Spreekwoorden met `haar`

Zoek

36 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `haar`

  1. al is de leugen nog zo snel de waarheid achterhaalt haar wel (=leugens komen altijd uit)
  2. daar hangt de schaar uit (=men is daar niet te vertrouwen)
  3. daar is een haartje in de boter (=daar is ruzie of wrijving)
  4. de tijd gaat snel, gebruik haar wel (=verspil nooit de tijd die je kan gebruiken)
  5. de vierschaar spannen. (=een rechtzitting houden. (vierschaar = middeleeuws gerechtelijk bestuur))
  6. een haar in de boter vinden/zoeken (=op het kleinste detail vitten)
  7. een oude zwaluw weet haar nest. (=oude mensen hebben veel levenservaring.)
  8. een vrouwenhaar trekt sterker dan tien paarden. (=de invloed van een vrouw is zeer sterk)
  9. een wild haar in de neus hebben (=onbezonnen en wild zijn)
  10. eigen haard is goud waard (=het is nergens zo mooi als thuis / men hecht veel waarde aan het eigen bezit)
  11. geen haar op mijn hoofd die er aan denkt (=ik wil hiermee niet akkoord gaan)
  12. gekroesd haar, gekroesde zinnen (=vreemdelingen hebben andere zeden en gewoonten)
  13. gekruld haar, gekrulde zinnen (=vreemdelingen hebben andere zeden en gewoonten)
  14. grijs haar, wijs haar. (=verstand komt met de jaren)
  15. haar op de tanden hebben (=van zich af kunnen bijten)
  16. haar wil is wet (=als wat zij wil niet gebeurt, dan ontstaan er grote conflicten)
  17. haarscherp (=(van een afbeelding) getrouw tot in fijne details)
  18. het gaat hem/haar voor de wind (=hij/zij heeft geluk)
  19. het is er haardje bij schuurtje (=het is er klein, dicht op elkaar)
  20. het is kwaad kammen daar geen haar is. (=bij arme mensen valt niets te halen)
  21. het laken door het oog van de schaar halen. (=een deel voor jezelf houden.)
  22. het scheelde maar een haartje (=dat ging maar net goed)
  23. het werkt als haarlemmerolie (=iets dat overal voor te gebruiken is)
  24. het zit eraan bij hem/haar (=diegene kan het betalen, er is genoeg)
  25. iemand geen haarbreed in de weg leggen (=iemand op geen enkele manier ergens mee hinderen of tegenhouden)
  26. iets door het oog van de schaar halen (=materiaal van op het werk voor jezelf houden / Jezelf oneerlijk zaken toe-eigenen)
  27. iets niet naar het haar zijn (=iets niet bevallen)
  28. je kan geen kaalkop bij het haar vatten (=bij de arme valt niets te rapen)
  29. kroes haar kroeze zinnen (=iemand met gekruld haar is wispelturig)
  30. lopen als een kip die haar ei niet kwijt kan (=onrustig heen en weer lopen)
  31. met de handen in het haar zitten (=geen oplossing meer weten)
  32. met huid en haar (=geheel en al)
  33. van hot naar haar (=heen en weer)
  34. van huis en haard verdreven (=dakloos zijn)
  35. ze staat in haar eigen licht (=ze is trots op zichzelf)
  36. zij hangt haar man de blauwe huik om (=zij bedriegt haar man)

9 betekenissen bevatten `haar`

  1. lege kisten, maken twisten. (=bij schaarste onstaat ruzie)
  2. de broek aan hebben (=de baas spelen (van een vrouw over haar man), het voor het zeggen hebben)
  3. de vierschaar spannen. (=een rechtzitting houden. (vierschaar = middeleeuws gerechtelijk bestuur))
  4. ieder kwartier heeft zijn manier. (=elke streek heeft haar eigen gebruiken)
  5. iemand wel achter het behang kunnen plakken (=iemand heel vervelend vinden, waardoor je het liefst even helemaal niets meer met hem of haar te maken zou willen hebben)
  6. kroes haar kroeze zinnen (=iemand met gekruld haar is wispelturig)
  7. een roze bril op hebben (=verliefd op iemand zijn en hierdoor zijn/haar mindere kanten niet zien)
  8. zuivel op zuivel is voer voor de duivel (=werd gezegd als je te veel zuivel at terwijl het schaars was)
  9. zij hangt haar man de blauwe huik om (=zij bedriegt haar man)

50 dialectgezegden bevatten `haar`

  1. 'k haar 'n bestn dag ehad. (=ik had een goede dag) (Vechtdals)
  2. 'k haar em nog woarschouwd (=ik had hem nog gewaarschuwd) (Westerkwartiers)
  3. 'k haar gien dreuge droad meer aan 't lief (=mijn gehele lichaam was bezweet) (Westerkwartiers)
  4. 'k maag heur wel lied'n (=ik mag haar wel graag) (Westerkwartiers)
  5. 'k zal er gieën'n troan om loaten (=ik zal het / hem / haar totaal niet missen) (Wichels)
  6. 'keb eur is goe gepakt (=ik ben met haar naar bed geweest) (Antwerps)
  7. 'kep eur alle oeke van de slopkaomer loate zing (=ik ben met haar naar bed geweest) (Antwerps)
  8. 'n schêj wi-j de verlingdje beekstraot (=de scheiding in het haar is niet recht) (Weerts)
  9. 't ès èr mojer gesketen (='t is helemaal haar moeder) (Meers)
  10. 't ès grat èr mojer (='t is helemaal haar moeder) (Meers)
  11. 't es wel besteekt (=het is zijn / haar / uw verdiende loon) (Waregems)
  12. 't haor op zolder (=haar opsteken) (Nunspeets)
  13. 't hor ofschoeperen (=het haar afbranden) (Veurns)
  14. 't is green at (=er zit een haar in de boter) (Booms)
  15. 't oog was groder as de moag (=ze kon haar bord eten niet op) (Westerkwartiers)
  16. 't zijn goaten in heur kesses (=er zitten gaten in haar kousen) (Evergems)
  17. 't Zit doar e scheete verdroaid (=Daar zit een haar in de boter) (Langemarks)
  18. 't zit schieëf (=er zit een haar in de boter) (Kaprijks)
  19. ' k haar d' r al lucht van kreeg' n (=ik had er al iets van gehoord) (Westerkwartiers)
  20. ' k heb ' n zwak veur heur (=mijn voorliefde gaat naar haar uit) (Westerkwartiers)
  21. ' kem eur alle oeke van de slopkamer late zieng (=ik he haar alle hoeken van de kamer laten zien, wilde sex gehad) (Antwerps)
  22. a pinkt op eiêr (=een oogje trekken, hij trekt een oogje op haar) (Meers)
  23. aan heur heb 'k gien boodschap (=met haar wil ik niets van doen hebben) (Westerkwartiers)
  24. Aater haarieke van de Knaajnkes on de bêm èn Eek hoch de Sjutteraaj van Eek hunne boom ston, tësse de kiëzebeem (=Achter 'Huis Gregoor' had de schutterij van Eik haar schietstand, tussen de kersenbomen.) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. Aj edeur mej jong vol gedouwe (=Hij heeft haar zwanger gemaakt) (Ossendrechts)
  26. Ak em aai bet ie (=Als ik hem / haar aai dan bijt hij / zij) (Geldermalsens)
  27. al bringe de kraeën het aut (=al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. alle foetelkes koëmen aut, al bringen et de kraeë noë baute (=al gaat de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. armpie over 't skoertje (=Met je arm om het meisje haar schouder wandelen) (Noordwijks)
  30. as daajet èn hër krolle hèt (=als ze haar zinnen daaop heeft gezet) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. aste liefde din wiëd, zieste alles dûr e vergrautglaos (=n let meer om mekaars foutjes als een haar in boter is) (Bilzers)
  32. beeter grèès as kèès (=beter grijs haar dan kaal) (Tilburgs)
  33. bij heur (=bij haar) (Brakels (gld))
  34. bij heur was dat schering en ienslag (=bij haar kwam dat heel vaak voor) (Westerkwartiers)
  35. boetches brein (=haar vlechten) (Veurns)
  36. cinema verniet (=wanneer je een vrouw haar slip kan zien) (Bornems)
  37. d'r is met heur gien laand te bezeil'n (=met haar valt niets te beginnen) (Westerkwartiers)
  38. D'r zit een haar in de boter (=ruzie in het huishouden) (turnhouts)
  39. da schild en luis op ne pletskop (=dat scheelde geen haar) (Melseels)
  40. da schol gieën hoar (=dat scheelde geen haar) (winksels)
  41. da vramengs is een echte schetteras (=als die vrouw praat of lacht hoort men haar van ver) (Sint-Niklaas)
  42. da woaf mè eur soot (=die vrouw met haar kinderen) (Willebroeks)
  43. da woaf mè euren dikken ol, die mè eul fort (=die vrouw met haar dik achterwerk) (Willebroeks)
  44. da's 'n kolfke noar heur haand (=dat past precies in haar straatje) (Westerkwartiers)
  45. da's heur met de paplebel iengoot'n (=dat is haar van jongs af aan geleerd) (Westerkwartiers)
  46. da's heur oogabbeltje (=dat is haar allerliefste bezit) (Westerkwartiers)
  47. da' s heur met de paplebel iengoot' n (=dat is haar van kindsbeen af geleerd) (Westerkwartiers)
  48. daai hét viël naute op herre zank (=dat duurt een tijdje met haar) (Bilzers)
  49. daaj deed hër fëmiele graute sjaan aon (=ze is haar hele familie te schande) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. daaj ès nie heil kommilfoo (=zij is wat geraakt in haar hoofd) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen