Spreekwoorden met `rijgen`

Zoek


72 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `rijgen`

  1. aan de degen rijgen (=tot (zwaar) verliezer maken)
  2. aan zijn broek krijgen (=ermee opgescheept worden)
  3. aan zijn snoer rijgen (=tot volgeling maken)
  4. armslag krijgen (=meer mogelijkheden krijgen)
  5. bij de kladden krijgen (=te pakken krijgen)
  6. de bout op de kop krijgen. (=een geschil verliezen)
  7. de bovenhand krijgen (=winnen, zegevieren)
  8. de gekken krijgen de beste kaarten (=het geluk is met de dommen)
  9. de gekken krijgen de kaart (=dwaze en onverstandige mensen krijgen hun gelijk of ze dat hebben of niet)
  10. de mast opkrijgen (=zich weten te redden)
  11. de paarden die de haver verdienen krijgen ze niet (=zij die het goede werk verrichten, krijgen niet altijd de beloning)
  12. de paarden die de haver verdienen, krijgen ze niet. (=verdienste blijft vaak onbeloond)
  13. de schop krijgen (=ontslagen worden)
  14. de slappe lach hebben/krijgen (=niet kunnen stoppen met lachen)
  15. de volle laag krijgen (=alles over zich heen krijgen)
  16. de wind van voren krijgen (=kritiek krijgen, direct gezegd worden wat er mis is)
  17. de zak krijgen (=ontslagen worden)
  18. de zwartepiet krijgen (=de schuld krijgen)
  19. een beurt krijgen (=onderhanden genomen worden)
  20. een bokking krijgen (=een standje krijgen)
  21. een bril op de neus krijgen (=moeten gehoorzamen aan iemand)
  22. een brok in de keel krijgen (=emotioneel aangedaan zijn)
  23. een gat in het dak krijgen (=niet erg slim zijn)
  24. een hoofd als een boei krijgen (=een erg rode kleur krijgen in het gezicht, erg blozen)
  25. een katje krijgen (=een uitbrander krijgen)
  26. een klap van een lamme aap krijgen (=gekwetst worden)
  27. een korf krijgen (=afgewezen worden)
  28. een lintje krijgen (=geridderd worden - een compliment krijgen)
  29. een nieuwe voordeur krijgen (=gezegd bij het bereiken van een tiende levensjaar, dus 10, 20, 30 etc.)
  30. een pluim krijgen of geven (=een compliment krijgen of geven)
  31. een stuip krijgen van het lachen (=schaterlachen)
  32. een veeg uit de pan krijgen (=een klap incasseren / op zijn donder krijgen / een standje krijgen)
  33. er de handen voor op elkaar krijgen (=er steun (applaus) voor krijgen)
  34. er een punthoofd van krijgen (=er compleet gek van worden)
  35. er geen hoogte van kunnen krijgen (=iets maar niet kunnen begrijpen)
  36. er geen speld tussen kunnen krijgen (=iets klopt precies, geen gelegenheid krijgen in een gesprek ertussen te komen)
  37. er lucht van krijgen (=iets in de gaten krijgen)
  38. er van langs krijgen (=erge straf krijgen, al dan niet met een pak slaag)
  39. geen been aan de grond krijgen (=voorstel werd niet aangenomen)
  40. geen poot aan de grond kunnen krijgen (=geen schijn van kans blijken te hebben)
  41. hebben is hebben maar krijgen is de kunst (=iets hebben is goed, maar iets bijkrijgen is beter)
  42. het ei met de kip krijgen (=een vrouw getrouwd met een kind trouwen)
  43. het heen en weer krijgen (=diarree krijgen - vooral gezegd van iets dat helemaal niet bevalt)
  44. het hooi op de gaffel krijgen (=het wel gedaan krijgen)
  45. het leeuwendeel van iets krijgen (=het grootste aandeel van iets krijgen)
  46. het met iemand aan de stok hebben/krijgen (=ruzie met elkaar hebben/krijgen)
  47. het op je boterham krijgen (=een stevig standje incasseren)
  48. iemand aan zijn angel krijgen (=iemand in zijn macht krijgen)
  49. iemand klein krijgen (=iemand laten merken dat je hem aankunt, over iemand de baas zijn en diegene tot gehoorzaamheid dwingen)
  50. iets in de gaten krijgen (=iets ontdekken, iets zien)

108 betekenissen bevatten `rijgen`

  1. op de grote trom slaan (=aandacht proberen te krijgen voor diens zaak)
  2. de barricades opgaan (=actie voeren om iets voor elkaar te krijgen of juist tegen te houden)
  3. de lijdensbeker tot de bodem ledigen (=al het slechte, tot het laatste toe, over zich heen krijgen)
  4. de volle laag krijgen (=alles over zich heen krijgen)
  5. iemand om zijn vinger (kunnen) winden (=alles van iemand gedaan (kunnen) krijgen of alles mogen)
  6. overdag hebben waar men `s nachts van droomt (=alles zomaar in de schoot geworpen krijgen)
  7. als het in de kajuit regent ,druipt het in de hut (=als de baas problemen heeft, krijgen ook de ondergeschikten hun deel)
  8. de zwartepiet krijgen (=de schuld krijgen)
  9. de wrijfpaal zijn (=de schuld krijgen (van alles))
  10. overstag raken (=de wind van voren krijgen)
  11. het heen en weer krijgen (=diarree krijgen - vooral gezegd van iets dat helemaal niet bevalt)
  12. iets/iemand in de gaten hebben/krijgen (=doorkrijgen hoe dingen in elkaar steken of zicht houden op de situatie)
  13. de gekken krijgen de kaart (=dwaze en onverstandige mensen krijgen hun gelijk of ze dat hebben of niet)
  14. een veer op de hoed steken (=een compliment geven/krijgen)
  15. een veer op zijn muts steken (=een compliment geven/krijgen)
  16. een pluim krijgen of geven (=een compliment krijgen of geven)
  17. een stok achter de deur (=een dreigement om iets gedaan te krijgen)
  18. een hoofd als een boei krijgen (=een erg rode kleur krijgen in het gezicht, erg blozen)
  19. in een goed blaadje proberen te komen (=een goede reputatie proberen te verkrijgen)
  20. een veeg uit de pan krijgen (=een klap incasseren / op zijn donder krijgen / een standje krijgen)
  21. een taling uitzenden om een eendvogel te vangen (=een kleinigheid opofferen om iets belangrijks terug te krijgen)
  22. een nieuwe bron aanboren (=een nieuwe manier vinden om iets te krijgen)
  23. van de bok (laten) dromen (=een pak slaag (laten) krijgen)
  24. op je baadje krijgen (=een pak slagen krijgen)
  25. een bokking krijgen (=een standje krijgen)
  26. er bekaaid (van) afkomen (=een te lage prijs ervoor krijgen)
  27. een katje krijgen (=een uitbrander krijgen)
  28. er wel pap van lusten (=er niet genoeg van kunnen krijgen)
  29. er koksgast van blijven (=er niets van krijgen , er geen vooruitgang mee maken)
  30. er de handen voor op elkaar krijgen (=er steun (applaus) voor krijgen)
  31. zo glad als boter (=erg glad - moeilijk te pakken te krijgen)
  32. er van langs krijgen (=erge straf krijgen, al dan niet met een pak slaag)
  33. hemel en aarde bewegen (=ergens alles aan doen om het gedaan te krijgen (bv van iemand))
  34. de zondebok zijn (=ergens de schuld van krijgen)
  35. genade vinden (=ergens geen straf voor krijgen of iets niet toegerekend worden)
  36. bot vangen (=ernaast pakken, het niet krijgen)
  37. een wig drijven tussen twee personen (=ervoor zorgen dat ze ruzie krijgen)
  38. voor elkaar boksen (=gedaan krijgen, in orde maken)
  39. achter de schermen blijven (=geen bekendheid ergens mee willen krijgen terwijl diegene het wel bedacht heeft)
  40. gelijke monniken gelijke kappen (=gelijke mensen verdienen/krijgen een gelijke behandeling)
  41. een lintje krijgen (=geridderd worden - een compliment krijgen)
  42. alle goede dingen bestaan in drieën (=gezegd van iets waarvan men er twee heeft en een derde wil krijgen)
  43. het leeuwendeel van iets krijgen (=het grootste aandeel van iets krijgen)
  44. verkleumen tot op het bot (=het heel koud krijgen)
  45. vertrouwen komt te voet en gaat te paard (=het is makkelijker om iemands vertrouwen te schaden, dan te verkrijgen)
  46. er naar kunnen fluiten (=het niet krijgen)
  47. de sigaar zijn (=het slachtoffer zijn / de doodstraf krijgen (een sigaar wordt `onthoofd` voor gebruik))
  48. de vis wordt duur betaald (=het vergt veel opoffering ( je moet er wat voor over hebben) om te krijgen wat je wilt)
  49. iemand uit de tent lokken (=het voor elkaar krijgen dat iemand ergens een uitspraak over doet)
  50. een lans breken voor iemand (=het voor iemand opnemen, voor iemand de best doen diegene ergens mee te helpen iets te verkrijgen)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen