Spreekwoorden met `zee`

Zoek

28 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zee`

  1. aan het klokzeel hangen (=bekend maken)
  2. dat kan al het water van de zee niet afwassen (=daar is niets aan te doen - dat kan je niet wegpraten)
  3. dat wast al het water van de zee niet af (=iets is niet meer te veranderen/aan te passen)
  4. de vis aardt naar de zee (=je kunt wel zien waar hij vandaan komt)
  5. de zee is altijd zonder water. (=hebberige mensen willen altijd meer)
  6. de zee ploegen (=de zee bevaren)
  7. een goed zeeman wordt ook wel eens nat (=ieder kent zijn tegenslagen)
  8. een leventje als een luis op een zeer hoofd (=een heerlijk leventje)
  9. een schip op het strand is een baken in zee (=van de fouten die anderen hebben gemaakt kun je zelf veel leren)
  10. er verdrinken er meer in het glas dan in de zee (=er gaan veel mensen dood door het drinken van alcohol)
  11. geen zee te hoog (=niets is onmogelijk)
  12. hartzeer van iets hebben (=er geestelijk onder lijden)
  13. het water loopt altijd naar de zee (=zij die al het meest hebben, krijgen ook het meeste)
  14. iemand in het zeer tasten (=bij iemand de gevoelige plek raken)
  15. iemand op zijn zeer trappen (=ergens over praten wat door iemand als erg onplezierig ervaren wordt)
  16. met een goed geloof en een kurken ziel drijft men de zee over (=met vertrouwen en optimisme kan men alles aan)
  17. met iemand in zee gaan (=met iemand een samenwerking beginnen)
  18. met iemand te diep in zee gaan (=iemand al te ver vertrouwen)
  19. om zeep brengen/helpen/zijn (=doden/mislukken)
  20. op zee blijven (=op zee vergaan/omkomen)
  21. recht door zee gaan (=altijd eerlijk blijven/zijn)
  22. vliegt de blauwvoet storm op zee (=leuze van de Vlaamse nationalisten (ontleend aan Conscience))
  23. water in de zee dragen (=iets totaal zinloos doen)
  24. water naar de zee dragen (=een zinloos karwei opknappen)
  25. zeeën van tijd hebben (=ergens erg veel tijd voor hebben)
  26. zeeman geen man (=zeemannen zijn heel vaak van huis en daarom minder als echtgenoot geschikt)
  27. zo dicht als een zeef. (=spottend gezegd van iets met veel zwakke plekken)
  28. zo lek als een zeef zijn (=heel erg lek zijn)

75 betekenissen bevatten `zee`

  1. liggende maan, staande matrozen. (=als de maan op zijn kant staat komt er storm op zee)
  2. meeuwen op het land, onweer aan het strand. (=als meeuwen het binnenland intrekken omdat er slecht weer op zee is)
  3. met hangende pootjes thuiskomen (=bewust van schuld (thuis)komen / zeer tegen zijn zin)
  4. dat is een bal voor open doel (=dat is een opmerking waar een zeer voor de hand liggend weerwoord op gegeven kan worden)
  5. een vrouwenhaar trekt sterker dan tien paarden. (=de invloed van een vrouw is zeer sterk)
  6. de haringvijver (=de Noordzee)
  7. het zilte nat (=de zee)
  8. de zee ploegen (=de zee bevaren)
  9. magnum opus (=een zeer groot werk)
  10. een bedrijvige Martha zijn (=een zeer ijverige vrouw zijn (Martha= bijbels symbool voor hardwerkende huisvrouw))
  11. een druppel op een gloeiende plaat (=een zeer kleine bijdrage aan iets groters)
  12. ergens geen kwaad kunnen doen. (=een zeer positieve reputatie hebben ongeacht wat je doet)
  13. een pilaarbijter (=een zeer schijnheilig / hypocriet persoon)
  14. een geheugen als een garnaal (=een zeer slecht geheugen hebben)
  15. door de molen halen (=een zeer uitgebreide procedure doen ondergaan)
  16. er voor in de wieg gelegd zijn (=er zeer geschikt voor zijn)
  17. er voor geknipt zijn (=er zeer geschikt voor zijn)
  18. ergens een potje te vuur hebben staan (=ergens noch wat zeer ongunstigs te verwachten hebben)
  19. iets hoog opnemen (=ergens zeer gekrenkt over zijn)
  20. Hollands welvaren (=gezegd van een zeer gezond uitziend persoon)
  21. haring in het land, dokter aan de kant (=haring eten is zeer gezond; haring is zelfs één van de beste vissen voor je gezondheid)
  22. iemand de voeten spoelen (=iemand doen verdrinken / in zee verdrinken)
  23. iemand op zijn nummer zetten (=iemand zeer nadrukkelijk op zijn fouten wijzen, op een wijze die voor die persoon beschamend is)
  24. naar de mutsaard rieken (=iets klopt zeer niet (mutsaard = brandstapel) / verdacht worden van ketterij)
  25. er als een berg tegen opzien (=iets voor zichzelf beschouwen als een zeer moeilijke, of onplezierige, taak of omstandigheid)
  26. iets tegen de penning zestien verkopen (=iets zeer duur verkopen)
  27. iets in geuren en kleuren vertellen (=iets zeer uitvoerig en gedetailleerd vertellen)
  28. op grote schaal (=in het groot , zeer veel voorkomend)
  29. een Salomonsoordeel vellen (=met een heel vraagstuk een zeer wijze en goede beslissing nemen)
  30. met vlag en wimpel slagen (=met een zeer goede beoordeling slagen)
  31. komen waar de duivel zijn staart keert (=op een zeer onherbergzame plaats aankomen.)
  32. op zee blijven (=op zee vergaan/omkomen)
  33. naar de haaien gaan (=ten onder gaan, zinken, zeer grote problemen krijgen en wellicht ophouden te bestaan)
  34. voor een prikje kopen (=voor een zeer lage prijs kopen)
  35. kort door de bocht (=voorbarig, nuanceringen negerend. Voorbeeld: `De bewering dat fractiediscipline de democratie om zeep helpt is misschien wat te kort door de bocht.`)
  36. het is koek en ei tussen hen (=ze zijn zeer bevriend)
  37. zeeman geen man (=zeemannen zijn heel vaak van huis en daarom minder als echtgenoot geschikt)
  38. ogen in je achterhoofd hebben (=zeer alert en waakzaam zijn.)
  39. op hoge poten (=zeer boos, verontwaardigd)
  40. brutaal als de beul (=zeer brutaal)
  41. op de penning zestien (=zeer duur)
  42. zwaar op de hand zijn (=zeer ernstig/zwaarmoedig van karakter zijn)
  43. branden als een fakkel (=zeer fel branden)
  44. de juiste man op de juiste plaats zijn (=zeer geschikt zijn voor het werk)
  45. als een lier (=zeer goed)
  46. als warme broodjes over de toonbank gaan (=zeer goed verkopen)
  47. tot op het bot uitzoeken (=zeer grondig uitzoeken)
  48. handen als kolenschoppen (=zeer grote, sterke handen)
  49. werken als een paard (=zeer hard werken)
  50. in de hanenbalken (=zeer hoog , op zolder)

50 dialectgezegden bevatten `zee`

  1. `Alle bate help wat`, zea de mugge en pissen in de zee (=alle beetjes helpen) (Epers)
  2. `Alles met de moate` zee den kleermaker en hé heuw zien wief met de el. (=Overal is een maat voor) (Twents)
  3. `wè ziek??`, zik.......` ' k zèè zeeziek `, zeej.....!! (=`een beetje ziek??`, sprak ik, ......` ik ben zeeziek `, zei hij......!!) (Tilburgs)
  4. 'n schip op 't strand, is 'n boak'n ien zee (=houdt het ongeval van iemand anders voor ogen) (Westerkwartiers)
  5. 't ael es nog nie van au gat gespoeld [hoewel dit nergens terug te vinden is moet `ijl` hier `vruchtwater`betekenen] / ge zèe nog nie druëg achter au uëren (=je komt net kijken) (Wichels)
  6. 't komp zoas 't komp zee de boer en scheet zuk in de boksem (=je kunt je druk maken om van alles en nog wat, het komt toch zoals het komt) (gronings)
  7. Aa èè zèè keiske al twiê kante opgebrand (=Hij heeft goed geleefd) (Hals)
  8. Ale lutje beetjes helpm, zee mugge en meeg in zee. (=Alle kleine beetjes helpen.) (Gronings)
  9. alle beetjes help'n zee 't wicht, en plaste ien zee (=alle kleine beetjes helpen) (Westerkwartiers)
  10. alle boatn (h) elpm, zei 't muuzetje, en 't piste in de zeeë (traditionele zei-spreuk, die gezegd wordt als iemand met goede bedoelingen iets doet waarvan men van tevoren weet dat het bitter weinig zal uithalen) (=alle baten helpen, zei 't muisje, en 't piste in de zee) (Klemskerks)
  11. alle boeëten elpen, zei de moosj en ze pistn in de zjië (=alle baten helpen zei de mug en ze plaste in de zee) (Meers)
  12. Alles mit maote`, zee de snieder, en sleug zien vrouwe mit de ellestok (=Niet te veel en niet te weinig) (Giethoorns)
  13. as de boer mij niet holl'n wil, zee de knecht, wil ik niet langer bliev'm (=als men de eer aan zichzelf wil houden) (Westerkwartiers)
  14. Azue zee ze zij tege mij (=Zo zei zij tegen mij) (Lokers)
  15. ba, wè zèè de gè tòch un ont mènneke (=bah, wat ben jij toch een vervelend kereltje) (Tilburgs)
  16. Bicht, zee Pieëre van Damme en (h) ij smeet zijn vrau op de vuilkarre (=Bij het kaartspel wanneer men onbelangrijke kaarten weggeeft) (Lokers)
  17. d'r verzuup'm meer ien 't glaas dan ien 'e zee (=van teveel drank komt niet veel goeds) (Westerkwartiers)
  18. d' er zien veel koein die Bloare noem' (=er zwemt nog vis in de zee) (Izegems)
  19. da zee jij jah (=dat zei jij ja) (Benschops)
  20. da's wodder noar de zee droag'n (=dat is onbegonnen werk) (Westerkwartiers)
  21. da’k-et a zêë ! (=zo is het !) (Kaprijks)
  22. de fijne zijn de mijne zee de duvel (=er is veel schijn in het zijn (P.C.Hooft ; Granida) ) (Oudenbosch)
  23. Den burgemister zee tigge de Pestoor, ' ' Haawde Gij ze mar stom, dan haaw ik ze wel erm' ' (=Burgemeester en de Pastoor) (Waalwijks)
  24. die gijt recht deur zee (=dat is een rechtvaardig persoon) (Westerkwartiers)
  25. Doar komt t al aan, zee schiet op berre (=daar heb je het gedonder alal) (Gronings)
  26. doavui zaa 'k mai bloot gat loate zee (=om aan te geven dat men iets bepaalds graag eet) (Leefdaals)
  27. ei èèt woeter in zèè keljer (=zijn broek is te kort) (Hals)
  28. ei zee zu bliek as ne plattekèès (=hij ziet er bleek uit) (Hals)
  29. ennet de moere en de buk van' tgeld / twoater lopt oal noar de zee (=over iemand die meestal geluk heeft met financiële transacties) (Iepers)
  30. eur tetten angen op euren rug; zee twee punijzen (=een vrouw met zeer kleine of bijna geen borsten) (Sint-Niklaas)
  31. geboorn mèt inn bèèn in de zèè (=geboren in Oostende) (Ostêns)
  32. gelik è zwien deur de bjeten (=recht door zee) (Veurns)
  33. geudder ooch mee ne de zie! (=ga je ook mee naar de zee) (Heusdens)
  34. hei zee de champetter tigge de voerman, kom er es aaf da ich er och opzet (=hier zei de veldwachter tegen de boer, kom er eens af dat ik er U op zet) (Heusdens)
  35. hier zèèk, zik.......dè ziek, zeej......wè ziek, zik............' k zèè ziek, zeej (=hier ben ik, zei ik.......dat zie ik, zei hij...........een beetje ziek, zei ik..........ja ik ben ziek, zei hij...........) (Tilburgs)
  36. hij zee dur ginnen ene (=Hij zei niets) (Brabants)
  37. hoe zèè de gekoome meej de rêep is ut naa goet!! (=hoe ben je gekomen met de hoepel is het nu goed (antwoord op een vraag naar de bekende weg) !!) (Tilburgs)
  38. ich gun ne de zie (=ik ga naar zee) (Heusdens)
  39. Ik docht da gij wa zee (=Ik ben het helemaal met je eens) (Bergs)
  40. ik hep de son in de see sien sakke (=ik heb de zon in de zee zien zakken) (Amsterdams)
  41. Ik zee bij mien neuze laanks (=Ik zei langs mijn neus weg) (Hoogeveens)
  42. ik zèè geschaaien van mene vent (=ik ben gescheiden van mijn man) (Tilburgs)
  43. Ik zee het nog tegen oe (=Ik heb het nog tegen je gezegt) (Eindhovens)
  44. ik zèè wiste zwèmme. (=ik heb gezwommen.) (Tilburgs)
  45. keiart, niet plooien en rechtedeure (=recht door zee) (Veurns)
  46. langest zee loëpen (=langs het water van het huidige Gooimeer lopen) (Huizers)
  47. Mij gat zee bakkere! (=Als iemand valselijk beschuldigd wordt, zegt men) (Lokers)
  48. n’ aai is’n aai zee domie en greep dikste (=Zogenaamd geen onderscheid maken) (Gronings)
  49. Och zee löp mien nog niks in de waege. (=Hou je nog van je vrouw) (achterhoeks)
  50. olle baotn elpn zei de mugge en ze piste in de zèè (=ook een kleine bijdrage is welkom) (kortemarks)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen