Eén spreekwoord bevat `vaak`
- al vaak met dat bijltje gehakt hebben (=het werk al vaker gedaan hebben en weten hoe het moet)
55 betekenissen bevatten `vaak`
- in de schoenen schuiven (=(vaak onterecht) beschuldigen)
- op de magerste paarden bijten de dazen. (=arme mensen hebben vaak pech)
- als de armoede binnenkomt vliegt de liefde het venster uit (=armoede betekent vaak het einde van vriendschappen en relaties)
- dat is schering en inslag (=dat komt bijzonder vaak voor [onderdelen van een weefgetouw])
- ketters wonen het dichtst bij de paus (=de beste vrienden van een machtig man zijn vaak zijn grootste vijanden)
- ijdele tonnen rollen het hardst. (=de minst competente persoon is vaak ook de luidste)
- holle vaten klinken het hardst. (=de minst competente persoon is vaak ook de luidste)
- het slechtste wiel van de wagen kraakt meest. (=de minst competente persoon is vaak ook de luidste)
- de drager kan het beste zeggen waar de schoen wringt (=degene die een probleem heeft, kan de kern van dit probleem vaak het scherpste benoemen)
- al doende leert men (=door iets vaak te doen, leert men hoe het moet.)
- de hoofdvogel schieten (=een hoofdprijs winnen, maar vaak ironisch bedoeld. Letterlijk: de hoofdvogel is de hoofdprijs bij het vogelschieten)
- ongeluk komt zelden alleen (=een tegenslag wordt vaak gevolgd door nog meer problemen)
- een vriendelijk gezicht brengt overal licht (=een vrolijk persoon weet vaak meer te bereiken dan een nors persoon)
- alle dingen hebben twee handvatten. (=er zijn vaak meerdere manieren zijn om een situatie aan te pakken)
- bij schering en inslag gebeuren (=erg vaak gebeuren)
- ergens kind aan huis zijn (=ergens graag en vaak gezien zijn)
- er gezoden en gebraden liggen. (=ergens heel vaak zijn)
- een oude rat vindt licht een gat. (=ervaren mensen weten vaak een oplossing te vinden)
- waar de klok luidt, daar is een kapel. (=geruchten hebben vaak een kern van waarheid)
- de laatste loodjes wegen het zwaarst (=het afwerken is vaak het lastigst)
- het oude liedje (=het al zo vaak gebeurde of gezegde)
- wie aan de weg timmert heeft veel bekijks (=iemand die grote beslissingen moet nemen, krijgt vaak ook veel kritiek)
- iemands oogappel/ooilam zijn (=iemands lieveling zijn (vaak kind))
- haast en spoed is zelden goed (=iets te snel doen, resulteert vaak in iets dat slecht gedaan is)
- elke medaille heeft een keerzijde (=iets van twee kanten bekijken, aan iedere zaak zitten twee kanten, vaak een positieve en minder positieve kant)
- als de nood het hoogste is, is de redding nabij (=in hoge nood komt er vaak plotseling een oplossing)
- Jantje lacht en Jantje huilt (=kind dat vaak huilt maar direct ook weer lacht)
- de appel valt niet ver van de stam/boom (=kinderen lijken vaak op de ouders)
- snotterige veulens worden de gladste paarden. (=kwajongens die nergens voor lijken te deugen, worden vaak flinke mannen)
- ongelijke paarden trekken kwalijk. (=mensen die teveel verschillen in kwaliteiten, werken vaak niet goed samen)
- zuidwest, regennest. (=met een zuidwesten wind komt vaak regen)
- de domste boeren hebben de dikste aardappelen (=met geluk komt men vaak verder dan met verstand)
- met mist gaat de vorst in de kist (=na mist gaat het vaak dooien)
- mist heeft vorst in de kist. (=na mist gaat het vaak vriezen.)
- krakende wagens lopen/rijden het langst (=nieuw hoeft niet altijd beter te zijn / mensen die vaak ziek zijn worden vaak toch heel oud)
- van bruiloft komt bruiloft. (=op bruiloften worden vaak nieuwe relaties gevormd)
- het is een slechte bruiloft waar maar één bruid is. (=op bruiloften worden vaak nieuwe relaties gevormd)
- oude bokken hebben stijve horens (=oude mensen hebben vaak vaste gewoontes die maar moeilijk kunnen veranderen)
- het zijn niet de slechtste vruchten waaraan de wespen knagen (=over goede mensen worden vaak onaardige dingen verteld)
- tussen lepel en mond valt veel pap op de grond (=problemen komen vaak pas op het laatst)
- een spreekwoord is een waar woord. (=spreekwoorden bevatten vaak waarheden of nuttige lessen waar je van kunt leren)
- ongegund brood wordt veel gegeten. (=vaak kan men het niet verdragen dat het een ander beter gaat.)
- aan de orde van de dag zijn (=vaak voorkomen)
- vroeger, toen kraaiden de hanen nog. Tegenwoordig gapen ze alleen nog maar, zei de dove (=veranderingen in een situatie zijn vaak niet feitelijk, maar een subjectieve beleving)
- de paarden die de haver verdienen, krijgen ze niet. (=verdienste blijft vaak onbeloond)
- vissers en jagers, zijn vrouwenplagers. (=vissers en jagers zijn vaak bij de vrouw weg)
- een rollende steen vergaart geen mos. (=voortdurende verandering werpen vaak geen vruchten af)
- geld baart onrust. (=waar geld is onstaat vaak onenigheid)
- vrienden in nood, honderd in een lood (=wanneer er zich problemen voordoen, laten vrienden je vaak in de steek)
- uit het zicht, uit het hart (=wanneer iets niet meer zichtbaar is, wordt het vaak vergeten.)
50 dialectgezegden bevatten `vaak`
- 'Alles wat uut Bolsert komt, suupt.' (='Alles wat uit Bolsward komt, zuipt.' Blijkbaar hebben Bolswarders de naam dat ze veel en of vaak drinken.) (Bolserters)
- 't hès van de zulle lwopn (hès=gras; zulle=drempel) (= (te) vaak bij iemand op bezoek gaan) (Izegems)
- 't is net ne OAD busse, d'r zit altied wat in (=vaak zwanger zijn) (Twents)
- Aa zit veul oep zaan ukke (=Hij zit vaak gehurkt) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- Aandacht gaeve zeet dèk mieë es aandacht kriege! (=Aandacht geven zegt vaak meer dan aandacht krijgen!) (Kinroois)
- âchte (r) lijke vaak ook nog et het woord imbeciel er expliciet achter. / gestoarde/ mafketel/ halleve zool (=imbeciel) (Utrechts)
- Alle hondsgezeik mutte pisse (=Zeer vaak moeten plassen) (Koersels)
- Altied op de tjak wezen (=vaak bij de weg wezen) (Giethoorns)
- As 't brij reegent heb iederêên een lepel nôôdig (=Als ergens veel behoefte aan is, is het vaak slecht te krijgen) (Hoeksche Waards)
- as ermoej on de dieër kump kloppe, sprink de liefde al on alle vinsters aut (=waar armoede de kop opsteekt, komt vaak ruzie) (Munsterbilzen - Minsters)
- As het snieöt, wördt er dikkes zeit geströd, gestroeöd. (=als het sneeuwt, wordt er vaak zout gestrooid.) (Westels)
- bedde: Dad oët 't bedde klapt, es 't moeg (=Wie te vaak over zijn liefdesleven praat, is het beu) (Lebbeeks)
- bende gai an ut pesjonkele (=vaak in en uit lopen) (Helmonds)
- bij heur was dat schering en ienslag (=bij haar kwam dat heel vaak voor) (Westerkwartiers)
- brutoal'n hemm'm de haalve wereld (=brutalen mensen krijgen vaak hun deel) (Westerkwartiers)
- D'n stómste boer het duk de dikste èrpele (=De grootste dommerik heeft vaak de beste resultaten) (Wells)
- Dae aetendje vrietj, weurtj met ondânk beloeëntj (=Niet te vaak eten bij je a.s. schoonouders) (Weerts)
- Dah hek nie duk gedoan (=Dat heb ik zo vaak gedaan.) (Groesbeeks)
- dao weurtj mieër leîd gevaare as gedraage (=rijke mensen hebben vaak meer verdriet) (Weerts)
- daor is wa dafgescholle (=daar heeft men vaak woorden gehad) (Oudenbosch)
- das flaaë kul (=dat is praat voor de vaak) (Munsterbilzen - Minsters)
- das zever èn pekskes---das dikke zever (=dat is praat voor de vaak) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat komt mondjesmoat veur (=dat gebeurt niet zo vaak) (Westerkwartiers)
- dat was schering en ienslag (=dat kwam nogal vaak voor) (Westerkwartiers)
- De geldzak en bedelzak hangen gien dree geslachten an de deure (=Voorspoed en tegenslag duurt vaak niet langer dan drie geslachten) (Giethoorns)
- de maogërste vêrkë kaeken het helste (=onbeduidende mensen stellen vaak de hoogste eisen) (Munsterbilzen - Minsters)
- De ongelovege groeie de roze voor de skoene / hutte. (=Ongelovigen hebben vaak geluk.) (zaans)
- de schaarpste moaners benn'n de slechtste betoalers (=een veeleisend iemand is zelf vaak gemakzuchtig) (Westerkwartiers)
- De zits op vandaag dèk vaster in ' t verkieër es in e presông! (=Je zit op vandaag vaak vaster in het verkeer dan in een gevangenis!) (Kinroois)
- det is ein sjerkeukske (=letterlijk: koekje waarvoor men de laatste kliekjes bij elkaar doet om er nog wat van te bakken; figuurlijk: het jongste kindje uit een groot gezin, vaak een nakomertje.) (Heitsers)
- Dieje klaane ei dikkes 't Pèttenin (=Die kleine jongen is vaak humeurig) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- Doa struije ze de verkes mit (=Dat komt heel erg vaak voor) (Steins)
- doar heb 'k sloabeloze nacht'n van (=daar lig ik vaak wakker van) (Westerkwartiers)
- dreijende wink is stande waer (=als de wind op de dag vaak draait, dan blijft het meestal vast weer) (Sevenums)
- duk zat (=vaak genoeg) (Geldermalsens)
- duksat (=vaak genoeg) (Culemborgs)
- eder veultj ‘t zien (=wat je zelf hebt, wordt toch vaak het ergste gevonden) (Heitsers)
- een zittend gat hef altied wat (=Iemand die zelf niets doet heeft vaak commentaar op een ander) (Drents)
- Erm minse gaeve dèk veul riekdóm aaf! (=Arme mensen geven vaak veel rijkdom af!) (Kinroois)
- Had het op je voorhoofd geschreuve had je ut niet kenne vergeten / Schrijf ut op je voorhoof da keje het nie vergete / (=Dan had je het op moeten schrijven, kon je het niet vergeten / schrijf het goed op, zo vergeet je het niet ! ( tis goed zo heb het vaak genoeg gezegd op te schrijven)) (Utrechts)
- hae luiptj 'ne greune paad dör (=hij gaat vaak naar zijn meisje) (Weerts)
- hai zit alle doage oep mn dak (=hij is vaak bij ons) (Arendonks)
- Hi'j giet een vissen, hi'j giet een fietsenen (=Het woord EEN komt vaak voor woorden die een richting aan geven) (Giethoorns)
- hij doeget er dikkels neeve. (=hij gaat vaak in de fout.) (Tilburgs)
- hij het 'n bek as 'n scheermes (=zijn uitspraken zijn vaak erg scherp) (Westerkwartiers)
- hij/zij het las(t) van de hêdendaagse koor(t)s / hij is van een hoge stoep af gedonderdstraolt en komp op zun platte bek terech(t) (=Hij zij is een rijke / kakker, het is iemand die denkt dat hij / zij heel wat is (wordt vaak gebruikt bij iemand die boven zijn / haar stand probeert te zijn. (maar daar komt hij / zij wel van terug vroeg of laat)) (Utrechts)
- Hoe dùk din ie dè? (=Hoe vaak deed hij dat?) (Helenaveens)
- Houdt je groate slaoi-emmer nou eens dicht ! / minder negatief , maar niet aardig en vaak grappig bedoeld: uuuh bekkie hè? / Hou je smoel ! (=hou je grote mond nou eens dicht !) (Utrechts)
- Ich en bekans alle veugel zitte dèk in nèste. (=Ik en haast alle vogels zitten vaak in nesten.) (Kinroois)
- Ich heb dich sticks gezag, mar toch wooste gej et nie. (=Ik heb het heel vaak gezegd en nog weet je het niet.) (Limburgs)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen