stangen

werkw.
Uitspraak:  [ˈstɑŋə(n)]
Afbreekpatroon:  stan·gen
Vervoegingen:  stangde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gestangd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

(iemand) doelbewust boos maken
Voorbeeld:  `Hij zit me altijd te stangen.`
Synoniem:  pesten

Zie ook:  stang


Synoniemen
jennen   pesten   plagen   sarren   tarten   tergen   treiteren   uitdagen   zieken   

2 definities op Encyclo
  • (Amsterdams) opnaaien, vervelend doen, iemand op de kast jagen
  • 1) Jennen 2) Iemand boos maken 3) Sarren 4) Opjutten 5) Boos maken 6) Op stang jagen 7) Voeren 8) Op de kast jagen 9) Plagen 10) Staven 11) Tarten 12) Uitdagen 13) Zieken 14) Treiteren 15) Iemand op de kast jagen 16) Tergen 17) Kwaad maken 18) Pesten
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
stangen

Taaladvies
Waar komt iemand op stang jagen vandaan en wat wordt ermee bedoeld? Zie Op stang jagen

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van stangen?
De verleden tijd van stangen is 'stangde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gestangd'.
Wat betekent stangen?
'(iemand) doelbewust boos maken'
Hoe spel je stangen?
stangen spel je S T A N G E N
Wat is een ander woord voor stangen?
Andere woorden voor stangen zijn jennen, pesten, plagen, sarren, tarten, tergen, treiteren, uitdagen en zieken.

Op andere websites
Zoek stangen op Woordenlijst.org
Zoek stangen op Google
Zoek stangen op Wikipedia