Spreekwoorden met `stel`

Zoek

40 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `stel`

  1. aan een oud dak moet je veel herstellen (=verouderde zaken vergen nu eenmaal onderhoud)
  2. de één mag een paard stelen, de ander mag niet over het hek kijken. (=sommigen mogen alles, anderen mogen niets)
  3. de heler is net zo goed als de steler (=wie gestolen goed koopt is even slecht als de dief)
  4. de wet stellen (=zijn wil opleggen)
  5. distels breken is distels kweken (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  6. distels maaien is distels zaaien (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  7. distels trekken is distels stekken (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  8. een daad stellen. (=concrete aktie ondernemen)
  9. er paal en perk aan stellen (=orde op zaken stellen)
  10. feestelijk danken (=er voor danken maar het zeker niet aannemen)
  11. geef een ezel haver en hij loopt naar de distels. (=mensen zijn soms koppig en willen geen hulp of advies)
  12. geef een ezel klaver hij loopt naar de distels/biezen. (=sommige mensen zijn nooit tevreden met wat ze hebben)
  13. het bekomt hem als de hond de knuppel na het stelen van de worst (=het valt hem zwaar tegen)
  14. het is kwaad stelen waar de waard een dief is. (=het is moeilijk om een bedrieger te bedriegen)
  15. het regent pijpenstelen (=het regent heel hard)
  16. iemand de wet stellen (=iemand iets opdragen te doen)
  17. iemand op de proef stellen (=iemand testen om te zien of die te vertrouwen is of het aan kan)
  18. iemand ter aarde bestellen (=iemand begraven)
  19. iemand uit de loog borstelen (=hem nieuwe kleren geven)
  20. iets aan de kaak stellen (=bekend maken wat niet in orde is)
  21. in de schaduw stellen (=het beter doen dan een ander, iemand overtreffen)
  22. in de waagschaal stellen (=groot risico nemen)
  23. in gebreke stellen (=officieel stellen dat de taak niet naar behoren is uitgevoerd)
  24. in het ongelijk stellen (=ongelijk geven)
  25. je leven in de waagschaal stellen (=actie ondernemen waarbij het eigen leven in gevaar kwam)
  26. kastelen in de lucht bouwen (=zich illusies maken)
  27. luchtkastelen bouwen (=zich illusies maken)
  28. met hem kan je paarden stelen. (=hij is overal voor te vinden)
  29. op de hoogte stellen (=informeren)
  30. op een apostelpaard rijden. (=lopen)
  31. op het apostelpaard rijden (=te voet gaan)
  32. op stel en sprong (=direct en zonder uitstel.)
  33. paal en perk stellen (=de grens leggen / een einde stellen aan)
  34. prijs stellen op (=weten te waarderen, graag willen)
  35. stel niet uit tot morgen wat je vandaag nog kunt doen. (=wacht niet, morgen kan te laat zijn)
  36. uitgesteld is niet vergeten. (=uitstel is nog geen afstel)
  37. uitstel is geen afstel (=als je iets uitstelt wil dat nog niet zeggen dat je het nooit meer gaat doen)
  38. uitstel van executie (=iets onaangenaams wordt tijdelijk uitgesteld Later gaat dit toch nog gebeuren)
  39. van uitstel komt afstel (=als je iets niet meteen doet, loop je het risico dat het nooit meer gebeurt)
  40. zuinigheid met vlijt, bouwt huizen als kastelen (=door zuinig en ijverig te zijn, kan men veel bereiken)

94 betekenissen bevatten `stel`

  1. distels breken is distels kweken (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  2. distels maaien is distels zaaien (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  3. distels trekken is distels stekken (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  4. aan het lijntje hebben/houden (=aan de praat houden /  beloven, maar steeds weer uitstellen)
  5. alles op haren en snaren zetten (=alle middelen aanwenden / alles in het werk stellen)
  6. de Mammon dienen (=alleen maar belangstelling hebben voor geld)
  7. alles over een kam scheren (=alles en iedereen gelijk stellen)
  8. uitstel is geen afstel (=als je iets uitstelt wil dat nog niet zeggen dat je het nooit meer gaat doen)
  9. in de nood eet de duivel vliegen. (=als je in nood verkeert, stel je je tevreden met dingen die je anders zou weigeren.)
  10. wie zijn klomp breekt, schiet gemakkelijk uit zijn slof (=als je wordt teleurgesteld, kun je gemakkelijk boos worden)
  11. in een andere vorm gieten (=anders voorstellen)
  12. buiten westen (=bewusteloos)
  13. van de sokken gaan/raken/vallen (=bewusteloos vallen)
  14. de puntjes op de i zetten (=de details erbij zetten - orde op zaken stellen)
  15. paal en perk stellen (=de grens leggen / een einde stellen aan)
  16. op stel en sprong (=direct en zonder uitstel.)
  17. door vragen wordt men wijs (=door het stellen van vragen kun je veel te weten komen en veel kennis opdoen)
  18. voor Pampus liggen (=dronken of bewusteloos zijn)
  19. jut en jul (=een apart of raar stelletje)
  20. zand schuurt de maag (=een beetje zand eten is niet erg (meer algemeen: stel je niet aan!))
  21. een te grote broek aantrekken (=een doel stellen waarvoor je niet de benodigde middelen hebt)
  22. het juiste midden vinden (=een goed evenwicht vinden tussen twee tegengestelde aanpakken. Bijvoorbeeld, als het er om gaat hoeveel bevoegdheden de politie moet hebben om de rechtsstaat te handhaven)
  23. de mens zal bij brood alleen niet leven. (=een mens heeft niet alleen lichamelijke maar ook geestelijke behoeftes.)
  24. hoe eerder dood, hoe eerder begraven. (=een nare klus beter niet uitstellen)
  25. een pleister op een houten been (=een nutteloos voorstel)
  26. vegen met de spons van blanus (=een teleurstelling ondervinden)
  27. iets te berde brengen (=een voorstel doen; iets ter sprake brengen)
  28. een man in bonis (=een welgesteld man)
  29. hartzeer van iets hebben (=er geestelijk onder lijden)
  30. geen turf hoog zijn (=erg klein zijn, erg teleurgesteld zijn)
  31. naar iets talen (=ergens belangstelling voor hebben)
  32. iets niet over zijn hart kunnen krijgen (=ergens niet toe kunnen komen of ergens op gesteld zijn)
  33. arbeider in de wijngaard des heren (=geestelijk beroep (priester,dominee) uitoefenend)
  34. aan de beterhand (=genezend, herstellend)
  35. averechts uitpakken (=helemaal verkeerd aflopen. Tegengesteld uitpakken)
  36. het mes snijdt aan twee kanten (=het levert dubbel voordeel op (NL.) Er zijn niet alleen voordelen aan verbonden, je kan eender wat vanuit verschillende en zelfs tegengestelde standpunten bekijken (BE).)
  37. weinig om het lijf hebben (=het stelt niet veel voor.)
  38. de omgekeerde wereld (=het tegenovergestelde van wat normaal en logisch is)
  39. als hamerstuk behandelen (=het voorstel zonder discussie aannemen)
  40. er is geen huis met hem te houden (=hij is niet tevreden te stellen, je kan er geen land mee bezeilen)
  41. vragen staat/is vrij (=iedereen heeft de gelegenheid om vragen te stellen)
  42. iemand een worst voorhouden (=iemand een voordeeltje in het vooruitzicht stellen, teneinde hem te bewegen ergens mee akkoord te gaan)
  43. iemand met een zwarte kool tekenen (=iemand erg ongunstig voorstellen)
  44. iemand blij maken met een dode mus (=iemand iets goeds in het vooruitzicht stellen, dat uiteindelijk waardeloos zal blijken te zijn)
  45. een gevoelige snaar raken (=iets ligt erg gevoelig bij iemand, belangstelling hebben voor een bepaald onderwerp en iemand die dan aandacht heeft ervoor)
  46. een liedje van verlangen (=iets nog even proberen uit te stellen)
  47. uitstel van executie (=iets onaangenaams wordt tijdelijk uitgesteld Later gaat dit toch nog gebeuren)
  48. iets op de lange baan schuiven (=iets uitstellen)
  49. op de lange baan schuiven (=iets uitstellen of vertragen.)
  50. voor dood achterlaten (=in de steek laten zonder hoop op herstel.)

34 dialectgezegden bevatten `stel`

  1. A-j laast em moe-j kraben (=stel jezelf gerust) (Giethoorns)
  2. Anderhalleve cent (=(Getrouwd) stel dat veel in lengte verschilt) (Zaans)
  3. bedoot dich get (=stel je niet aan) (Heitsers)
  4. ben je wel droog achter je oruh (=wat stel je nou voor) (Westlands)
  5. bennie al droog achter je orêh? (=wat stel je nou helemaal voor?) (Westlands)
  6. boezjie: De boezjie vastagen (=Voor spek en bonen bij een vrijend stel zijn) (Lebbeeks)
  7. Da's oak 'n stel potten en pannen (=Het is vreemd stel (Tholen ) ) (Zeeuws)
  8. dat stel ik slim op pries (=dat waardeer ik ten zeerste) (Westerkwartiers)
  9. dich moes 'nen aanere z'n aerte nie poole. (=stel u niet in de plaats van een ander.) (Genker)
  10. doë bèn ich nie mèt opgezatte (=daar stel ik geen prijs op) (Bilzers)
  11. Doe kèns dich get bedoon (=stel je niet zo aan) (Gelaens (Geleens))
  12. dr bin dr hin viere bedurven (=een stel wat niet deugt) (Zeeuws)
  13. haattech goed (=stel het goed) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. hae veultj zich good op ziene stèl (=hij voelt zich op z’n gemak) (Heitsers)
  15. He-j d'r last van? Ziet da-j d'r gemak van krieg! (=stel je niet zo aan!) (Achterhoeks)
  16. Ich vroëg toch ook nie offen koe het graos datse it lekker vénd (=stel niet zulke domme vragen) (Bilzers)
  17. In kenisse zien (=Een stel vormen met iemand) (West-Vlaams)
  18. jut en jul (=apart stel) (Westerkwartiers)
  19. loët aandër vandaog nog doen woste vandaog zelf nimei kons aofkrijge (=stel nooit uit tot morgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. moet dat op stel en sprong? (=moet dat echt nú?) (Westfries)
  21. mot dat op stel en sprong (=moet dat meteen) (Westerkwartiers)
  22. ne mangel kueuren (=een stel schoven koren) (Overmeers)
  23. oe zoe je zelve zijn (=stel je in zijn / haar / hun plaats) (Waregems)
  24. oe zoeje zelve zien! (=stel je in zijn / haar / hun plaats!) (Ostêns)
  25. oe zoeje zelve zijn! (=stel je in zijn / haar / hun plaats!) (Waregems)
  26. Op stel en sprong (=Op stip en sprong, meteen) (Genneps)
  27. stel diech neet aon, drek sjoord de maog (=een beetje zand in de salade) (Mestreechs)
  28. stel het wel (=het ga je goed) (Veurns)
  29. Stèl nauts aut tot mûrge woste vendaog nog der aander kons létte doen (=laat vooral onmiddellijk uitvoeren) (Bilzers)
  30. Stèltj neet oet tot mörge waat gae vandaag door ' nen angere kóntj laote doon! (=stel niet uit tot morgen wat je vandaag door een andere kan laten doen!) (Kinroois)
  31. te pòst èn te pèèrd te vèld (=op stel en sprong erop uitgaan) (Tilburgs)
  32. Verbeel(d) je dat.... (vragend) (=stel jezelf (nou) eens voor dat ... etc..) (Utrechts)
  33. zèn wuw blêef zitte meej un kwak klèèn jong (=zijn weduwe bleef achter met een stel kleine kinderen) (Tilburgs)
  34. Zie hebt 't nös mooi onder 'n boom ligg'n (=Het stel is uit elkaar (huwelijk op de klippen) ) (Twents)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen