aarzelen

werkw.
Uitspraak:  [ˈarzələ(n)]
Afbreekpatroon:  aar·ze·len
Vervoegingen:  aarzelde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft geaarzeld (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

niet direct weten of je iets moet doen
Voorbeelden:  `Uitgevers aarzelen over de productie van digitale boeken.`,
`aarzelen met investeren in de toekomst`,
`aarzelen of je na je schoolopleiding zult gaan studeren`
Synoniem:  weifelen


Synoniemen
dralen   drentelen   druilen   dubben   hannesen   talmen   teuten   treuzelen   twijfelen   weifelen   zaniken   zeiken   zeuren   

2 definities op Encyclo
  • 1) Dubben 2) Druilen 3) Hannesen 4) Stubbelen 5) Ongestadig zijn 6) Onzeker zijn 7) Tutteren 8) Weifelen 9) Talmen 10) Twijfelen 11) Zich weerhouden 12) Toeven 13) Ruggelen 14) Zaniken 15) Zeuren 16) Zeiken 17) Teuten 18) Temen 19) Huiveren 20) Schromen 21) Wankelen 22) Al vechtende wijken 23) Eromheen draaie...
  • weifelen
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
aarzelen (weifelen)

Taaladvies
Bestaat er verschil tussen weifelen en twijfelen? Zie Weifelen / twijfelen

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van aarzelen?
De verleden tijd van aarzelen is 'aarzelde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft geaarzeld'.
Wat betekent aarzelen?
'niet direct weten of je iets moet doen'
Hoe spel je aarzelen?
aarzelen spel je A A R Z E L E N
Wat is een ander woord voor aarzelen?
Andere woorden voor aarzelen zijn dralen, drentelen, druilen, dubben, hannesen, talmen, teuten, treuzelen, twijfelen, weifelen, zaniken, zeiken en zeuren.

Op andere websites
Zoek aarzelen op Woordenlijst.org
Zoek aarzelen op Google
Zoek aarzelen op Wikipedia