I blameren

werkw.
Verbuigingen:  blameerde
Verbuigingen:  geblameerd

te schande maken, onteren


II blameren

werkw.
Verbuigingen:  blameerde zich
Verbuigingen:  heeft zich geblameerd

in kwaden naam brengen


Bron: WikiWoordenboek.

Synoniemen
aanrekenen   aanwrijven   berispen   beschuldigen   gispen   iemand iets aanrekenen   iemand iets verwijten   laken   nadragen   schandaliseren   verwijten   voorhouden   

2 definities op Encyclo
  • 1) Oneer aandoen 2) Schande aandoen 3) Schandaliseren 4) Tot schande strekken 5) Verwijten 6) Aanwrijven 7) Te schande maken 8) Aanrekenen 9) Nadragen 10) Gispen 11) Laken 12) Voorhouden 13) In kwade roep brengen 14) Berispen 15) Beschuldigen
  • berispen Jaar van herkomst: 1265-1270 (CG Lut.K )
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
blameren (te schande brengen, kleineren)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat betekent blameren?
'te schande maken, onteren'
Hoe spel je blameren?
blameren spel je B L A M E R E N
Wat is een ander woord voor blameren?
Andere woorden voor blameren zijn aanrekenen, aanwrijven, berispen, beschuldigen, gispen, iemand iets aanrekenen, iemand iets verwijten, laken, nadragen, schandaliseren, verwijten en voorhouden.

Op andere websites
Zoek blameren op Woordenlijst.org
Zoek blameren op Google
Zoek blameren op Wikipedia