654 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zij`
- aan de beterende hand zijn (=langzaam genezen, herstellen)
- aan de boemel zijn (=fuiven)
- aan de fep zijn (=(overmatig) drinken)
- aan de kwakkel zijn (=last hebben van de gezondheid)
- aan de orde van de dag zijn (=vaak voorkomen)
- aan de pimpel zijn (=sterkedrank drinken)
- aan de scharrel zijn (=verkeren zonder verloofd of getrouwd te zijn)
- aan de Turken overgeleverd zijn (=slecht behandeld, bedrogen, mishandeld worden)
- aan de voorhand zijn/zitten (=voorrang hebben)
- aan de zwabber zijn (=een onbezorgd leventje leiden)
- aan de zwier zijn (=uitgaan, drinken)
- aan een goed kantoor zijn (=op de juiste plaats zijn)
- aan een oor doof zijn (=iets niet willen horen)
- aan een zijden draadje hangen (=de kansen zijn nog niet verkeken, maar het scheelt erg weinig)
- aan elkaar gewaagd zijn (=beiden vrijwel evenwaardig zijn)
- aan gene zijde van het graf (=na de dood)
- aan handen en voeten gebonden zijn (=geen kant op kunnen)
- aan het eind van zijn akker zijn (=het geld is op)
- aan het eind van zijn Latijn zijn (=uitgeput zijn)
- aan het verkeerde kantoor zijn (=iemand die je niet kan helpen)
- aan zijn broek krijgen (=ermee opgescheept worden)
- aan zijn eerste leugen niet gebarsten en voor zijn tweede niet opgehangen zijn (=een grote leugenaar zijn)
- aan zijn eindje vasthouden (=zijn standpunt handhaven)
- aan zijn gerief komen (=vinden wat men nodig heeft (inz. seksuele behoeften))
- aan zijn neus hangen (=hem inlichten)
- aan zijn snoer rijgen (=tot volgeling maken)
- aan zijn trekken komen (=krijgen wat diegene graag wilt en fijn/leuk vindt)
- achter de rug zijn (=voorbij zijn)
- Aken en Keulen zijn niet op één dag gebouwd (=voor een uitgebreide klus heb je meer tijd nodig)
- al zijn kruit verschoten hebben (=geen verdere oplossingen meer weten - niet meer verder kunnen)
- al zijn patronen verschieten (=alle mogelijkheden uitproberen)
- alle dagen geen vetpot zijn (=er is armoede)
- alle molenaars zijn geen dieven (=scheer niet iedereen over dezelfde kam)
- alle scheuten zijn geen rozen. (=uiterlijk bedriegt; niet alles is van hoge kwaliteit.)
- alle tij heeft zijn weertij (=alles heeft een keerzijde)
- alle vloed heeft zijn weerloop. (=soms zit het mee en soms zit het tegen)
- alle vrijers zijn rijk. (=door verliefdheid de negatieve dingen van je partner niet zien)
- alle waar is naar zijn geld (=van iets goedkoops mag je geen topkwaliteit verwachten)
- als David zijn volk telde verloor hij de strijd (=tel de winst pas uit bij het einde van de strijd)
- als de bruid verpatst is wordt zij gewild. (=wat niet meer beschikbaar is lijkt aantrekkelijker voor anderen)
- als de dood zijn voor iets (=heel erg bang zijn voor iets)
- als de kan vol is, loopt zij over. (=als je te veel drinkt komt het er weer uit)
- als door een adder gebeten zijn (=opeens fel reageren)
- als een luis in iemands pels zijn (=iemand voortdurend in de weg lopen. Iemand tegenwerken)
- als een pijl uit de boog (zijn) (=snel vertrekken)
- als ik ze niet hoef te hoeden laat ik de ganzen ganzen zijn (=ik bemoei me niet met andermans zaken als het niet hoeft)
- als men van de duivel spreekt trapt men hem op zijn staart (=degene waarover men spreekt, laat zich dikwijls op dat moment zien)
- altijd de kwade pier zijn (=altijd als de schuldige aangewezen worden)
- andermans boeken zijn duister te lezen (=de toestand of bedoelingen van een ander zijn moeilijk in te schatten)
- bang voor zijn hachje zijn (=weinig durven en bang zijn om gevaar te lopen)
808 betekenissen bevatten `zij`
- een groentje zijn (=(ook: Groen als gras zijn. ) Ergens nog geen ervaring mee hebben)
- buiten spel blijven (=(willen) proberen niet betrokken te zijn)
- Abraham gezien hebben (=50 jaar of ouder zijn)
- zes kruisjes hebben (=60 jaar oud zijn)
- op het kussen zitten (=aan de macht zijn)
- bakkerskinderen eten oud brood. (=aan het vak dat men uitoefent, besteedt men in zijn directe omgeving weinig aandacht.)
- bij iemand in het krijt staan (=aan iemand iets schuldig zijn)
- ruw laten stikken (=aan zijn lot overlaten)
- in zijn eigen vet gaar koken (=aan zijn lot overlaten (iemand die iets misdaan heeft))
- het achter de ellebogen hebben (=achterbaks; zonder zijn zelfzuchtige bedoelingen te laten zien)
- uit iemands hand eten. (=afhankelijk zijn.)
- je snor drukken (=afwezig blijven / zijn werk niet doen)
- onder water zijn (=afwezig zijn)
- het lood al in de bil hebben (=al gestraft zijn voor iets. (geschoten zijn met een loden kogel))
- op je hoede zijn (=alert en voorzichtig zijn.)
- een oogje in het zeil houden (=alert zijn)
- vroeg opstaan (=alert zijn voor bedrog)
- geld stinkt niet (=alle manieren om aan geld te komen zijn toegestaan)
- het doel heiligt de middelen (=alle middelen zijn toegelaten, zolang het doel maar bereikt wordt)
- achter de wolken schijnt de zon (=alle nare dingen zijn tijdelijk en daarna wordt het beter)
- alle tij heeft zijn weertij (=alles heeft een keerzijde)
- de kruik gaat zolang te water tot zij barst (=alles heeft zijn beperkingen)
- eet geen paaseieren op goede vrijdag (=alles op zijn tijd, het feest niet te vroeg vieren)
- komt men over de hond, dan komt men over de staart (=als de grootste moeilijkheden overwonnen zijn, dan komt de rest vanzelf)
- liggende maan, staande matrozen. (=als de maan op zijn kant staat komt er storm op zee)
- als het voeten heeft (=als de omstandigheden gunstig zijn)
- in het donker zijn alle katten grijs/grauw (=als de situatie niet duidelijk is, zijn de zaken niet goed te beoordelen)
- kies het minste van twee kwaden (=als er enkel slechte oplossingen zijn, kiest men de minst slechte)
- aan een boom zo vol geladen, mist men een twee pruimpjes niet (=als er van iets grote hoeveelheden zijn, kan er wel wat gemist worden)
- bij nacht zijn alle katjes grauw en alle mondjes even nauw (=als het erop aankomt zijn we allen gelijk)
- kunst baart gunst. (=als je ergens bedreven in bent zijn anderen toegevender en welwillender)
- hoop doet leven (=als je kan hopen op betere tijden, dan krijg je toch weer levenslust / zo lang je nog hoop hebt zijn er ook nog mogelijkheden)
- oude paarden jaagt men aan de dijk (=als men zijn taak niet goed meer aankan, wordt men ontslagen)
- haar wil is wet (=als wat zij wil niet gebeurt, dan ontstaan er grote conflicten)
- zitten alsof men een luis in zijn oor heeft (=alsof hij door zijn geweten beschuldigd wordt)
- recht door zee gaan (=altijd eerlijk blijven/zijn)
- een bodemloos vat zijn (=altijd te weinig van iets zijn of opraken)
- onder een gelukkig gesternte geboren zijn (=altijd voorspoed hebben en gelukkig zijn)
- niet in een goed vel steken (=altijd ziek zijn, nooit gezond)
- uit de toon vallen (=anders zijn dan de anderen)
- van geld voorzien zijn als een pad van veren (=arm zijn)
- winter hebben (=arm zijn)
- armoe met eren kan niemand deren. (=arm zijn is niet erg als je maar eerlijk bent)
- hoogmoed deed nooit iemand goed. (=arrogantie en overmoed zijn slechte eigenschappen)
- de scepter zwaaien (=baas zijn)
- het hoogste woord hebben (=baas zijn (of willen zijn))
- onder zich hebben (=baas zijn over)
- in de naad zitten (=bang zijn)
- in de rats zitten (=bang zijn of angst hebben / in de problemen zitten)
- keur baart angst. (=bang zijn om niet de goede keuze te maken door een teveel aan opties)
50 dialectgezegden bevatten `zij`
- (z) oë es ni op ze gat gedoëpt (=zij / hij is genen dommerik) (Moorsel)
- 'Ij / zij komt mee zunne zekel nao de oogst (=Hij /zij is te laat met zijn acties / opmerkingen) (Nieuw-vossemeers)
- 'k zij nie in mijnen aak (=Ik voel mij niet goed) (Zelzaats)
- 'k zij t'ende (=ik zit er doorheen) (Brakels (gld))
- 't 'n e geeën beetren an (=hij / zij blijft op het slechte pad) (Waregems)
- 't begunt bij heur te schemer'n (=zij begint het te snappen) (Westerkwartiers)
- 't es 'n affront (wèrd)! (=hij / zij verdient een belediging!) (Waregems)
- 'T es were bleksouppe (=zij mokt weeral) (Harelbeeks)
- 't fluit os z'in de wint stoat (=zij is graatmager) (Kaprijks)
- 't is 'n haalve goare (=zij is niet goed bij d'r verstand) (Westerkwartiers)
- 't is ow vel in bieën [vel en been] (=hij / zij is graatmager) (Kaprijks)
- 't leit er dik op (=hij / zij overdrijft) (Meers)
- 't Reegent d'r ip lik ip een oande: hij / zij is ongevoelig voor berisping, kritiek, vermaning of goede raad (='t Regent erop gelijk op een eend) (Klemskerks)
- 't skoap es de preute of (=hij / zij is moe) (Kortrijks)
- 't was't zij (=zij is het geweest) (Kaprijks)
- 't zwieët van zij kliuëdn ljuëp lans zijn viuëriuëft omiuë (=iemand die enorm zweet na een inspanning) (Kaprijks)
- ‘k zij d’er espres achter geweest (=Ik ben dat speciaal gaan halen) (Kaprijks)
- ' t is vol in ' t bloesie (=zij heeft flinke borsten) (Westfries)
- 3 kilo aardappels, gooi maar in m'n petje ! (=hij / zij heeft een groot hoofd) (Utrechts)
- a ge bouven zij bellen he (=tegen iemand die in zijn neus aan t' peuteren is) (Ransts)
- a'é/ zei'é stront onder zenne/ère nees angen (=hij / zij is hoovaardig) (Trejjens)
- ae wild'em nie voegen / zae wild'eur nie voegen (=hij / zij past zich niet goed aan de regels aan) (Wichels)
- Ajis van zan mellek. Z'is van eur mellek. (=Hij is de kluts kwijt. zij is de kluts kwijt.) (Antwerps)
- Ak em aai bet ie (=Als ik hem / haar aai dan bijt hij / zij) (Geldermalsens)
- as den hond en de verkes groes vrate, daan haan ze wurm (=als de hond en de varkens gras aten dan hadden zij wormen) (Heusdens)
- As een plumppudding in elkaar zakkuh hij / zij zakte as un plumppudding(k) in mekaor (=niet goed worden / ineen zakken) (Utrechts)
- ás je t over de duvel heb trep ie m op z'n steert (=hé daar komt die / zij / hij aan . (vanuit het niets, terwijl er over gesproken werd. )) (Utrechts)
- As je ut over de duivel heb trap ie m op zijn steert. (=we hebben het net over je (als je het over iemand hebt en plotsklaps staat hij / zij voor je) (Utrechts)
- As ut hooi ut perd achterna komt, willut gevrete worre (=zij wil een man) (Allefs)
- As, as. As mijn tante klueten g'ad ad tèn waust mijne nonkel (=Als, als. Als mijn tante kloten had gehad dan was zij mijn oom) (Lokers)
- asset watter zak begint et ijs te kraoke (=als iemand een scheet laat terwijl hij / zij plast) (Munsterbilzen - Minsters)
- Azue zee ze zij tege mij (=Zo zei zij tegen mij) (Lokers)
- azzuë grosj dat’z és (=zij is zo trots) (Meers)
- Bet ie ak em aai (=Bijt hij / zij als ik hem aai) (Geldermalsens)
- boondje komt om zien loondje (=zij heeft het ernaar gemaakt) (Westerkwartiers)
- Bòttert ’t nie tusse hullie? (=Kunnen zij het niet zo goed met elkaar vinden?) (Helenaveens)
- d'er zin d'er al schoëndere verdroonken (=zij is niet van de mooiste) (Melseels)
- d'n die ziet druit alsof ze in d'r nest zaikt (=zij ziet er onhygiënisch uit) (Hendrik-Ido-Ambachts)
- d'n duuvel sjit op d'n groetste houp (=hij / zij heeft altijd geluk) (Mestreechs)
- d'n ooievaar haet um in ut bein gebete (=zij is aangeteld / zwanger) (Venloos)
- d'r zit gien zinnigheid an (=hij / zij is mak) (Vechtdals)
- Da ge bedankt zij da wette (=Dat je bedankt ben dat weet je) (Werkendams)
- Da is er een mee ne witte lever (=zij kan de mannen niet gerust laten (nymfomane)) (Bevers)
- da komt uit 't peird zij gat (=verfrommeld zijn) (Zeels)
- da: Da't! (=Het zij zo!) (Lebbeeks)
- daaj deed genen rotten doef (=zij doet helemaal niets !) (Munsterbilzen - Minsters)
- daaj deed van den heilen daog genen doef (=zij doet de ganse dag niets) (Munsterbilzen - Minsters)
- daaj er maul stink van de lieëges (=zij die hun hart op de tong dragen, moeten toch een vieze smaak hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- daaj ès al autte koje (=zij is geen baby meer) (Munsterbilzen - Minsters)
- daaj és alleman ter dür ont trékke (=zij spreekt kwaad van iedereen) (Bilzers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen