sarren

werkw.
Uitspraak:  ['sɑrə(n)]
Afbreekpatroon:  sar·ren
Vervoegingen:  sarde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gesard (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

iemand plagen of lastigvallen totdat die persoon kwaad wordt
Voorbeeld:  `de spelers van het andere team sarren`
Synoniemen:  treiteren, jennen, tergen,


Synoniemen
jennen   koeioneren   kwellen   narren   pesten   plagen   stangen   tarten   tergen   treiteren   uitdagen   zieken   

6 definities op Encyclo
  • (Amsterdams) opnaaien, pesten
  • •iemand voortdurend lastig vallen. • tweede betekenisomschrijving •:"Zin met het 'paginawoord' in de tweede betekenis erin." • enz.
  • hem steeds weer gemeen plagen vb: deze jongen doet niet anders dan sarren Synoniemen: jennen treiteren tergen
  • 1) Narren 2) Zuigen 3) Taquineren 4) Prikkelen 5) Tarten 6) Zieken 7) Kwellen 8) Huilen 9) Plagen 10) Darren 11) Judassen 12) Negeren 13) Koeioneren 14) Stangen 15) Folen 16) Treiteren 17) Tergen 18) Wachten 19) Jennen 20) Zwerven 21) Tanen 22) Uitlokken 23) Gemelijk zijn 24) Dwarszitten 25) Uitdagen
  • plagen
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
sarren (plagen)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van sarren?
De verleden tijd van sarren is 'sarde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gesard'.
Wat betekent sarren?
'iemand plagen of lastigvallen totdat die persoon kwaad wordt'
Hoe spel je sarren?
sarren spel je S A R R E N
Wat is een ander woord voor sarren?
Andere woorden voor sarren zijn jennen, koeioneren, kwellen, narren, pesten, plagen, stangen, tarten, tergen, treiteren, uitdagen en zieken.

Op andere websites
Zoek sarren op Woordenlijst.org
Zoek sarren op Google
Zoek sarren op Wikipedia