Spreekwoorden met `oord`

Zoek


78 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `oord`

  1. achter de puttings overboord vallen (=reddeloos verloren zijn)
  2. als een blinde over de kleuren oordelen (=spreken alsof men een kenner is, over iets waar men niets van weet)
  3. als het schip lek is, gaan de ratten van boord. (=als het verkeerd loopt, laten valse vrienden je in de steek)
  4. avondrood, mooi weer aan boord (=na een rode avondlucht volgt mooi weer)
  5. daar is geen woord Frans/Latijn/Chinees bij (=iedereen kan dat begrijpen)
  6. dat staat niet in zijn woordenboek (=dat kent hij niet, daar doet hij niet aan mee, heeft hij nog nooit van gehoord)
  7. de daad bij het woord voegen (=onmiddellijk doen wat men zegt te zullen doen)
  8. de leer veroordelen maar de leraar sparen (=de wortel van het probleem niet aanpakken)
  9. de vermoorde onschuld spelen (=net doen alsof je van niets weet)
  10. de woorden uit de mond halen/nemen (=zeggen wat de ander ook net wou zeggen)
  11. doe wel naar mijn woorden, maar ziet niet naar mijn daden (=ik geef raad waar je je het beste aan kan houden, maar ik doe het zelf niet)
  12. door de kajuitsramen aan boord komen (=onmiddellijk bevelhebber worden, zonder eerste ondergeschikte te zijn geweest)
  13. door het kluisgat aan boord komen (=de lagere rangen doorlopen alvorens bevelhebber te worden)
  14. een goed verstaander heeft maar een half woord nodig (=voor een goed verstaander is een kleine aanwijzing genoeg)
  15. een goed woord voor iemand doen (=iemand bij een ander aanbevelen)
  16. een haastig woord is gauw gezegd. (=zeg geen dingen zonder eerst na te denken)
  17. een leven als een oordeel (=een verschrikkelijk lawaai)
  18. een man een man, een woord een woord (=als je iets hebt beloofd, dan moet je je daar ook aan houden)
  19. een nieuwe voordeur krijgen (=gezegd bij het bereiken van een tiende levensjaar, dus 10, 20, 30 etc.)
  20. een Salomonsoordeel vellen (=met een heel vraagstuk een zeer wijze en goede beslissing nemen)
  21. een spreekwoord is een waar woord. (=spreekwoorden bevatten vaak waarheden of nuttige lessen waar je van kunt leren)
  22. een woord op zijn pas is een daalder waard (=spreken op het juiste ogenblik is waardevol)
  23. een woord op zijn pas is zo goed als geld in de tas (=spreken op het juiste ogenblik is waardevol)
  24. er geen woorden aan vuilmaken (=er niets eens over spreken)
  25. er komt moord en doodslag van (=het komt tot grote problemen)
  26. er over oordelen als een blinde over de kleuren (=erover oordelen zonder kennis van zaken)
  27. er zouden geen achterklappers zijn waren er geen aanhoorders (=er wordt alleen geroddeld als er ook naar geluisterd wordt)
  28. geen man over boord zijn (=iets is niet zo erg, het had veel erger gekund)
  29. gevleugelde woorden (=veel gebruikte en breed gedragen uitspraken)
  30. goed voordoen doet verkopen. (=presentatie is belangrijk als je iets wil verkopen)
  31. goed zijn woord kunnen doen (=een vlotte prater zijn)
  32. het antwoord schuldig blijven (=het antwoord niet kunnen geven)
  33. het ene woord brengt het andere voort. (=een negatieve opmerking kan leiden tot negatieve woorden over en weer)
  34. het ene woord haalt het andere uit (=als de ene persoon een grote mond opzet, krijgt die dat van de ander terug)
  35. het harde woord moet eruit (=het onaangename moet gezegd worden)
  36. het hoge woord is er uit (=het onaangename is gezegd)
  37. het hoogste woord hebben (=baas zijn (of willen zijn))
  38. het is een kwade wind die niemand voordeel brengt (=er is altijd wel iemand die van de omstandigheden weet te profiteren)
  39. het laatste woord willen hebben (=de baas willen zijn)
  40. het op een akkoordje gooien (=met elkaar afspreken iets op een bepaalde manier aan te pakken)
  41. het woord hebben (=in een gesprek aan beurt zijn)
  42. het woord voeren (=spreken (als afgevaardigde door anderen))
  43. het zwoerd/zwoord achter de oren hebben (=doof zijn)
  44. iemand aan zijn woord houden (=van iemand eisen dat hij zijn belofte nakomt)
  45. iemand de woorden uit de mond halen (=voor een ander spreken)
  46. iemand het voordeel van de twijfel gunnen (=een onzekere factor voor hem zo gunstig mogelijk laten meetellen)
  47. iemand te woord staan (=naar iemand luisteren en uitleg geven)
  48. iets voor zijn verantwoording nemen (=iets op zich nemen)
  49. je moet een paard niet doodknuppelen, voordat je thuis bent. (=te veel haast kan wel eens vertraging opleveren)
  50. je moet geen `hei` roepen voordat je de brug over bent (=vreugde over een goede afloop is pas toepasselijk als er niets meer verkeerd kan gaan)

162 betekenissen bevatten `oord`

  1. de kap maakt de monnik niet (=aan het uiterlijke kan men het innerlijke niet beoordelen)
  2. de toets  kunnen doorstaan (=alle antwoorden op vragen/problemen weten)
  3. in het donker zijn alle katten grijs/grauw (=als de situatie niet duidelijk is, zijn de zaken niet goed te beoordelen)
  4. allemans werk is niemands werk. (=als iedereen verantwoordelijk is, doet niemand het daadwerkelijk.)
  5. een vliegende kraai/vogel vangt/vindt altijd wat (=als je er maar op uit gaat, vind je altijd wel wat in je voordeel)
  6. wie het dichtst bij het vuur zit, warmt zich het meest (=als je ergens nauw bij betrokken bent, geniet je het meeste voordeel ervan)
  7. draaien als een molen (=altijd meegaan met de heersende mening - naar de mond van de toehoorder praten)
  8. of je worst lust! (=antwoord als iemand `Wat?!` zegt)
  9. geen mens is zijn eigen maker. (=beoordeel iemand niet om hun uiterlijk.)
  10. beter blooie Piet dan dooie Piet (=beter een aarzelend iemand dan iemand die ondoordacht handelt)
  11. je eer verpanden (=borg staan op zijn erewoord)
  12. door merg en been gaan/dringen/snijden (=buitengewoon kwetsend of doordringend zijn)
  13. daar zal wat zwaaien (=daar zal een hartig woordje gesproken worden)
  14. dat is een paal onder water (=dat brengt meer nadeel dan voordeel)
  15. daar kan de schoorsteen niet van roken (=dat brengt niets op / men kan niet alleen van vriendelijke woorden leven)
  16. dat is een bal voor open doel (=dat is een opmerking waar een zeer voor de hand liggend weerwoord op gegeven kan worden)
  17. na mij de zondvloed (=dat is een probleem dat zich pas voordoet als ik er niet meer ben - het zal mijn tijd wel duren)
  18. dat staat niet in zijn woordenboek (=dat kent hij niet, daar doet hij niet aan mee, heeft hij nog nooit van gehoord)
  19. die de minste tanden hebben, kauwen het meest (=de domste mensen voeren gewoonlijk het hoogste woord)
  20. eerste viool willen spelen (=de meest prominente taak willen vervullen, bijvoorbeeld als leider of woordvoerder van de groep)
  21. de haringvijver (=de Noordzee)
  22. een deksel op de kop hebben (=de verantwoordelijkheid voor iets nemen)
  23. de kaas niet van het brood laten eten (=de voordelen niet zomaar laten afpakken)
  24. het gras voor de voeten wegmaaien (=de woorden uit de mond nemen - alle kansen ontnemen)
  25. kreupel wil altijd voordansen (=de zwaksten willen het hoge woord hebben)
  26. bezint eer ge begint (=denk goed na over de gevolgen voordat je actie onderneemt)
  27. schijn bedriegt (=dingen zijn niet altijd zoals ze zich voordoen)
  28. Oost-Indisch doof zijn (=doen alsof er niets gehoord wordt)
  29. men vangt meer vliegen met honing/stroop dan met azijn (=door vriendelijk te zijn bereik je meer bij iemand dan met lelijke woorden)
  30. over lijken gaan (=doordouwen zonder oog voor ethiek of moraal)
  31. is de paus katholiek? (=een antwoord op een vraag waarvan het antwoord overduidelijk `Ja` is)
  32. een wolf in schaapskleren (=een gevaarlijk iemand die zich als onschuldig voordoet)
  33. een wolf in de schaapskooi. (=een gevaarlijk iemand die zich als onschuldig voordoet)
  34. een klein visje een zoet visje (=een klein voordeel of winstje dat met weinig moeite is verkregen)
  35. het ene woord brengt het andere voort. (=een negatieve opmerking kan leiden tot negatieve woorden over en weer)
  36. de bui zien hangen (=een ongunstige situatie aanvoelen voordat deze zich daadwerkelijk voordoet)
  37. iets op een procrustesbed leggen (=een regeling zo toepassen dat hij er voordeel van heeft)
  38. elkaar de bal toespelen (=elkaar voordeeltjes bezorgen)
  39. er een slaatje uit slaan (=er een voordeeltje uit halen)
  40. er niet van terug hebben (=er geen antwoord op weten)
  41. er geen heil in zien (=er geen voordeel in zien)
  42. goed je mondje kunnen roeren (=er goed voor zorgen dat je mening wordt gehoord)
  43. er een muisje van hebben horen piepen (=er iets van gehoord hebben)
  44. er een melkkoetje aan hebben (=er veel voordeel uit kunnen halen)
  45. een brave Hendrik zijn (=erg braaf zijn of zich zo voordoen)
  46. door de knieën gaan (=ergens met tegenzin mee akkoord gaan)
  47. de klok hebben horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt (=ergens over gehoord hebben, zonder er echt iets van af te weten)
  48. iets uit de eerste hand hebben (=ergens zelf bij zijn geweest of hebben gehoord van iemand die het zelf heeft meegemaakt)
  49. er over oordelen als een blinde over de kleuren (=erover oordelen zonder kennis van zaken)
  50. geen been hebben om op te staan (=geen enkele verantwoording kunnen geven)

Eén dialectgezegde bevat `oord`

  1. ew je et al oord (met nadruk) anders: eye et al oord (=heb jij / je het al gehoord) (Urkers)



Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen