gaan (=sterven)
  13. de pijp uitgaan (=sterven)
  14. met het leven afrekenen (=sterven)
  15. de ogen luiken (=sterven)
  16. je laatste adem uitblazen (=sterven, doodgaan)
  17. de pijp aan maarten geven (=sterven, ermee ophouden)
  18. op het gijpen liggen (=stervend of totaal buiten adem zijn)
  19. het hachje erbij inschieten (=zelf sterven aan de gevolgen van een actie)

48 dialectgezegden bevatten `sterven`

  1. geröstj laeve is neet sterve (=gerust leven is niet sterven) (Kinroois)
  2. 't olte breud mut eerst op (=Oude mensen sterven het eerst) (Zwartebroeks)
  3. a és op zén énje (=hij ligt op sterven) (Meers)
  4. a ligt op stèirven (=hij ligt op sterven) (Meers)
  5. a ligt op steirven, a ligt op staarven (=op sterven na dood) (Giesbaargs)
  6. ae es mor d'uëgen toe te nèepen (=Op sterven na dood) (Wichels)
  7. aij is van allendah (=hij kan ieder moment sterven) (Hulsters (NL))
  8. autgoën waaj ë kaeske (=stilaan sterven) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. D'r goat d'r meer dood an 'n draank as van 'n döst (=Er sterven meer mensen aan de drank dan van de dorst) (Twents)
  10. dae ès bekans noeë pieringëland (=hij is op sterven na dood) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. dae ruuktj al nao de sjöp (=hij ligt op sterven) (Heitsers)
  12. dae zë kèèëskë geet stilaoën aut (=hij is op sterven na dood) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. daud gon ès heil dieër, het kos tich ze laeve! (=sterven is het ergste dat er is) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. de gaerd aaf gaon (=sterven) (Weerts)
  15. de moes tich nie autdoen vër daste gees sloëpe (=als je nog niet op sterven ligt, moet je nog niet alles wegschenken) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. de peiringë èn zë graof goën nog këpot van ermoej (=hij leeft als een gierige en zal ook zo sterven) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. de pijp aoën Matte gaeve (=sterven) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. din giêt met de petatten de koêl in (=verwachting dat iemand in het najaar zal sterven) (Sevenums)
  19. doeë zin pillëkës vër ielkë zikte, mèr nie vër de daud (=iedereen moet eens sterven) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. erm laeve en rijk daud gon (=leven als een vrek en rijk sterven) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. Erm laeven en riêk sterven (=Een vrek sterft rijk) (Sevenums)
  22. ervan optrekke (=aan een ziekte sterven) (Leefdaals)
  23. hae ruuk nae de schup (=hij is doodziek, op sterven na dood) (Venloos)
  24. Hae ruuk nao de sjöp (=sterven) (Sittards)
  25. hèe es op sterve nouë daut (=hij is gaat sterven) (Bilzers)
  26. Hie leit ok zuunig (=Hij / zij ligt op sterven) (Elspeet)
  27. ij liejgt op zij lèste (=hij ligt op sterven) (Brakels)
  28. je lopt up ze latste bièèn'n (=hij is aan het sterven) (Lichtervelds)
  29. krekel: Zeine krekel laut'n (=De hoek om gaan, sterven) (Lebbeeks)
  30. krepiëre (=sterven als een hond) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. makstarm ast niewoar is (=ik mag sterven als het niet waar is) (Sallands)
  32. on zen in koëme (=sterven) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. op ne siebot steurve (=plots sterven) (Leefdaals)
  34. op zen léste sjoen lope (=Op sterven na dood) (Bilzers)
  35. tis ne veugle voe de katte (=hij is aan het sterven) (Lichtervelds)
  36. tis ne veugle voe de katte (=hij is aan het sterven) (Kortemarks)
  37. Uut/üüt de tyd kummen. (=sterven) (Nedersaksisch (NSS))
  38. zan kjeis es veir ooëtj (=Hij is moe / hij ligt op sterven) (Ninoofs)
  39. ze krage loten (o van pot) (=sterven) (Veurns)
  40. ze sjiej' uutspuug'n (=sterven) (Veurns)
  41. ze sjieke uutspugen (=sterven) (West-Vlaams)
  42. ze zin al on os begonne! (=die van mijn jaren sterven nogal) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. zen bobin ès aof (=hij gaat sterven) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. Zien leipoos loeten (=sterven) (Ronsisch)
  45. Zijn' schrepere zettn (=sterven) (Waarschoots)
  46. zijne leper afleggen (=sterven) (Meers)
  47. Zijne schoen zèten, op struuët liggen (=sterven) (Lokers)
  48. zin puppe utkloppn (=sterven) (west-vlaams)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen