Spreekwoorden met `eet`

Zoek


55 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `eet`

  1. alle beetjes helpen (=ook kleine dingen dragen bij aan het grote geheel)
  2. als je alles van tevoren weet, ga je liggen voor je valt (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
  3. als je veel eet, dan ben je lelijk als je dood bent. (=waarschuwing tegen te veel eten.)
  4. bij de vleet (=er is meer dan voldoende van (vleet was vroeger een groot visnet))
  5. bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien (=bij gebrek aan het goedkope, het dure gebruiken)
  6. bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien. (=bij gemis aan het gewone moet men zijn toevlucht soms wel tot iets duurders nemen.)
  7. de boer eet vis als het spek op is (=je moet tevreden zijn met wat je hebt)
  8. de koe van de pastoor eet iedere dag mals gras (=wie trouw is aan machtige mensen, heeft een heerlijk leven)
  9. de soep wordt nooit zo heet gegeten, als zij wordt opgediend (=er worden meestal minder zware maatregelen toegepast dan was aangekondigd)
  10. een bitter beetje (=een klein beetje)
  11. een heet hangijzer (=een moeilijk onderwerp waar veel discussie over bestaat)
  12. een klap van de molen (beet) hebben (=niet goed bij het verstand zijn)
  13. een oude zwaluw weet haar nest. (=oude mensen hebben veel levenservaring.)
  14. een profeet die brood eet (=iemand die waardeloze voorspellingen doet)
  15. een zweetje op iets halen (=zich ergens fel voor inspannen)
  16. eet geen paaseieren op goede vrijdag (=alles op zijn tijd, het feest niet te vroeg vieren)
  17. eet vis, als er vis is. (=een gunstige gelegenheid moet men niet ongebruikt laten voorbijgaan.)
  18. er heet noch koud van worden (=zich nergens iets van aantrekken)
  19. er is meer dan een koe die blaar/bles heet (=de mening van anderen telt ook)
  20. eten dat je zweet en werken dat je het koud krijgt, dat zijn de waren. (=slecht personeel. Uit de tijd dat meiden en knechts bij de boer in de kost waren.)
  21. eten is een goed begin: het ene beetje brengt het ander in. (=letterlijke betekenis.)
  22. geen profeet is in zijn (eigen) land geëerd (=in tegenstelling tot vreemden, zijn mensen uit je woonplaats minder bereid te luisteren)
  23. haring bij de vleet (=in overvloed. (Een `vleet` is een groot net dat door de haringloggers werd/wordt gebruikt.))
  24. heet gebakerd (=driftig van aard)
  25. heet van de naald (=nog heel nieuw (van een product))
  26. het eet geen brood (=het kost niets om het te bewaren, behoeft geen onderhoud)
  27. het ijzer smeden als het heet is (=je moet op het juiste moment de kansen grijpen en dingen doen)
  28. het is maar een weet (=als het eenmaal bekend is, is het niet moeilijk meer)
  29. hij droomt van schol maar eet graag platvis (=hij verwacht te veel)
  30. in de nood eet de duivel vliegen. (=als je in nood verkeert, stel je je tevreden met dingen die je anders zou weigeren.)
  31. je planeet lezen (=de toekomst voorspellen)
  32. je weet nooit hoe een koe een haas vangt (=het kan altijd nog op onverwachte wijze tot een oplossing komen)
  33. koud en heet uit één mond blazen. (=verschillende standpunten innemen om zijn eigen belangen te dienen)
  34. leef niet om te eten maar eet om te leven (=vergeet niet om ook plezier te maken in het leven)
  35. met de maat waarmee gij meet, zal u weder gemeten worden (=op de manier zoals je een ander behandelt zal je ook zelf behandeld worden)
  36. platvis eet je met de ramen open en rondvis met de ramen dicht (=m.a.w. platvis is een zomervis en rondvis is in de winter op z`n best)
  37. spreek wat waar is, drink wat klaar is, eet wat gaar is. (=wees bescheiden en dankbaar voor wat je hebt)
  38. uit wiens hand men eet wiens woord men spreekt (=diegene bij wie we ons geld verdienen geven we meestal gelijk)
  39. van meet af aan (=vanaf het begin)
  40. vrij buurmans` kind, dan weet je wat je vindt. (=het is verstandig om vast te houden aan wat bekend en vertrouwd is)
  41. wat de boer niet kent, dat eet hij niet. (=mensen houden niet van (zijn bang voor) wat ze niet kennen.)
  42. wat de boer niet kent, dat vreet hij niet (=hij wenst uitsluitend gerechten te nuttigen die hij reeds kent)
  43. wat de een niet lust, daar eet een ander zich dik aan. (=smaken verschillen.)
  44. wat de vos niet weet, weet de haas ook niet (=het is moeilijk iets te weten als het je nooit verteld is)
  45. wat de vrouw graag mag, eet de man elke dag. (=mannen eten wat hun vrouw kookt, ook als het niet hun favoriete gerecht is)
  46. wat goed eet, schijt goed. (=gezond eten laat het lichaam goed functioneren.)
  47. wat niet weet, wat niet deert (=waar je geen weet van hebt kun je ook geen last hebben)
  48. weet wat je zegt, maar zeg niet alles wat je weet (=wees voorzichtig met woorden en je informatie)
  49. wie appelen vaart, die appelen eet (=als je handelt in bepaalde goederen, dan zul je deze zelf waarschijnlijk ook gebruiken. / Iemand die bepaalde werkzaamheden voor een ander moet verrichten, geniet daar doorgaans zelf ook van)
  50. wie olie meet wordt er vet van (=in slecht gezelschap wordt men slecht)

70 betekenissen bevatten `eet`

  1. alle baat helpt zei de schipper, en hij blies in het zeil (=alle beetjes helpen)
  2. een oortje gespaard is een oortje gewonnen. (=alle beetjes helpen als je spaart.)
  3. zonder geluk vaart niemand wel (=alleen met hard werken komt men er niet, ook een beetje geluk is nodig om ergens te komen)
  4. als het huis volbouwd is breekt men de steigers af (=als het doel bereikt is, vergeet men de helpers)
  5. lieg ik, dan lieg ik in commissie (=als ik niet de waarheid vertel komt dat omdat ik niet beter weet of vertel wat anderen vertellen)
  6. elke dag een draadje is een hemdsmouw in een jaar (=als je iedere dag een beetje doet komt het karwei uiteindelijk klaar)
  7. als je hem een vinger geeft, neemt hij de hele hand (=als je iemand een beetje helpt, wil diegene altijd je hulp)
  8. geen bericht is goed bericht (=als je niet weet hoe het met iets of iemand gaat, kun je ervan uitgaan dat het goed gaat, zolang je geen slecht bericht ontvangt)
  9. in de luren leggen (=beetnemen)
  10. dat is iemand met een gebruiksaanwijzing (=dat is iemand waarvan je weet hoe je met diegene om moet gaan)
  11. dat kan ik wel in mijn holle kies stoppen (=dat is wel een heel klein beetje)
  12. dat mag de duivel weten (=dat weet ik niet)
  13. de tand des tijds (=de sleet door de ouderdom)
  14. doen alsof je neus bloedt (=doen alsof je van niets weet)
  15. je van de domme houden (=doen alsof men van niets weet)
  16. uit de lucht komen vallen (=doen alsof men van niets weet / erg plotseling en onverwacht)
  17. op de lappen (=een beetje opgeknapt - op stap om te drinken)
  18. iets aan het handje hebben (=een beetje verkering hebben)
  19. zand schuurt de maag (=een beetje zand eten is niet erg (meer algemeen: stel je niet aan!))
  20. een bitter beetje (=een klein beetje)
  21. iemand het voordeel van de twijfel gunnen (=een onzekere factor voor hem zo gunstig mogelijk laten meetellen)
  22. een vriendelijk gezicht brengt overal licht (=een vrolijk persoon weet vaak meer te bereiken dan een nors persoon)
  23. er een punthoofd van krijgen (=er compleet gek van worden)
  24. het is een kwade wind die niemand voordeel brengt (=er is altijd wel iemand die van de omstandigheden weet te profiteren)
  25. bij de vleet (=er is meer dan voldoende van (vleet was vroeger een groot visnet))
  26. je op glad ijs wagen/begeven (=ergens over gaan praten waar die weinig van af weet)
  27. een holle darm. (=gezegd van iemand die veel eet)
  28. beter laat dan nooit (=het is beter dat iets een beetje te laat komt, dan dat het nooit gebeurt)
  29. de mussen vallen (dood) van de daken (=het is snikheet)
  30. er is tuk aan de hengel (=hij heeft beet (krijgt zijn zin))
  31. er loopt bij hem een streep door (=hij is een beetje gek)
  32. schoenmaker blijf bij je leest (=hou je niet bezig met dingen waar je niets van weet)
  33. iemand om de tuin leiden (=iemand beetnemen of bedriegen)
  34. het zwarte schaap van de familie (=iemand die een beetje buiten de familie staat qua gedrag)
  35. een hele Piet (=iemand die meetelt)
  36. een gewaarschuwd mens telt voor twee (=iemand die vooraf weet wat er fout kan gaan moet zich er maar op voorbereiden)
  37. een gladde vogel (=iemand die zich overal weet uit te redden op slinkse wijze)
  38. zien eten doet eten. (=iemand zien eten bevordert de eigen eetlust.)
  39. er geen spaan van heel laten (=iets compleet vernielen)
  40. de ontbrekende schakel (=iets dat nog mist om iets compleet te maken)
  41. er je eigen plasje overheen doen (=iets een beetje veranderen zodat helemaal naar je zin is. In werksituaties kan dit soms uit de hand lopen, als er veel belanghebbers zijn die allemaal hun eigen plasje over een document willen doen. Het kan dan resulteren in een onleesbare tekst.)
  42. mijn naam is haas (=ik weet nergens van en wil er niks mee te maken hebben!)
  43. haring bij de vleet (=in overvloed. (Een `vleet` is een groot net dat door de haringloggers werd/wordt gebruikt.))
  44. de boer op de bok liet de teugels vieren, het paard kende zelf de weg wel. (=je moet niet doen alsof je de beste bent, iemand anders weet ook wel wat)
  45. met de nachtschuit komen (=laat komen / iets vertellen dat iedereen al weet)
  46. beter één vogel in de hand dan tien in de lucht (=liever een beetje dan helemaal niets / kleine concrete resultaten zijn beter dan grootse plannen)
  47. je licht niet onder de korenmaat zetten (=meespreken, je mening geven en laten merken dat je er iets van weet)
  48. kleine houwen vellen grote eiken. (=met veel kleine beetjes kun je veel bereiken)
  49. de vermoorde onschuld spelen (=net doen alsof je van niets weet)
  50. niet goed bij zijn positieven zijn (=niet op zijn gemak zijn, een beetje ziek zijn)

50 dialectgezegden bevatten `eet`

  1. 'k (w) eet sondre (=ik vraag mij af) (Waregems)
  2. 'k drink nie uit da glas worda torjuust iemand ö gezabberd eet (=ik drink niet uit dat glas waar net iemand anders van dronk) (Sint-Niklaas)
  3. 'k Kommn van d'n Oek en m'n moeder éet Lies. (=Ik woon in Hoek en mijn moeder heet Lies) (Oeks)
  4. 't eet pelle (=erg zijn) (Knesselaars)
  5. 'T en eet 'r ginne lap an (=Het is niet te vergelijk) (Harelbeeks)
  6. 't es wel besteekt, ie eet z'n eign aanedoan, ie eet zelv' ezocht (=eigen schuld (dikke bult) ) (Waregems)
  7. 't is alt deur iet da ne puit geen hoar eet (=Het komt altijd wel door het een of ander) (Bevers)
  8. 't is aolt van iet da nen puit geen haor eet (=Er is voor alles wel een reden te vinden) (Bevers)
  9. 'T is e blièvege (=Ze eet niet alles op) (Poperings)
  10. a eet 't spek on zènne meuln (=hij heeft het zitten) (Meers)
  11. a eet d'neef opgeeten (=hij heft iedereen tegen zich, hij wordt beschuldigd verantwoordelijk te zijn) (Meers)
  12. a eet d'neef opgeten (=hij is verantwoordelijk, hij wordt aangewezen als de schuldige) (Meers)
  13. a eet den afgank (=hij heeft diarree) (Herns (Herne, VL-B))
  14. a eet e gat in zèn and (=geld verkwisten, gemakkelijk geld uitgeven) (Meers)
  15. à eet e stik in zenen gillée, meulen (=hij is dronken) (Meers)
  16. a eet een vèis los (=hij is niet goed bij zijn verstand) (Meers)
  17. a eet em beskeeten (=schrik hbben) (Giesbaargs)
  18. a eet em een blèis opg'angen (=hij heeft hem iets wijs gemaakt) (Meers)
  19. a eet er mor vier en nen beezekoek (=hij is niet erg slim) (Meers)
  20. a èèt er mur drou en nen bezekoek (=hij heeft ze niet allemaal op een rijtje) (Meers)
  21. a èèt er veel van wég (=hij gelijkt goed op iemand) (Meers)
  22. a eet ier gieën witte voeten (=niet welkom zijn) (Meers)
  23. a eet in mèn raupen gesketen (=hij heeft me beledigd) (Meers)
  24. a eet kiekevlees (=rillen, beven (van de kou) ) (Giesbaargs)
  25. a eet niks in de pap te brokkel'n (=hij heeft niets te zeggen, hij heeft geen invloed) (Meers)
  26. a eet on zenne rekker (=hij heeft het zitten) (Meers)
  27. à ès gó gèstèsseld, à èèt è goei stroèt oep (=Hij is goed dronken) (Bierbeeks)
  28. Aa eet een veureut woër dadden zoeg kan op viggeren (=Hij heeft een groot voorhoofd) (Ninoofs)
  29. ae eet aon zèn sterre (=hij gaat nat) (Wichels)
  30. aet dat-ste get weurs!! (=eet goed, zo dat je groot en sterk wordt.!!) (Steins)
  31. aet mér mèt zën tein geboje (=eet maar met je vingers (handen)) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. aet mér vêr den hoenger wo kump (=heb je geen honger, eet toch maar wat) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. aet zënën troeëg ës lieëg ! (=eet je bord leeg !) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. aofgank (=als je teveel eet krijg je last) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. aotnd in zne kop eet eetnd nie in ze gat (=het is een doordrijver) (Kortemarks)
  36. aste nie gees wërke, konste strak op zën kin kloppe (=wie niet werkt, niets eet) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. brojkë reike, kentsjë bijte ( aan het gebakken spek ruiken maar wel een goede hap brood eten !) (=het vlees is duur, eet maar wat meer brood) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. da blet, da schet, da fret & da zekt (=dat huilt, dat kakt, dat eet en dat pist) (Antwerps)
  39. Dadd'n eet ooltwuppe gin brwuh (=Dat kan nog van pas komen) (Harelbeeks)
  40. dae fraetzak slig (hoot) zich alles èn zene gielës (=de gulzigaard eet alles op) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. Dae gaer eier itj kan daodoor nog gein eier lègke! (=Die graag eieren eet kan daardoor nog geen eieren leggen!) (Kinroois)
  42. dae lojt dat ammël èn zënë penskèttël (=hij eet dat allemaal op) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. dao stèktj d’r de naas neet aan (=dat lust hij niet; dat eet hij niet) (Heitsers)
  44. das minne meug (=dat eet ik graag) (Sint-Niklaas)
  45. das ne schoefeljeir (schoefelas) (=die man (vrouw) eet altijd zo gulzig) (Sint-Niklaas)
  46. das tstomste da God in ze ryk geschoapn éét (=iets dommer ken ik niet) (Lichtervelds)
  47. dat eet gieën briuët (=het is niet dringend) (Kaprijks)
  48. dat mauste dich zelf opfraete (=dat lust ik niet, eet het zelf maar op) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. de bès ne graute sloekër (=je eet veel te veel) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. eet gieen bruet (=het kost niets om zoiets in voorraad te hebben) (Lokers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen