treuzelen

werkw.
Uitspraak:  [ˈtrøzələ(n)]
Afbreekpatroon:  treu·ze·len
Vervoegingen:  treuzelde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft getreuzeld (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

dingen te langzaam doen
Voorbeeld:  `treuzelen met het eten`


Synoniemen
aarzelen   dralen   drentelen   druilen   hannesen   talmen   teuten   zaniken   zeiken   zeuren   

5 definities op Encyclo
  • iets langzaam doen wat ook wel sneller kan vb: ze loopt altijd erg te treuzelen bij de afwas Synoniemen: dralen teuten talmen Tegenstellingen: opschieten voortmaken
  • 1) Beuzelen 2) Dauwelen 3) Tuilen 4) Zaniken 5) Wauwelen 6) Tutteren 7) Niet voortmaken 8) Lijmen 9) Dralen 10) Klungelen 11) Drentelen 12) Sammelen 13) Langzaam bezig zijn 14) Lijntrekken 15) Druilen 16) Dreutelen 17) Tijdrekken 18) Lenteren 19) Leuteren 20) Neutelen 21) Keuteren 22) Weifelen 23) Teutelen
  • talmen
  • talmen Jaar van herkomst: 1659 (WNT )
  • Treuzelen is iets langzaam doen wat ook sneller kan. [basiswoordenlijst groep 4]
Toon uitgebreidere definities

Herkomst volgens etymologiebank.nl
treuzelen (talmen)

Taaladvies
Waar komt de uitdrukking om de hete brij heen draaien vandaan? Zie Om de hete brij heen draaien

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van treuzelen?
De verleden tijd van treuzelen is 'treuzelde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft getreuzeld'.
Wat betekent treuzelen?
'dingen te langzaam doen'
Hoe spel je treuzelen?
treuzelen spel je T R E U Z E L E N
Wat is een ander woord voor treuzelen?
Andere woorden voor treuzelen zijn aarzelen, dralen, drentelen, druilen, hannesen, talmen, teuten, zaniken, zeiken en zeuren.

Op andere websites
Zoek treuzelen op Woordenlijst.org
Zoek treuzelen op Google
Zoek treuzelen op Wikipedia