Spreekwoorden met `MA`

Zoek


800 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `MA`

  1. `t MAg vloeien, `t MAg ebben. Die niet waagt zal `t niet hebben (=je moet niet denken als je niets onderneemt dat ze het dan bij je thuis komen bezorgen)
  2. aan de MAn brengen/helpen (=verkopen)
  3. aan de voeten van GaMAliël zitten (=aandachtig luisteren naar de les die een wijs persoon meegeeft)
  4. aan doveMAns deur kloppen (=vragen terwijl men geen gunstig antwoord hoeft te verwachten)
  5. aan hetzelfde euvel MAnk gaan (=dezelfde fouten maken als iemand anders)
  6. aan ieMAnds leiband (=door iemand geleid)
  7. aan ieMAnds lippen hangen (=aandachtig luisteren)
  8. aan ieMAnds voeten liggen (=iemand vereren, een absolute fan van iemand zijn)
  9. achter ieMAnd zoeken (=iemand kwaad proberen te doen)
  10. ad MAjorem dei gloriam (=tot meerdere eer van God) (Latijn)
  11. al te goed is buurMAns gek (=van te veel goedheid wordt misbruik gemaakt)
  12. alleMAns neus is geen kapstok. (=je moet niet alles aan iedereen vertellen.)
  13. alleMAns raad is alleMAns zot. (=volg niet blindelings het advies van iedereen)
  14. alleMAns vriend is alleMAns gek. (=als je iedereen te vriend wil houden, zal men misbruik van je maken.)
  15. alleMAns vriend is iederMAns nar (=je kan niet voor iedereen goed doen)
  16. alleMAns werk is nieMAnds werk. (=als iedereen verantwoordelijk is, doet niemand het daadwerkelijk.)
  17. alles MAlletje naar MAlletje doen/MAken (=alles steeds weer op precies dezelfde manier doen)
  18. als blikseMAfleider fungeren (=iemand die of iets dat de boze bui van iemand kan afleiden)
  19. als buurMAns huis brand is het tijd om uit te zien. (=leer van andermans problemen)
  20. als de MAan vol is schijnt ze overal (=als iemand gelukkig is, kan iedereen dat zien)
  21. als de nood aan de MAn komt (=als het ernstig wordt)
  22. als de wijn is in de MAn, is de wijsheid in de kan (=drank verdringt gezond verstand)
  23. als een luis in ieMAnds pels zijn (=iemand voortdurend in de weg lopen. Iemand tegenwerken)
  24. als een MArmot (=slapen als een marmot : diep, rustig)
  25. als het bier is in de MAn dan is de wijsheid in de kan (=van dronkaards verwacht men geen verstandige woorden)
  26. als het kind MAar een naam heeft (=passend of niet, je moet het kunnen noemen (een naam geven))
  27. als jut voor de haakMAnd staan (=beteuterd, triest)
  28. als katten muizen, MAuwen ze niet (=wanneer je aan het eten bent, praat je niet zoveel)
  29. als niet komt tot iet dan is het alleMAns verdriet (=een `parvenu` heeft dikwijls kapsones)
  30. anderhalve MAn en een paardenkop (=weinig aanwezigen)
  31. anderMAns boeken zijn duister te lezen (=de toestand of bedoelingen van een ander zijn moeilijk in te schatten)
  32. anderMAns veren (=iets van een ander (andermans eer))
  33. armoe met eren kan nieMAnd deren. (=arm zijn is niet erg als je maar eerlijk bent)
  34. belofte MAakt schuld (=als je iets beloofd hebt moet je dat ook nakomen)
  35. benen MAken (=(haastig) weggaan)
  36. bij het scheiden van de MArkt leert men de kooplui kennen (=iemands ware karakter blijkt pas als het erop aankomt)
  37. bij ieMAnd aankloppen (=hulp vragen)
  38. bij ieMAnd in het krijt staan (=aan iemand iets schuldig zijn)
  39. bij ieMAnd nog wel kunnen schoolgaan (=aan iemand nog een voorbeeld kunnen nemen)
  40. bitter in de mond MAakt het hart gezond (=ook wat minder aangenaam is, kan gezond of goed zijn)
  41. bokkensprongen MAken (=van het een op het ander springen - zotte sprongen maken)
  42. buurMAns gras is altijd groener (=bij anderen lijkt het altijd beter (omdat men daar de interne problemen niet van kent))
  43. buurMAns leed troost (=door het verdriet of de pijn van een ander kun je je eigen verdriet en pijn beter verdragen)
  44. captie MAken (=bezwaren/aanmerkingen maken)
  45. comMAndeer je hond en blaf zelf (=dat bevel weiger ik uit te voeren)
  46. daar is wel wachten MAar geen vasten naar (=dat zal niet gauw gebeuren)
  47. dan moet de wal het schip MAar keren (=als iemand niet vooraf rekening houdt met een naderend probleem, dan moet het probleem maar daadwerkelijk in volle omvang ontstaan, en dan alsnog worden opgelost)
  48. dat is alleen voor pater en MAter en niet voor het hele convent (=dat is voor jou te hoog gegrepen)
  49. dat is BeuleMAns Frans (=dat is slecht Frans spreken. In België zeggen de Vlamingen dat over Waals. Walloniërs op hun beurt vinden Vlaams weer slecht Nederlands)
  50. dat is geen punt. / Daar MAken we geen punt van (=dat is geen probleem. / Dat is helemaal geen argument)

1184 betekenissen bevatten `MA`

  1. distels maaien is distels zaaien (=`MAar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  2. distels breken is distels kweken (=`MAar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  3. distels trekken is distels stekken (=`MAar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  4. naar iemands pijpen dansen (=(onderdanig) alles doen wat ieMAnd vraagt)
  5. op de vingers kijken (=(Op een vervelende MAnier) scherp toezien hoe ieMAnd iets doet, zodat elke fout direct opgemerkt wordt)
  6. aan de fep zijn (=(overMAtig) drinken)
  7. het smelt als boter in de mond (=(van eten) het is erg MAls)
  8. het zwaard aangorden (=(zich klaarMAken om) de strijd aan (te) binden)
  9. op het kussen helpen (=aan de MAcht helpen)
  10. op het kussen zitten (=aan de MAcht zijn)
  11. aan het lijntje hebben/houden (=aan de praat houden /  beloven, MAar steeds weer uitstellen)
  12. voor de ganzen preken (=aan doveMAns oren zeggen)
  13. aan de lopende band (=aan één stuk door; steeds MAar weer)
  14. aan de veren kent men de vogel (=aan het uiterlijk (verzorging/kleding) kun je zien met wat voor ieMAnd je te MAken hebt)
  15. van de daken schreeuwen (=aan iedereen luid kenbaar MAken)
  16. niet in iemands schaduw kunnen staan (=aan ieMAnd absoluut niet kunnen tippen)
  17. je hart uitstorten (=aan ieMAnd alles (in vertrouwen) vertellen)
  18. fiolen van toorn over iemand uitstorten (=aan ieMAnd duidelijk laten blijken dat je kwaad op diegene bent)
  19. bij iemand in het krijt staan (=aan ieMAnd iets schuldig zijn)
  20. iemands maat niet kunnen halen (=aan ieMAnd niet kunnen tippen)
  21. bij iemand nog wel kunnen schoolgaan (=aan ieMAnd nog een voorbeeld kunnen nemen)
  22. plat op de buik gaan (=aan ieMAnd toegeven, zich overleveren)
  23. in zijn eigen vet gaar koken (=aan zijn lot overlaten (ieMAnd die iets misdaan heeft))
  24. iemand het hof maken (=aardig tegen ieMAnd doen in de hoop aardig gevonden te worden)
  25. van achteren kijkt men de koe in zijn gat (=achteraf is het MAkkelijk kritiek geven)
  26. achterna kakelen de kippen (=achteraf is het MAkkelijk kritiek geven)
  27. met de vork schrijven (=afzetten, meer kosten rekenen dan werkelijk geMAakt)
  28. vragen kost geen geld (=al heb je weinig kans, je kan het in elk geval MAar vragen)
  29. koud bier maakt warm bloed. (=alcohol MAakt aggressief)
  30. het tafellaken doorsnijden (=alle bindingen met ieMAnd verbreken)
  31. geld stinkt niet (=alle MAnieren om aan geld te komen zijn toegestaan)
  32. het doel heiligt de middelen (=alle middelen zijn toegelaten, zolang het doel MAar bereikt wordt)
  33. `t Moet al een ruige hond wezen, die twee nesten warm houden kan (=alleen een rijke MAn kan er een tweede vrouw op na houden)
  34. de Mammon dienen (=alleen MAar belangstelling hebben voor geld)
  35. iemand over de hekel halen (=allerlei slechte dingen vertellen over ieMAnd)
  36. de wereld op zijn duim kunnen draaien (=alles doen wat ieMAnd wil)
  37. de kust is veilig (=alles is in orde - er is nieMAnd in de buurt)
  38. zo vrij als een vogeltje in de lucht (=alles kunnen doen en laten wat ieMAnd wil)
  39. long en lever verteren (=alles opMAken)
  40. alles door het halsgat jagen (=alles opMAken aan eten en drinken)
  41. alles malletje naar malletje doen/maken (=alles steeds weer op precies dezelfde MAnier doen)
  42. iemand tot op zijn hemd uitkleden (=alles van ieMAnd afnemen, een te hoge prijs laten betalen)
  43. iemand om zijn vinger (kunnen) winden (=alles van ieMAnd gedaan (kunnen) krijgen of alles mogen)
  44. je hebben en houwen verliezen (=alles wat ieMAnd bezit kwijtraken)
  45. overdag hebben waar men `s nachts van droomt (=alles zoMAar in de schoot geworpen krijgen)
  46. liggende maan, staande matrozen. (=als de MAan op zijn kant staat komt er storm op zee)
  47. vis begint aan de kop te stinken (=als een bedrijf een slecht MAnagement heeft)
  48. vele handen maken licht werk (=als een karwei samen wordt opgepakt is het snel en geMAkkelijk gedaan)
  49. waar meerderman komt moet minderman wijken (=als een MAchtig persoon iets zegt, moet de minder MAchtige zwijgen)
  50. de kat de bel aanbinden (=als eerste een begin MAken aan iets moeilijks (een lastige klus of een ingewikkeld gesprek))

50 dialectgezegden bevatten `MA`

  1. 'k em gin oejge oep MA gat! (=ik kan niet alles zien!) (Antwerps)
  2. 'k gon MA een betj'n afkappen (=ik ga een dutje doen) (Meers)
  3. 't komt te pjeit MA 't goat te vut (=je hebt het rap zitten, MAar je geraakt er niet geMAkkelijk van af) (Mols)
  4. ‘k kost MA nimmer augen van ’t lachen (=ik kon het lachen niet bedwingen) (Meers)
  5. A ee MA ne poeëter geschiljerd (=Hij heeft me wat geflikt!) (Ninoofs)
  6. as os MA zit dat zoe es, dan est zoe! (=als moeder zegt dat het zo is, dan is het zo!) (Heusdens)
  7. da's MA droegskes zenne (=uitdrukking wanneer er ieMAnd alleen is) (Antwerps)
  8. da' s MA proveswaar (=voorlopige oplossing) (Hulshouts)
  9. daaj és nog e stük erger aster MA (=vergeleken met haar moeder valt ze tegen) (Bilzers)
  10. Das ok MA va ginderhenne (=Het trekt op niets) (Loois)
  11. de petakke stoawn al skoewn MA ich móet ze nog húuge (=De aardappelen staan al hoog MAar ik moet ze nog aanaarden, ophogen) (Walshoutems)
  12. die MA niet inne Oasiestraat lope (=wijdbeens lopen) (Leewarders)
  13. eek distancieer MA van da (=Ik heb daar niets mee te zien) (Gents)
  14. ein zaade ga kwoad aup MA, ge za ga taug MA loetse (=ook al ben je kwaad, ik zie je nog graag) (Gents)
  15. ën vroo teent mich toch zoe aad, ët kos ëm zën MA wol zien (=zijn vrouw lijkt me zo oud als zijn eigen moeder) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. ge moetj MA gin muil'n liëren trekken (=e moet mij niets wijsMAken) (Meers)
  17. Gij kunt menne rug op / Kust m' n klote MA (=Laat het MAar zijn) (Leopoldsburgs)
  18. goa noar huis, eu MA ee viskes gebakken (=ga weg) (Gents)
  19. Gonne wonne ponnie, MA da konnie want de ponnie wonnie (=Gonnie wilde een pony MAar dat kon niet want de pony wilde niet) (ossies)
  20. gotj da klieëd MA (=past dat kleed me) (Meers)
  21. Ie MA woapns droan (=Hij MAg wapens dragen) (Waregems)
  22. Iech mösh, iech kösh, MA iech dörsh neet (=Ik moest, ik kon, MAar ik durfde niet) (Boorsems)
  23. ik go MA een wreef geven (=ik ga me wassen) (Meers)
  24. Ik zen geboren in de Zelm, de de vo en moe van os pa, die van os MA die weunde op de Hoef (=Ik ben geboren in de Zelm, bij de moeder en de vader van mijn vader.Mij moeder haar ouders woonde in Achterbos) (Mols)
  25. j'et MA e strooi in z'n gat te steken en te bloazen (=van ieMAnd die geMAkkelijk te beinvloeden is) (Iepers)
  26. klapt teige MA gat, MAane kop doo zie (=laat me met rust) (Brussels)
  27. kust MA jen tanden, tis morgen peirdekoers (=kuis MAar al je tanden, het is morgen paardenkoers (repliek, laatste woord)) (west-vlaams)
  28. lae MA kank allanka (=laat MAar, kan ik al) (Zeeuws)
  29. MA k'èt a langk a (=Laat MAar, ik heb het al) (Zeeuws)
  30. MA ket alangka (=laat MAar doen ik heb het al lang) (Zeeuws)
  31. Leg ter a boenen MA ni op te weik (=Reken er MAar niet op) (Londerzeels)
  32. loat goan, loat goan MA doot neej-t in de bokse (=laat gaan. laat gaan MAar doe het niet in de broek) (Twents)
  33. MA dinkt! (=mijn gedacht!) (Ninoofs)
  34. MA lijje tôjje op je bek fiel (=hoop dat je valt) (Nijmeegs)
  35. MA m'ne goeien toch, tre'et ij ni aan (=Ach m'n beste, zit er niet mee) (Hulshouts)
  36. MA mec (=MAar MAn toch, …) (Hals)
  37. MA taur gedoo (=mij iets aangedaan) (tervurens)
  38. mé bloeme smééte MA de pot angt er nog an (=ieMAnd beledigen) (Tiens)
  39. Meude gij da van oew MA (=MAg jij dat van je moeder) (Bredaas)
  40. Meugdet ni, legt er auve kop dan MA bau (=Een bord voor je kop) (Mechels (BE))
  41. Muj MA kiek' n wah' j doet (=kijk MAar wat je gaat doen) (Sallands)
  42. Ons MA ee sùkker. (=Mijn moeder heeft diabetes.) (Roosendaals)
  43. os MA is wier aan't zage (=ons moeder is weer aan het zagen) (Heusdens)
  44. pakt aaw bulle MA bajien! (=er uit!) (Mols)
  45. past a poer a na MA (=past uw paar u nu MA) (Hals)
  46. t'oontje van zullie MA (=het hondje van mijn schoonmoeder) (`t-Heikes)
  47. toen 'm MA zag stoeën, trok 'm een uëgsken op MAu (=toen hij mij zag staan, knipoogde hij) (Meers)
  48. trouwen: ie denk daj der gold vindt MA ie vindt d'r nog gien roestigen spieker (=trouwen: je denkt dat je goud vindt, MAar je vindt nog geen roesterige spijker) (Twents)
  49. tsé MA nie (=het interesseert me niet, het boeit me niet) (Gents)
  50. Ut ken MA beurt weze (=Het kan MAar gebeurd zijn) (Westlands)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen