Spreekwoorden met `zichzelf`

Zoek

8 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zichzelf`

  1. als niet komt tot iet kent iet zichzelf niet (=een `parvenu` heeft dikwijls kapsones)
  2. de hand aan zichzelf slaan (=zelfmoord plegen)
  3. een vette gans bedruipt zichzelf (=een rijk iemand kan zichzelf redden)
  4. goede waar prijst zichzelf (=goed materiaal moet niet aangeprezen worden)
  5. het kwaad straft zichzelf (=wie kwaad doet, kwaad ontmoet)
  6. ieder is zichzelf het naast (=iedereen kiest in het slechtste geval voor zichzelf)
  7. wie zichzelf bewaart, bewaart geen rotte appel (=je moet voorzichtig omgaan met jezelf, want het is niet vervangbaar)
  8. wie zijn naasten te schande maakt, onteert zichzelf (=een klein foutje, kan een groot geheel te schande maken)

23 betekenissen bevatten `zichzelf`

  1. de ratten verlaten het zinkende schip (=als de omstandigheden verslechteren denken sommigen alleen aan zichzelf en vertrekken)
  2. het koren van de molen zenden (=de klanten wegjagen - zichzelf benadelen)
  3. de krenten uit de pap halen (=de meest aantrekkelijke gedeelten voor zichzelf bestemmen, bijvoorbeeld de meest interessante taken uit een omvangrijk werk)
  4. een vette gans bedruipt zichzelf (=een rijk iemand kan zichzelf redden)
  5. kind noch kraai hebben (=geen nazaten of andere familieleden hebben, alleen rekening moeten houden met zichzelf)
  6. je eigen graf graven/delven (=het voor zichzelf bederven)
  7. je eigen glazen ingooien (=het voor zichzelf bederven)
  8. ieder trekt aan zijn streng (=ieder kiest voor zichzelf)
  9. ieder is zichzelf het naast (=iedereen kiest in het slechtste geval voor zichzelf)
  10. er als een berg tegen opzien (=iets voor zichzelf beschouwen als een zeer moeilijke, of onplezierige, taak of omstandigheid)
  11. het ligt aan de schaatsen en nooit aan de man. (=men geeft het gereedschap eerder de schuld dan zichzelf)
  12. zelfkennis is het begin van alle wijsheid (=men moet eerst zichzelf kennen om verdere kennis te kunnen verwerven)
  13. zo de waard is vertrouwt hij zijn gasten (=men ziet de anderen zoals men zichzelf ziet)
  14. nog niet op eigen benen kunnen staan (=nog niet zichzelf volledig zelfstandig kunnen redden)
  15. iets op het oog hebben (=voor zichzelf al iets hebben uitgekozen)
  16. in geen twee sloten tegelijk lopen (=voorzichtig zijn en op zichzelf kunnen passen)
  17. wie luistert aan de wand verneemt zijn eigen schand (=wie anderen afluistert, kan wel eens iets negatiefs over zichzelf horen)
  18. het Trojaanse paard inhalen. (=ze hebben zichzelf een ramp op de hals gehaald)
  19. ze staat in haar eigen licht (=ze is trots op zichzelf)
  20. in zijn schulp kruipen (=zich in zichzelf terugtrekken, niet verder aandringen)
  21. de tanden op elkaar zetten (=zichzelf dwingen om stil te zijn of door te zetten.)
  22. los in de mond zijn (=zichzelf goed kunnen uitdrukken en gedachten kunnen verwoorden)
  23. je huid zelf ter markt brengen (=zichzelf verdedigen)

50 dialectgezegden bevatten `zichzelf`

  1. 't is ne strongt wie hee maaj geschete (=hij heeft een groot gedacht van zichzelf) (Turnhouts)
  2. 't laeven ès waajne piemel, heil hél mér nauts nie lank genoeg (=niemand is vlug content met zichzelf) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. 't oog zicht altied van zich oaf (=men vindt zichzelf de beste) (Westerkwartiers)
  4. 't zèen uir aegn luiz'n 'die uir bèet'n (=ze hebben het aan zichzelf te danken) (Wichels)
  5. aaj eeget oejg in zennen bol / zen krolle (=hij heeft een groot gedacht van zichzelf) (Turnhouts)
  6. as de boer mij niet holl'n wil, zee de knecht, wil ik niet langer bliev'm (=als men de eer aan zichzelf wil houden) (Westerkwartiers)
  7. dae dougtj neet van gojigheid (=zich bekommeren om anderen en zichzelf vergeten) (Heitsers)
  8. dae hèt oogkleppe aon (=hij heeft alleen aandacht voor zichzelf) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. dae zal ziêne kânt waal kieëre (=Iemand die vooral aan zichzelf denkt) (Weerts)
  10. de dikste krinten al autte koek pikke, vërdat tër gebakken ès (=geen risico willen lopen om niet het beste voor zichzelf te kunnen voorbehouden) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. dees is er ientje van de buregemaister (=Veel van zichzelf denken) (Volendams)
  12. die lopt niet ien zeuv'm sloot'n tegeliek (=die redt zichzelf wel) (Westerkwartiers)
  13. Dieje denkt da zenne stront ni stinkt (=Hij vindt zichzelf beter dan een ander) (Hoogstraats)
  14. diejee zunneige lulluk in zun viengers gesneje (=die heeft zichzelf erg benadeeld) (Oudenbosch)
  15. Dienn paais zeekers da gjee De weirlt a zeun gat angt (=Van iemand die een heel hoge dunk van zichzelf heeft zegt men:) (Maldegems)
  16. éérd on z'n kniejes hemme (=een hoge dunk van zichzelf hebben) (Luyksgestels)
  17. eig'n roem stinkt (=erg naar als iemand zichzelf prijst) (Westerkwartiers)
  18. eigen bof stinkt (=opscheppen over zichzelf) (Sint-Niklaas)
  19. elk moet zien eig'n boondjes dopp'm (=elk moet voor zichzelf zorgen) (Westerkwartiers)
  20. elk moet zien eig'n boontjes dopp'n (=iedereen moet voor zichzelf zorgen) (Westerkwartiers)
  21. elk zèn keust (=iedereen voor zichzelf) (Meers)
  22. emet in zenen ijge vinger gesneeë; et zen eige de koord omgedoan; ij zit me de gebakke pijre (=hij heeft het aan zichzelf te danken) (Diesters)
  23. èn zën eege vieët sjieëte (=zichzelf te kort doen) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. ët haug èn zëne bol hëbbe (=een hoge dunk hebben van zichzelf) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. get op ze daok haole (=zichzelf wat aandoen) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. gruuëte kluuët'n 'emmen (=zichzelf overschatten, dik doen) (Wichels)
  27. Ha trekt zeullef oan zen pitje (=Hij bevredigd zichzelf) (Olens)
  28. hae kan zen eege nie verdraoge (=hij ligt met zichzelf in een knoop) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. hae wor foetsjie (=de goochelaar toverde zichzelf weg) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. hae zoo zen eege wol on de kop konne slon (=hij kon zichzelf wel voor de kop slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. He hef zik lillik in 'n boek betten (=Zijn opzet is mislukt (hij heeft zichzelf in de buik gebeten) ) (Twents)
  32. He pist sich self oaver'n bokse hen; He'j mig sich oaver ziene bokse (=Hij heeft zichzelf ermee) (Twents)
  33. Hij besodemietert z'n eigen (=Hij bedondert zichzelf) (Amsterdams)
  34. hij eent huugop (=hij heeft een hoge dunk van zichzelf) (Wetters)
  35. hij het luuk'n veur de oog'n (=hij heeft alleen aandacht voor zichzelf) (Westerkwartiers)
  36. hij hoalt zich heul wat op 'e haals (=hij maakt het zichzelf niet gemakkelijk) (Westerkwartiers)
  37. hij let zich 't kees niet van 't brood eet'n (=hij komt voor zichzelf op) (Westerkwartiers)
  38. hij let zich de kees niet van 't brood eet'n (=hij knokt voor zichzelf) (Westerkwartiers)
  39. hij lopt niet ien zeuv'm sloot'n tegeliek (=hij kan zichzelf best redden) (Westerkwartiers)
  40. hij maag 'em zulf groag opsnied'n (=hij prijst zichzelf graag) (Westerkwartiers)
  41. hij rijdt mee dhandkerre (=hij bevredigt zichzelf) (Wetters)
  42. hij schoot uut zien slof (=hij overtrof zichzelf) (Westerkwartiers)
  43. hij sprong uut zien vel (=hij was buiten zichzelf van woede) (Westerkwartiers)
  44. Holàlà, madame fait kaka! (=Ze vindt zichzelf een hele dame) (Leefdaals)
  45. ie ee 't ooëg ip (=hij vindt zichzelf een hele piet) (Waregems)
  46. iej ee nogal veel beslag, mee ol zin pretn (=hij wil opvallen, hij looft zichzelf) (Waregems)
  47. ij ee ne loo g'had (=hij is zichzelf tegengekomen) (Brakels)
  48. in Puus də groeətə en in Kalləfûət də kloeətə (=Puurs voelt zichzelf (ten onrechte...) merkelijk beter dan Kalfort) (Kalforts)
  49. in z'n eign viengers snieën (=zichzelf benadelen) (Veurns)
  50. je sniet in zn eign viengers (=hij doet het zichzelf aan) (Kortemarks)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen