58 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `lag`
- aan de slag gaan (=beginnen te werken, starten)
- aan lager wal geraken (=fortuin verliezen; arm en berooid worden)
- als bij toverslag (=zeer snel, plotseling)
- als de boeren niet meer klagen en de pastoors niet meer vragen, dan nadert het einde der dagen (=sommige mensen veranderen nooit)
- als een donderslag bij heldere hemel (=een onverwachte gebeurtenis, die een grote schok teweeg brengt)
- als een vlag op een modderschuit (=dat is veel te mooi voor die situatie)
- armslag krijgen (=meer mogelijkheden krijgen)
- beslagen ten ijs komen (=goed voorbereid zijn)
- bij schering en inslag gebeuren (=erg vaak gebeuren)
- buiten zijn hoefslag gaan (=hij heeft er geen invloed over)
- dat is schering en inslag (=dat komt bijzonder vaak voor [onderdelen van een weefgetouw])
- dat zijn aambeien met slagroom (=dat heeft niets met elkaar te maken)
- de nekslag geven (=door iets wordt de situatie een te groot probleem waardoor men het niet meer aan kan)
- de slagpen uittrekken (=van zijn macht beroven)
- de vlag dekt de lading niet (=iets onder een goede naam verkopen zonder dat het ook die kwaliteit heeft)
- de vlag strijken (=het opgeven)
- de vlag uitsteken (=ergens erg blij mee zijn)
- de vlag voor iemand strijken (=voor iemand onderdoen, zijn meerdere erkennen)
- een hard gelag zijn (=iets is moeilijk te dragen)
- een paard dat eens op hol is geslagen, kan dat snel weer doen. (=een eens gemaakte fout, begaat men makkelijk weer)
- een slag om de arm houden (=niet direct alles vertellen of voorzichtig zijn om toekomstige problemen voor te zijn)
- een tegenslag (=een onverwacht nadelig feit of voorval)
- een toontje lager zingen (=minder opscheppen, minder grote mond hebben)
- er een slag naar slaan (=raden)
- er komt moord en doodslag van (=het komt tot grote problemen)
- er slag van hebben (=iets handig kunnen doen)
- goed beslagen (=met de nodige kennis en ervaring)
- helemaal van slag zijn (=in de war zijn)
- het beste paard van stal wordt overgeslagen (=grappige uitspraak wanneer iemand overgeslagen wordt)
- het gelag betalen (=alle kosten moeten betalen terwijl ook anderen er schuld aan hebben)
- het is hem (hoog) in de bol geslagen. (=hij voelt zich ver boven anderen verheven)
- hoe hoger het hart, hoe lager de ziel (uit het Fries) (=hoogmoed is het kenmerk van een dwaas)
- iemand de genadeslag geven (=iemand die al in grote moeilijkheden zit nog een probleem erbij geven zodat diegene het niet meer aan kan)
- in de aanslag brengen (=gereedmaken)
- in februari klagen de boeren het minst. (=boeren klagen altijd maar februari heeft de minste dagen om in te klagen (grapje))
- in het hoekje zitten waar de slagen vallen (=zich in een groep bevinden die altijd het moeilijk heeft of problemen krijgt)
- je beslag krijgen (=definitief ten einde lopen , beslist worden)
- je slag slaan (=op het goede moment de kansen benutten, bijv. dingen kopen)
- kinderen die vragen worden overgeslagen (=brutale kinderen die altijd overal om vragen, worden genegeerd)
- klagers hebben geen nood en pochers hebben geen brood (=zowel klagers als pochers kunnen de zaken nogal eens overdrijven)
- met beslagen paarden op het ijs komen. (=goed voorbereid zijn voor zijn taak)
- met blindheid geslagen zijn (=verblind zijn, volkomen gebrek hebben aan inzicht)
- met de Franse slag (=slordig, met weinig aandacht uitgevoerd)
- met stomheid geslagen (=plotseling geen woord meer kunnen zeggen)
- met vlag en wimpel slagen (=met een zeer goede beoordeling slagen)
- onbeslagen ten ijs komen (=niet voorbereid zijn)
- onder valse vlag varen (=zich voordoen als een ander of zich anders voordoen)
- op slag (=onmiddellijk)
- steen en been klagen (=constant en hevig klagen. (klagen bij alles wat heilig is, bv. botten (=been) in een graf (=steen)))
- uit de lijken geslagen (=totaal van zijn stuk gebracht)
62 betekenissen bevatten `lag`
- de handen uit de mouwen steken (=aan de slag gaan en aanpakken)
- kinderen die zwijgen zullen ook nooit wat krijgen (=aanvulling op `Kinderen die vragen worden overgeslagen.`)
- wie kaatst kan/moet de bal verwachten (=als je een ander plaagt, kun je verwachten dat die jou terug gaat plagen)
- wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten (=als je iets doms doet, moet je de gevolgen dragen (liefst zonder klagen))
- waar een wil is is een weg (=als je iets echt wilt, dan zul je ook slagen /de weg vinden naar je doel)
- oude paarden jaagt men aan de dijk (=als men zijn taak niet goed meer aankan, wordt men ontslagen)
- op de poot spelen (=bij de kleinste tegenslag flink te keer gaan/razen)
- op de been blijven (=blijven staan; niet ziek worden; niet verslagen worden)
- wanneer de boeren niet meer klagen, nadert het einde der dagen (=boeren klagen altijd)
- in februari klagen de boeren het minst. (=boeren klagen altijd maar februari heeft de minste dagen om in te klagen (grapje))
- steen en been klagen (=constant en hevig klagen. (klagen bij alles wat heilig is, bv. botten (=been) in een graf (=steen)))
- door het kluisgat aan boord komen (=de lagere rangen doorlopen alvorens bevelhebber te worden)
- eind goed, al goed (=de tegenslagen zijn gauw vergeten als het goed afloopt)
- op je baadje krijgen (=een pak slagen krijgen)
- er bekaaid (van) afkomen (=een te lage prijs ervoor krijgen)
- ongeluk komt zelden alleen (=een tegenslag wordt vaak gevolgd door nog meer problemen)
- op de schopstoel zitten (=elk ogenblik ontslagen kunnen worden)
- op de wip zitten (=elk ogenblik ontslagen kunnen worden)
- op de wipstoel zitten (=elk ogenblik ontslagen kunnen worden)
- in de knoop zitten (=er niet meer wijs uitraken - van slag zijn)
- met de muts naar iets gooien (=ergens geen zorg aan besteden / er een slag naar slaan, ernaar raden)
- ruim zijn aandeel in `s werelds lief en leed gehad hebben (=genoeg geluk en tegenslagen gekend hebben)
- het beste paard van stal wordt overgeslagen (=grappige uitspraak wanneer iemand overgeslagen wordt)
- vissen hebben een goed leven (=het gelag niet betalen)
- als je alles van tevoren weet, ga je liggen voor je valt (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
- als je alles van tevoren wist, dan kwam je met een dubbeltje de wereld rond (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
- het leven is net een krentenbol, met af en toe een hard stukje (=het leven is niet een en al geluk maar kent soms ook tegenslag)
- van hoop alleen kan men niet leven. (=hoop is belangrijk maar niet voldoende om te slagen in het leven)
- met de linkerhand trouwen (=huwen met een vrouw van lagere adelstand)
- een goed zeeman wordt ook wel eens nat (=ieder kent zijn tegenslagen)
- ieder moet zijn eigen kruis dragen (=ieder moet zijn eigen tegenslagen verwerken)
- een pechvogel (=iemand die steeds tegenslag heeft)
- in iemands zakken zitten (=iemand plagen)
- de pik op iemand hebben (=iemand voortdurend plagen of aanvallen)
- iemand op de kast jagen (=iemand zijn goede humeur doen verliezen door plagen)
- wie veel eist krijgt veel. Wie te veel eist krijgt niets (=je kan door het te vragen veel bij mensen gedaan krijgen, maar als je onredelijk wordt zal je worden overgeslagen)
- kijk een gegeven paard niet in de bek (=je mag niet klagen over de kwaliteit van iets dat men gratis krijgt)
- iemand beest maken (=kaartspel : zorgen dat iemand geen enkele slag haalt)
- met vlag en wimpel slagen (=met een zeer goede beoordeling slagen)
- het in Keulen horen donderen (=met stomheid geslagen zijn)
- het staal wordt in de wind gehard. (=moeilijkheden en tegenslagen kunnen je sterker maken)
- na regen komt zonneschijn (=na een periode van tegenslag, komt er een betere tijd)
- geen krimp geven (=niet opgeven, doorgaan zonder te klagen)
- per couvert (=onder omslag)
- op de keien komen (=ontslagen worden)
- de schop krijgen (=ontslagen worden)
- de zak krijgen (=ontslagen worden)
- op straat staan/zitten (=ontslagen zijn - geen onderdak meer hebben)
- ze slaan een snoek (=roeiers die een slag met hun riem missen)
- de vuurproef doorstaan (=slagen in de moeilijke onderneming)
25 dialectgezegden bevatten `lag`
- 't laag schots en scheef (=het lag ongeördend) (Westerkwartiers)
- 't lag in mijn leens (=ik had zo een vermoeden) (Waarschoots)
- an een toer vedan, ait ver dan (=hij lag vaker naast de brommer dan op de brommer) (Twents)
- daddaarde gij ok nie gekund (=welbeschouwd lag dit ook niet binnen je bereik) (Oudenbosch)
- dae ‘t mörge nog mer wist, dae lag zich ieër d’r veel (=als je dat eerder wist, had je er rekening mee kunnen houden) (Heitsers)
- dae ès smërgës daud opgestoeën (=hij lag dood in bed) (Munsterbilzen - Minsters)
- daor laag ie naaw te lèllepôote (=daar lag hij nu uitgeteld) (Tilburgs)
- De tafel laag volgeklenterd bè aaën tuchel (=De tafel lag vol oude rommel) (Heusdens)
- Dèè ès keploons hinne hiehë (=hij is dood en begraven (het oud kerkhof lag op de kapelanie in Genk)) (Genker)
- Es ich alles van te veure wis, lag ich mich veur dat ich veel! (=Als je alles van te voren wist.....) (Steins)
- hae hoch pietsje den daud on wërke (=de dakdekker lag in de goot) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae loeg op zën lui petatte (=hij lag daar niets te doen) (Munsterbilzen - Minsters)
- heel den boel laagt doar uup over kluut (=alles lag daar in totale wanorde) (Wetters)
- hij laag doar te spinhakk' n (=hij lag daar in onmacht) (Westerkwartiers)
- ie lag hlad voe p (ampus (=moe) (Zeeuws)
- iëver de brêg vant kanaal noë Zietendel loeg nog een hoote brèg, baliebrèg zaagte ze doë tiëge, ze wont 'taajelëk ongelaach as naudbrèg vërret bels laeger, noët boembardement onder den oerlog. (=over het Albertkanaal richting Zutendaal lag een houten noodbrug, baliebrug genaamd, die de soldaten van het Belg. leger er zogezegd tijdelijk legden na een Duits bombardement) (Munsterbilzen - Minsters)
- ij kwaam as eurste deur (=hij lag voorop) (Oudenbosch)
- je lag me zin toute in de goute wanjekwam van de macoute, je was één karoute (=hij lag met zijn gezicht in de goot na een bezoek in de macote, want hij was erg dronken.) (werviks)
- Klei stikketj (=Ik lag me een kriek) (Bodegems)
- mien mooe lag op ziek-nghuus (=mijn moeder lag in 't ziekenhuis) (Sallands)
- op de booveste plaank van ut kammenet laage de spulle van ons moeder. (=op de bovenste plank van de kast lag het maandverband.) (Tilburgs)
- tkampt sei de bulte en se lag vanonderen (=spannende strijd) (Roeselaars)
- Tlag doa ool kul over kloten (=Alles lag er heel rommelig bij) (Poperings)
- ut laag urnèffe (=het lag ernaast!!) (Tilburgs)
- ze lag oep men onderbroek (=ik ben te laat) (Antwerps)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen