Spreekwoorden met `wees`

Zoek

8 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `wees`

  1. als hadden geweest is, is hebben te laat. (=niet zeuren over gedane zaken)
  2. de koe is vergeten dat hij kalf geweest is. (=zeurende ouderen vergeten dat ze vroeger ook wild waren)
  3. genoeg voor een heel weeshuis. (=als je ergens heel veel van hebt)
  4. had je me gisteren gehuurd dan was ik vandaag je knecht geweest (=je moet zo niet commanderen - dat doe ik gewoon niet!)
  5. in Rome geweest zijn, maar de Paus gemist hebben (=het belangrijkste laten schieten)
  6. met de prins over de Maas geweest zijn (=veel meegemaakt hebben)
  7. met Noach in de ark geweest zijn (=erg oud(erwets) en uit de mode zijn)
  8. op het glazen bruggetje geweest zijn (=in doodsgevaar zijn geweest, op het nippertje ontsnappen)

14 betekenissen bevatten `wees`

  1. iets uit de eerste hand hebben (=ergens zelf bij zijn geweest of hebben gehoord van iemand die het zelf heeft meegemaakt)
  2. `t Is gelijk of men van/door de kat of de kater/hond gebeten wordt (=het maakt niet uit hoe of waardoor je benadeeld bent geweest)
  3. op het glazen bruggetje geweest zijn (=in doodsgevaar zijn geweest, op het nippertje ontsnappen)
  4. nakaarten heeft geen zin (=men moet niet doorgaan met zeuren over iets dat al geweest is)
  5. door de kajuitsramen aan boord komen (=onmiddellijk bevelhebber worden, zonder eerste ondergeschikte te zijn geweest)
  6. goed boeren / goed geboerd hebben (=succesvol geweest zijn, vooral financieel)
  7. spreek wat waar is, drink wat klaar is, eet wat gaar is. (=wees bescheiden en dankbaar voor wat je hebt)
  8. een kruimeltje is ook brood (=wees gelukkig met wat je hebt)
  9. met vragen komt men in Rome. (=wees niet bang om hulp te vragen)
  10. geloof nooit iemand die in de ene hand water en de andere hand vuur draagt (=wees niet lichtgelovig, niet iedereen is het vertrouwen waard)
  11. roep geen haring voor hij in het net is (=wees niet te voorbarig)
  12. als het hemd scheurt dan heeft het een gat (=wees niet vooraf al nodeloos bezorgd)
  13. garnaal/spiering is ook vis als er anders niet is. (=wees tevreden met wat je kunt krijgen)
  14. weet wat je zegt, maar zeg niet alles wat je weet (=wees voorzichtig met woorden en je informatie)

50 dialectgezegden bevatten `wees`

  1. 'k toande g'em 't goat van dn temmerman (=Ik wees hem de deur (gooide hem buiten) ) (Hansbeeks)
  2. A-j ' t platte van de voeten maar onder joe ollen (=Blijf met de voeten op de grond staan wees verstandig en nuchter blijven) (Giethoorns)
  3. as genoeg nog te weineg ès, ès niks nog goed genoeg (=wees tevreden met wat je hebt en jaag niet op dingen die je niet hebt) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. As get mau wét (=wees daar maar zeker van) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  5. as ie nie rokt, ròkt ie van de wèès (=wanneer hij niet rookt, raakt hij van de wijs) (Tilburgs)
  6. as te kraeë bijéénkoeëme en vieël lëwaeëd maokë, geet ët raengërë (=hoor je de kraaien veel lawaai maken, wees dan maar zeker dat het gaat regenen) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. assie nie rokt, ròktie van de wèès (=wanneer hij niet rookt, raakt hij de kluts kwijt) (Tilburgs)
  8. aste dat mér wieës! (=wees daar maar zeker van!) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. augt a bakkes mor (=wees stil, spreek niet tegen) (Meers)
  10. baeter klene meester as graute knaech (=wees je eigen baas) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. beder 'n luus ien de paan dan hiel'ndaal gien vlees (=wees tevreden met wat je hebt) (Westerkwartiers)
  12. dat gaef ich tich op e brifke (=wees er maar zeker van!) (Bilzers)
  13. de bès nie alleen opte werd (=wees wat stiller onder de lessen, anderen willen ook slapen) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. de bès sjaun genoeg ! (=wees zo niet met je uiterlijk bezig) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. de kons nie alles hübbe opte werd (=wees tevreden met wat je hebt en jaag niet op dingen die je niet hebt) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. De loop weer overende (=wees optimistisch, het hoofd omhoog) (Giethoorns)
  17. doar meude blij meej zijn (=wees er maar blij mee) (Prinsenbeeks)
  18. doe niet zo obstinoat (=wees niet zo opstandig) (Westerkwartiers)
  19. doe niet zo stuuns (=wees niet zo weerbarstig) (Westerkwartiers)
  20. ë goed vêrke frit alles (=wees maar niet zo kieskeurig) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. eemkes stil, lewaaischobber (=wees eens stil, druktemaker) (Westerkwartiers)
  22. en zè mor gerest (=en wees maar gerust) (Aalsters)
  23. ge kentjt nie aul emmen, een dikke vrou en veel plosj in au bedde (=wees blij met wat je hebt) (Ninoofs)
  24. goed zin ès goed, mèr doëmèt moeste noch nie gek zin! (=wees nooit TE goed!) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. h^b mer gene sjrik ver zen haen (d) sjes zwat te maoke (=wees maar zo lui niet) (Bilzers)
  26. haat oer haan en viet werm, völ moëtig oeren derm, haat alles boëve en onder oëpe, dan goën de dëktaurs en apeteikers loope (=wees matig in alles, dan hoeft er niemand in te grijpen) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. haat zen koeter goed oëpe (=wees waakzaam) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. haawt ur èèreg in (=wees er op bedacht) (Tilburgs)
  29. heb stuidie (=wees voorzichtig!!!) (Katwijks)
  30. ich bèn ich en nie dich ! (=wees jezelf, er zijn al anderen genoeg) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. Je mot je klep effetjes houwe (=wees nou even stil) (Amsterdams)
  32. Kom bin'n en zét a ge moetj 'ier ni wèrken (=wees welkom) (Bambrugs)
  33. kwaansel nie zo meej dieje rôome!! (=wees eens wat voorzichtiger met die melkkan!!) (Tilburgs)
  34. laef zen eege laeve, de hübster mèr één (=wees jezelf, er lopen al zovele anderen rond) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. legd oi andjes tegoare (=wees tevreden met wat je nu hebt / bent) (Waregems)
  36. legd ui andsjies moar tuuëpe (=wees tevreden met je actuele toestand) (Waregems)
  37. loat oe neet neug'n (=wees niet zo bescheiden) (Twents)
  38. Loester eans good! Bön eas stil! Zwieg ns! (=wees eens stil! Zwijg eens!) (Limburgs)
  39. mejda (=wees voorzichtig (let op)) (Kaprijks)
  40. mën maolë staeke vol mèt nauwsjierëge zoëd (=wees niet zo nieuwsgierig !) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. Nait bie daip kommen (=wees voorzichtig) (Gronings)
  42. nën iëzël zwèt al atter moet sjijte (=wees maar niet zo koppig lui) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. Noo holt toch ‘ns de rebbel! (=wees nou toch eens stil!) (Aaltens)
  44. Oedt je moa koeste (=wees kalm en rustig) (Veurns)
  45. Oep e gemak hè (=wees rustig) (Herentals)
  46. oep ei gemak e (=wees eens rustig) (herenthouts)
  47. oud oi kolm (=wees toch kalm) (Waregems)
  48. pastop vur 't achterste van 'n peird en 't vuurste van 'n vroumens (=wees voor alles op uw hoede) (Knesselaars)
  49. slum hinne legke eur ei-jer in de neetele (=wees voorzichtig en geef je niet helemaal bloot) (Weerts)
  50. stoaregaan komt de piek wel op 'e eier (=wees maar niet bang, alles komt op zijn pootjes terecht) (Westerkwartiers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen