Spreekwoorden met `van af`

Zoek

3 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `van af`

  1. de kantjes er van aflopen (=zijn best niet doen)
  2. de scherpe kantjes er van afhalen. (=iets verzachten of minder extreem maken)
  3. er geen tittel of jota van afweten (=er helemaal geen kennis van hebben)

8 betekenissen bevatten `van af`

  1. ambt geeft verstand. (=een baan gekregen hebben zonder er iets van af te weten)
  2. de vijl erover laten gaan (=er de scherpe kantjes van afhalen)
  3. er geen laars van weten (=er niets van afweten)
  4. je op glad ijs wagen/begeven (=ergens over gaan praten waar die weinig van af weet)
  5. de klok hebben horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt (=ergens over gehoord hebben, zonder er echt iets van af te weten)
  6. het uitzingen (=het einde ervan afwachten, het volhouden)
  7. je mening niet onder stoelen of banken steken (=je mening niet verbergen, openlijk voor je standpunten uit durven komen, bij voorbeeld van afkeuring van iets)
  8. overboord werpen (=niet langer gebruiken, ervan afzien)

20 dialectgezegden bevatten `van af`

  1. 't komt te pjeit ma 't goat te vut (=je hebt het rap zitten, maar je geraakt er niet gemakkelijk van af) (Mols)
  2. ‘k trek er mén annen van af (=ik trek er mij niets meer van aan) (Meers)
  3. a geboert ém va krommenoeës (=hij doet alsof hij er niets van af weet) (Meers)
  4. ae wit van toet'n of bloaz'n / noch bloaz'n (=hij is totaal niet op de hoogte / weet er niets van af) (Wichels)
  5. da des na echt voe a beste panch van af te kappe (=dat is echt een tegenvaller) (Brussels)
  6. dae niks deed, misdeed ook niks (=zich er gemakkelijk van af maken) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. daor komde gij zo nie mee klaor (=daar kom je zo niet van af) (Oudenbosch)
  8. daor kunde gij oew eige nouw nie so mee van afmaoke (=daar kom je zo niet van af) (Oudenbosch)
  9. diejee niks geleeje (=die is er goed van af gekomen) (Oudenbosch)
  10. doa zaak toh de boks vanaaf, woa (=daar zakt toch je broek van af) (Wagenings)
  11. Hij kumt van ne kauwe kermis thus (=Hij komt er bedrogen van af) (Heezers)
  12. ijeegut op zun alfsegat gedaon (=hij heeft zich er gemakkelijk van af gemaakt) (Oudenbosch)
  13. Ik trek er men anne naf (=Ik trek er mijn handen van af) (Mechels (BE))
  14. je schud het van zne nekke (=hij maakt er zich van af) (Kortemarks)
  15. met God's gratie kon het eraf etc. (=het kon er van af / het is eindelijk gelukt / na lang aandringen etc) (Utrechts)
  16. uut zn neuze bloen (=nergens van af weten) (Zeeuws)
  17. van toeten noch bloazen weten (=nergens van af weten) (Brugs)
  18. Wil jij je daar even van af houden / met je takken van afblijven (=wil jij daar met je handen van afblijven?) (Haarlems)
  19. zen haendsjes taus haate (=er van af blijven) (Bilzers)
  20. zôo, zèè-de-t kwèèt (=zo, ben je het verloren. / zo, ben je er van af) (Tilburgs)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen