Spreekwoorden met `toen`

Zoek

6 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `toen`

  1. hand over hand toenemen (=iets wordt steeds erger)
  2. hem van jetje/katoen geven (=er vaart achter zetten)
  3. het is er als dood katoen. (=het is er doodsaai)
  4. iemand van katoen geven (=iemand met een pak slaag of woorden straffen)
  5. je katoen houden (=je rustig houden)
  6. vroeger, toen kraaiden de hanen nog. Tegenwoordig gapen ze alleen nog maar, zei de dove (=veranderingen in een situatie zijn vaak niet feitelijk, maar een subjectieve beleving)

3 betekenissen bevatten `toen`

  1. het tij keren (=een ontwikkeling stoppen. Bijvoorbeeld ten aanzien van het toenemen van zinloos geweld. Zie getij)
  2. geef mijn fiets terug (=grapje om Duitsers te wijzen op de Tweede Wereldoorlog, toen er veel fietsen geconfisqueerd werden)
  3. semper crescendo (=in sterkte toenemend)

50 dialectgezegden bevatten `toen`

  1. `Daor eur ik joe, `zee dove Jouk, en toen leup er een muus mit de klompen an over de zolder. (=Oost-Indisch doof) (Giethoorns)
  2. 'k è toon vriee verskoot'n. (=Ik ben toen erg geschrokken.) (Zwevegems)
  3. 't Was bai de beddeplank of. (=Het kind werd geboren toen ze precies negen maanden getrouwd waren.) (Zaans)
  4. Al op un ouwejaorsavend, toen sloogh dun bakker zun waif, al mee un ete knuppel de velle van eur laif, ut waif dat wou nie soreke, de knuppel, die wouw nie breken, de knuppen, die brek ut waif, da sprak, o, wa rara dingen zain dat. wa zullewe dun bak (=liedje met Oudjaar) (Hulsters (NL))
  5. as ek klainkes was (=toen ik klein was) (Winksels)
  6. Bekken doen / Bek toen Beggen doetj / Begge doetj (=Toch niet toch wel!) (bambrugs)
  7. Bloës mèr nie zoe hauch van den toën (=hoge bomen vangen veel wind) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. da's nogh ammaal van toen (=dat is allemaal lang geleden) (Hulsters (NL))
  9. dae stond aateraon én de raaj waaj ze hiëses voertgoefde (=hij stond zeker in de laatste rij toen ze verstand uitdeelden) (Bilzers)
  10. De konte veur d'n toen trekk'n. (=Zich bedenken.) (Aaltens)
  11. de man oet nog nen heiring waaj ter daud wos (=de man at nog een haring toen hij dood was) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. den atste taus wor nog èn de fleur van ze laeve waaj ter nen attak kriëg (=mijn vader was nog kerngezond toen hij een infarct kreeg) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. den derde keir dat ich vër ët zinge de kërk autgoeng, moch ich nimei bènne en dan bèn ich noë ën aander kërk op zik gegon (=toen ik me de derde keer terugtrok, mocht ik niet meer binnen en ben ik op zoek gegaan naar een andere) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. det is ouch eine sjoeëne, zag de aap, toen zaag d’r zien jóng (=een domme opmerking maken) (Heitsers)
  15. det is toch te graof, zag de snieder, toen kraeg d’r de naoldj neet gevaemdj (=iets proberen wat niet gaat) (Heitsers)
  16. dich hëbs ze verstand get leig hange (=waar dacht je wel aan toen je met haar in bed dook) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. diejee daor toen z ne kaonis goed volgevrete (=die heeft daar toen goed zitten feesten) (Oudenbosch)
  18. dik doun ien toen (=bbq-en) (Hogelandsters)
  19. doar hadd'n ze niet van trug (=toen stonden ze met de mond vol tanden) (Westerkwartiers)
  20. en toen kwaame we Jaontjus tege (bij Keesjus opput Vaarkusmartje 1973) (=begin van een nieuw verhaal) (Oudenbosch)
  21. en toen sjaet de koe en neep ze ‘t gaat toe (=een einde aan het verhaal breien als je niets anders meer weet te zeggen) (Heitsers)
  22. gij zij toch aon oewe bliendedaarm gopereert? keb toen niks mir ghoort, eegut gholpe / eeta gholpe ghat? (=Brabantse betrokkenheid) (Oudenbosch)
  23. God wit wiens ' oofd doet er toen zjeer (=wie weet wat de toekomst brengt) (West-Vlaams)
  24. hae wor ter nie goed van (=de cardioloog was er het hart van in toen zijn patiënt stierf) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. hae zoeg waol kleire van de raengerboeëg (=de schilder zag het zwart voor de ogen toen hij van de ladder viel) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. Haj ik toe mar ien de boks geschete (=had ik dat toen maar niet gedaan) (Wells)
  27. hëbste zën toen èngeslik (=kun je niet antwoorden !) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. Hieër in den depe, zag de kwakkert, toen spróng d’r in eine pöt (=zich in blind vertrouwen op een onmogelijke opdracht storten) (Heitsers)
  29. hij hò blotskòp bèùte gelôope èn toen un goej klèts gevat. (=hij had blootshoofds buiten gelopen en toen een fikse kou gevat.) (Tilburgs)
  30. hij krêeg staantepeej gedaon toen ie van zenen baos geschoept hò. (=hij werd op staande voet ontslagen toen hij van zijn baas gestolen had.) (Tilburgs)
  31. ich hoch temèt geaete en gedroenke (=toen hoefde het niet meer) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. ich worter het hat van èn (=toen ik die massa bedorven sla weggooide, kreeg ik toch een krop in de keel) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. ien 'n onbewoakt oog'nblikje . . . (=toen er even niet werd opgelet . . .) (Westerkwartiers)
  34. k-mot pisse zisse èn meejdèsse zaat zêek ze. (=ik moet plassen zei ze en meteen toen ze zat liet ze het lopen.) (Tilburgs)
  35. Katatun mutte doen (=Ik had dat toen moeten doen) (Zandhovens)
  36. Kiek kwaam lest Jokes nog tegen, ze ed mij toen gezeejen da'k moes zeggen da't zondag ginne mis is. (=Ik kwam laatst Joke nog tegen, ze zei dat ik moest zeggen dat het zondag geen mis is.) (brabants)
  37. krèk dèk et deej dòcht ik: dè hak nie moete doen (=net toen ik het deed dacht ik: dat had ik niet moeten doen.) (Tilburgs)
  38. langs d’n toen (=langs de afrastering) (Heitsers)
  39. me lief sjattepoemelke! (=deed het pijn toen je uit de hemel viel) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. meejdè-k um zaag, wies-k ut (=net toen ik hem zag, wist ik het) (Tilburgs)
  41. Men tweide vroo hèt men iëste nog éngehold waaj ver sjeede (=toen mijn vrouw ging lopen, ben ik gestopt met joggen) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. mis, zag de mol, toen vreudje d’r op eine stein (=er gaat iets mis, hij stoot zich z’n hoofd) (Heitsers)
  43. Naa hadjer bem diettie toen nie ha. (=Nu had hij erbij die hij toen niet had.) (Tilburgs)
  44. Now gao'k d'r aan, zei de pier tegen de haan. En toen had'e 'm al half opgeaete. (=het is te laat daar nog iets aan te doen.) (Barghs)
  45. oajt nie moet één, pakt toen van je gat (=als je dit niet lust moet je maar niets eten) (Lichtervelds)
  46. op ne sjaunen daog, waaj ët toch mèr rèngërdë (=modern sprookje : op een mooie dag toen het nog eens regende) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. ouch good, zag de pater, d’r toen kraeg braodworst (=blij zijn met wat je krijgt ook als het wat tegenvalt. pastoor kreeg vaak de eerste proef: een lekker stuk karbonade, terwijl de lageren in rang (paters) het met kwalitatief minder goed vlees moesten doen)) (Heitsers)
  48. Rijmseltje (=Mie Priej Proeëj, scheet int haver stroeëj. toen ze ginge dördse, vônge ze Mie ziene vörse) (Weerts)
  49. schrief 't op je buuk, je ku 't toen mi j'n emde afvagen (=je kunt ernaar fluiten) (Veurns)
  50. t zeen toere, zag Beekmans, toen reej d’r mèt de geit op ‘t daak (=zegswijze om aan te geven dat iemand gekke toeren uithaalt) (Heitsers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen