Spreekwoorden met `waad`

Zoek

24 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `waad`

  1. elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad (=men moet zich niet zorgen maken over de toekomst)
  2. ergens geen kwaad kunnen doen. (=een zeer positieve reputatie hebben ongeacht wat je doet)
  3. geen schoner gewaad als een zedig gelaat. (=je kan aan iemands` gezicht zien of hij een goed karakter heeft)
  4. geen vlieg kwaad doen (=uitsluitend goede bedoelingen hebben, niemand tot last zijn)
  5. geen zorgen voor morgen, elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad (=de moeilijkheden van vandaag zijn genoeg om je zorgen over te maken)
  6. gierigheid is de wortel van alle kwaad (=door gierigheid ontstaan er veel problemen en is er veel ellende in de wereld)
  7. goed geld naar kwaad geld gooien (=geld ergens insteken waarvan bekend is dat het verlies oplevert)
  8. goedschiks of kwaadschiks (=met of tegen de zin)
  9. het is kwaad kammen daar geen haar is. (=bij arme mensen valt niets te halen)
  10. het is kwaad stelen waar de waard een dief is. (=het is moeilijk om een bedrieger te bedriegen)
  11. het kwaad loont zijn meester (=wie kwaad doet, kwaad ontmoet)
  12. het kwaad straft zichzelf (=wie kwaad doet, kwaad ontmoet)
  13. kattenkwaad uithalen (=kwajongensstreken)
  14. kwaad bloed zetten (=iemand boos maken)
  15. kwaad gezelschap doet dolen. (=vermijdt omgang met mensen die een negatieve invloed op je leven kunnen hebben)
  16. met hem is het kwaad kersen eten. (=het is beter hem te mijden.)
  17. met hoge heren is het kwaad kersen eten (=van de omgang met aanzienlijke personen moet men niet altijd voordeel verwachten)
  18. tegen de stroom is het kwaad roeien / zwemmen (=tegen algemene opvattingen kan men zich moeilijk verzetten)
  19. van de prins geen kwaad weten (=uiterst argeloos zijn)
  20. van kwaad tot erger komen/vervallen (=steeds erger worden)
  21. vergeld geen kwaad met kwaad (=wraak nemen is niet goed)
  22. wee de wolf die in een kwaad gerucht staat (=als je je goede naam verliest is die haast niet terug te winnen)
  23. wie kwaad doet, kwaad ontmoet. (=je zult gestraft worden voor slechte daden)
  24. zo kwaad als een spin zijn (=erg kwaad zijn)

31 betekenissen bevatten `waad`

  1. fiolen van toorn over iemand uitstorten (=aan iemand duidelijk laten blijken dat je kwaad op diegene bent)
  2. een oorblazer (=een kwaadspreker)
  3. uit zuivere bronnen vloeit zuiver water. (=eerlijke mensen praten geen kwaad)
  4. geen erger venijn dan kwade tongen. (=er is niets zo erg als dat men kwaad van je spreekt.)
  5. zo kwaad als een spin zijn (=erg kwaad zijn)
  6. iemand wel kunnen villen (=erg kwaad zijn op iemand / Een erge hekel hebben aan iemand)
  7. de bijl aan de wortel leggen (=het kwaad in de oorsprong trachten uit te roeien)
  8. de oude zuurdesem (=het oude kwaad)
  9. met gelijke munt betalen (=hetzelfde kwaad terugdoen)
  10. de kat in de gordijnen jagen (=iemand goed kwaad maken)
  11. achter iemand zoeken (=iemand kwaad proberen te doen)
  12. het onweer is niet van de lucht (=iets dat steeds blijft doorgaan of iemand die telkens weer kwaad tekeer gaat)
  13. je op de lippen bijten (=je inhouden (niet lachen of kwaad worden))
  14. je druk maken over (=je kwaad maken om, je aantrekken van)
  15. kleine potjes lopen gauw over. (=kleingeestige mensen zijn snel kwaad.)
  16. de kat in het donker knijpen (=kwaad doen waar niemand het ziet)
  17. uit zijn slof schieten (=kwaad uitvallen, boos worden)
  18. de kuif opsteken (=kwaad worden)
  19. een staart om hebben (=kwaad zijn)
  20. je wel voor de kop kunnen slaan (=kwaad zijn op jezelf over het feit dat men ergens niet aan gedacht heeft)
  21. over de doden niets dan goeds (=men ziet kwaadspreken over overledenen als iets heel onbeleefd, er mag niet gespot worden met de dood)
  22. je gemak houden (=niet te veel werk doen, niet kwaad worden)
  23. werken als een rode lap op een stier (=onmiddellijk erg kwaad maken)
  24. iemand naar de keel vliegen (=op iemand erg kwaad worden, aanvallen, ermee vechten)
  25. honi soit qui mal y pense (=schande over hem die er kwaad over denkt)
  26. van de gaffel in de greep (=van kwaad tot erger)
  27. het kwaad loont zijn meester (=wie kwaad doet, kwaad ontmoet)
  28. het kwaad straft zichzelf (=wie kwaad doet, kwaad ontmoet)
  29. wie wind zaait zal storm oogsten (=wie kwaad doet, zal er uiteindelijk zelf de gevolgen van dragen)
  30. uit zijn vel springen (=zeer kwaad zijn)
  31. een ongeluk begaan (=zodanig kwaad zijn dat er `n ongeluk van komt)

Eén dialectgezegde bevat `waad`

  1. links rechts kattevitess steikt aa tienen in a tes, steikt ze niet te waad of ge zet ze kwaad (=kinderrijmpje) (tervurens)

Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen