schijnen

werkw.
Uitspraak:  [ˈsxɛinə(n)]
Afbreekpatroon:  schij·nen
Vervoegingen:  scheen (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft geschenen (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) licht geven
Voorbeelden:  `De zon schijnt.`,
`Die lamp schijnt hinderlijk in mijn gezicht.`

2) lijken te zijn, zonder dat je weet of het zo is
Voorbeelden:  `Zij schijnt pas achttien jaar oud te zijn.`,
`Er schijnt hier vroeger een Romeinse tolweg gelopen te hebben.`

Zie ook:  schijn


Synoniemen
de schijn van iets hebben   doen voorkomen   eruit zien   flikkeren   fonkelen   glanzen   licht geven   licht verspreiden   lijken   overkomen   sprankelen   stralen   toeschijnen   twinkelen   voorkomen   

Spreekwoorden en zegswijzen
• ter wereld is er geen dodelijker venijn, dan vriend te schijnen en vijand te zijn (=hoed je voor onoprechte vrienden)
• je licht ergens op laten schijnen (=iets duidelijk maken)
• iemand in de ogen schijnen (=iemand hinderen)
• de zon niet in het water kunnen zien schijnen (=jaloers zijn, iets niet kunnen verdragen)
• de zon in het water kunnen zien schijnen (=kunnen verdragen dat een ander ook iets krijgt)
Naar de spreekwoorden

5 definities op Encyclo
  • • [copl] zich voordoen, vaak op bedrieglijke wijze. •in constructie met te + onbepaalde wijs: naar verluidt. • [inerg] straling uitzenden.
  • het ziet er zo uit, maar hoeft niet zo te zijn vb: het schijnt een aardige jongen hij schijnt weer te werken [dat heb ik horen zeggen] naar het schijnt ... [het lijkt zo te zijn]
  • 1) Stralen 2) Voorkomen 3) Uitstralen 4) Twinkelen 5) Fonkelen 6) Flikkeren 7) Sprankelen 8) Overkomen 9) Koppelwerkwoord 10) Tonen 11) Toeschijnen 12) Lijken 13) Schitteren 14) Lichten branden 15) Licht verspreiden 16) Licht uitstralen 17) Licht geven 18) Glanzen 19) Gloren 20) Gloeien
  • stralen; (Surinaams-Nederlands) verleiden
  • stralen Jaar van herkomst: 1100 (Willeram )
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden eindigen op schijnen:
beschijnendoorschijnentoeschijnenverschijnenweerschijnenuitschijnen

Herkomst volgens etymologiebank.nl
schijnen (stralen; een bepaalde indruk maken)

Taaladvies
  1. Een collega komt drijfnat binnen. Iemand roept: `Zo, het regent schijnbaar!` Moet schijnbaar hier niet blijkbaar zijn? Zie Schijnbaar / blijkbaar
  2. Waar komt de zon niet in het water kunnen zien schijnen vandaan en wat wordt ermee bedoeld? Zie De zon niet in het water kunnen zien schijnen


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van schijnen?
De verleden tijd van schijnen is 'scheen'. Het voltooid deelwoord is 'heeft geschenen'.
Wat betekent schijnen?
'licht geven' en 'lijken te zijn, zonder dat je weet of het zo is'
Hoe spel je schijnen?
schijnen spel je S C H I J N E N
Wat is een ander woord voor schijnen?
Andere woorden voor schijnen zijn de schijn van iets hebben, doen voorkomen, eruit zien, flikkeren, fonkelen, glanzen, licht geven, licht verspreiden, lijken, overkomen, sprankelen, stralen, toeschijnen, twinkelen en voorkomen.

Op andere websites
Zoek schijnen op Woordenlijst.org
Zoek schijnen op Google
Zoek schijnen op Wikipedia