Spreekwoorden met `vriend`

Zoek

13 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `vriend`

  1. allemans vriend is allemans gek. (=als je iedereen te vriend wil houden, zal men misbruik van je maken.)
  2. allemans vriend is iedermans nar (=je kan niet voor iedereen goed doen)
  3. beter een goede buur dan een verre vriend (=vriendschap op afstand is minder waardevol)
  4. een goede buur is beter dan een verre vriend (=een goede buur kan je beter helpen dan een verre vriend)
  5. een vriendelijk gezicht brengt overal licht (=een vrolijk persoon weet vaak meer te bereiken dan een nors persoon)
  6. effen rekening maakt goede vrienden (=of anders: schulden maken vijanden)
  7. geen groter venijn, dan vriend tonen en vijand zijn. (=iemands vertrouwen schaden is het gemeenste wat je kunt doen)
  8. in nood leert men zijn vrienden kennen (=wanneer men in de problemen zit wordt duidelijk welke vrienden daadwerkelijk iets voor je willen betekenen)
  9. korte afrekening maakt lange vriendschap (=snel terugbetalen (teruggeven) voorkomt ruzie)
  10. korte rekeningen maken lange vriendschappen. (=financiële geschillen moet je direct oplossen)
  11. leven als vrienden en rekenen als vijanden (=vriendelijk met elkaar omgaan uit een soort van formaliteit maar eigenlijk helemaal niet zo op elkaar gesteld zijn)
  12. ter wereld is er geen dodelijker venijn, dan vriend te schijnen en vijand te zijn (=hoed je voor onoprechte vrienden)
  13. vrienden in nood, honderd in een lood (=wanneer er zich problemen voordoen, laten vrienden je vaak in de steek)

35 betekenissen bevatten `vriend`

  1. als het schip lek is, gaan de ratten van boord. (=als het verkeerd loopt, laten valse vrienden je in de steek)
  2. allemans vriend is allemans gek. (=als je iedereen te vriend wil houden, zal men misbruik van je maken.)
  3. op de kloosters reizen (=altijd bij vrienden of kennissen logeren)
  4. als de armoede binnenkomt vliegt de liefde het venster uit (=armoede betekent vaak het einde van vriendschappen en relaties)
  5. daar kan de schoorsteen niet van roken (=dat brengt niets op / men kan niet alleen van vriendelijke woorden leven)
  6. dat zijn ze niet die `t Wilhelmus blazen (=dat zijn onze vrienden niet)
  7. ketters wonen het dichtst bij de paus (=de beste vrienden van een machtig man zijn vaak zijn grootste vijanden)
  8. men vangt meer vliegen met honing/stroop dan met azijn (=door vriendelijk te zijn bereik je meer bij iemand dan met lelijke woorden)
  9. een goede buur is beter dan een verre vriend (=een goede buur kan je beter helpen dan een verre vriend)
  10. het ijs breken / het ijs is gebroken (=een vriendelijk gesprek op gang brengen na een kil begin)
  11. ter wereld is er geen dodelijker venijn, dan vriend te schijnen en vijand te zijn (=hoed je voor onoprechte vrienden)
  12. wie eten wil moet de kok niet beledigen. (=hou je meerdere te vriend.)
  13. vurige kolen op iemands hoofd stapelen (=iemand een groot schuldgevoel geven door hem onverdiende lof of vriendelijkheid te geven.)
  14. iemand iets op zijn brood geven (=iemand onvriendelijk iets verwijten)
  15. kolen op iemands hoofd stapelen (=iets goed doen voor een onvriendelijke persoon)
  16. de pil vergulden (=iets vervelends op zo vriendelijk mogelijke manier zeggen)
  17. wie een paard uit de wei wil halen, moet het beest niet eerst met het halster tegen de kop slaan. (=je bereikt meer met vriendelijkheid, dan met strengheid)
  18. lachende monden, bijtende honden. (=mensen die vriendelijk of aardig lijken, kunnen in werkelijkheid kwade bedoelingen hebben)
  19. hoeren en dieven, met geld zijn zij mijn gelieven (=met geld krijg je vrienden)
  20. daar helpt geen lievemoederen/moedertje lief aan (=niets helpt, ook vriendelijke woorden niet)
  21. aap wat heb je mooie jongen spelen (=overdreven vriendelijk zijn)
  22. hoe later op de avond/dag hoe schoner volk (=schertsend gezegd bij het laat binnenkomen van vrienden of familie)
  23. kwade gezelschappen bederven goede zeden. (=slechte eigenschappen overnemen van slechte vrienden)
  24. doe wel en zie niet om. (=toon vriendelijkheid of behulpzaamheid zonder iets in ruil te verwachten)
  25. iemand naar de mond praten (=vleien en vriendelijk zijn om iets gedaan te krijgen)
  26. leven als vrienden en rekenen als vijanden (=vriendelijk met elkaar omgaan uit een soort van formaliteit maar eigenlijk helemaal niet zo op elkaar gesteld zijn)
  27. hoe later op de avond, hoe schoner volk. (=vriendelijke of juist schertsende verwelkoming van late bezoekers)
  28. iemand onder de kin strijken (=vriendelijke of vleiende dingen tegen iemand zeggen)
  29. beter een goede buur dan een verre vriend (=vriendschap op afstand is minder waardevol)
  30. vrienden in nood, honderd in een lood (=wanneer er zich problemen voordoen, laten vrienden je vaak in de steek)
  31. in nood leert men zijn vrienden kennen (=wanneer men in de problemen zit wordt duidelijk welke vrienden daadwerkelijk iets voor je willen betekenen)
  32. kort aangebonden (=weinig zeggend, onvriendelijk)
  33. kort van stof (=weinig zeggend, onvriendelijk)
  34. het is koek en ei tussen hen (=ze zijn zeer bevriend)
  35. een hart van goud hebben (=zeer vriendelijk en behulpzaam zijn.)

22 dialectgezegden bevatten `vriend`

  1. ' k gô minnen beste vriend ies e polleke geven ; 'k gô min petettjes ies afgieten, 'k gô pissen (=ik ga een plasje doen) (Sint-Niklaas)
  2. aste daud bès, wiët iedereen get van dich (=een vriend is iemand die tijdens je leven je vertelt, wat anderen na je dood van je weten te vertellen) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. D'As in gien pan gecheite hé brie (=Dat is voortreffelijk gedaan hé vriend) (leuvens)
  4. de kraajgs menen hond nog nie te zien (=jij bent helemaal mijn vriend niet) (Bilzers)
  5. è banane (=dag vriend) (Brakels)
  6. He swa (=Goedendag mijn waarde vriend) (Achterhoeks)
  7. ich höchem op ze nès gevange en doëmèt kraajgter zelfs menen hond nimei te zien (=ik heb hem op heterdaad betrapt en nu is hij niet meer mijn beste vriend) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. ich wor dich, en dich wors mich.Ich bén men eege nimei. (=met iedere vriend die we verliezen, verliezen we een stuk van onszelf) (Bilzers)
  9. Ik ken menne meins nie fijnde. (=Ik kan mijn vriend (in) niet meer vinden.) (Bosch)
  10. In akkerdanse zeun mee (=Tot vriend hebben) (Maldegems)
  11. jong, doe moogs miene hondj nog neet zeen!! (=jij bent niet mijn vriend) (Roermonds)
  12. kiek uut wast dust kameroad (=kijk uit wat je doet vriend) (Westerkwartiers)
  13. leire deeste iedre daog, ofset wils of nie (=als het leven n iet je beste vriend is, is het toch je grootste leraar) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. liever zen vasse dan zen teine zien (=iemand liever niet te vriend hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. Moek d'n boek den vritte good (=Iemand te vriend willen houden) (Venloos)
  16. mot te meej oewe maot meej (=ga je met je vriend mee) (Tilburgs)
  17. oë ie nen toois en nen tonzent (=hij zit meer bij zijn vriend dan bij hem thuis) (Leuvens)
  18. stuiverke wissele (=met de vrouw van zijn vriend aanhouden, en omgekeerd) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. van zen femiele moeset hübbe (=beter een goede buur dan een verre vriend) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. vrij et al binne (=ken je de vriend van je dochter) (`t-Heikes)
  21. wa est mee eu moat (=wat scheelt er met jou vriend) (Gents)
  22. wie datter eerst vur zijn eige zurgt en ten vur een ander zurg vur ne goeie vriend (=eerst voor zichzelf zorgen en dan voor iemand anders) (Sint-Niklaas)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen