Spreekwoorden met `meen`

Zoek

2 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `meen`

  1. elk meent zijn uil een valk te zijn (=ieder denkt het beste over de eigen prestaties)
  2. ieder meent dat zijn eigen pak het zwaarst is. (=mensen overdrijven hun eigen moeilijkheden in vergelijking met die van anderen)

9 betekenissen bevatten `meen`

  1. in de lucht zitten (=algemeen voorkomen)
  2. zand schuurt de maag (=een beetje zand eten is niet erg (meer algemeen: stel je niet aan!))
  3. met de hand op het hart (=eerlijk en gemeend)
  4. geen groter venijn, dan vriend tonen en vijand zijn. (=iemands vertrouwen schaden is het gemeenste wat je kunt doen)
  5. iets aan de klokreep hangen (=iets algemeen bekend maken)
  6. iets aan de grote klok hangen (=iets algemeen kenbaar maken)
  7. aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
  8. het laatste hemd heeft geen zakken (=je kunt niets meenemen als je dood gaat (laatste hemd = doodshemd))
  9. dieven met dieven vangen (=mensen die niet eerlijk zijn of gemeen, moet je op dezelfde manier ook behandelen)

50 dialectgezegden bevatten `meen`

  1. (ach) Schei uit ! (=hou op !, stop ermee ! Hou erover op ! , meen je dat , ach kom nou) (Utrechts)
  2. Ach, val kapot, mêen je dat nou ech/g (=Vragend: Ach, meen je dat nou echt) (Utrechts)
  3. da bèet in mèen bille (=daar heb ik zin in) (Wichels)
  4. Da méénde nie! (=Dat meen je niet!) (Baronies)
  5. Da méénde nie! (=Dat meen je niet!) (Roosendaals)
  6. da mènt ie! (=meen je dat) (Berghems)
  7. da minde gij nie (=dat meen je niet) (nieuwkuijks)
  8. Da minde toch nie? (=Dat meen je niet) (Siebengewalds)
  9. de bès ne sjaune!!! (=dat meen je niet!) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. de bès ziëker de plezantste toeres (aste alleen taus bès) (=ha, ha, meen je dat echt???) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. Dè minde nie (=Dat meen je niet) (Brabants)
  12. dèh mindu gij nieh (=dat meen je niet!) (Nederasselts)
  13. Det meinste neet! Det minse neet! (=Dat meen je niet!) (Limburgs)
  14. dich bès ziëker den èntressantste toeres (=dat meen je toch niet!) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. Dich höbs un pan aaf (=Dat meen je niet) (Margratens)
  16. Ga nauw gauw deur - Uitdrukking , afhankelijk van de situatie , is de intonatie en dus betekenis anders. (=dat meen je niet/Doe ff normaal/zoek het lekker uit/ kom effe/) (Utrechts)
  17. gaank nou treg... (=dat meen je niet...) (Zichers)
  18. Gank eweg!! (=meen je dat nou!) (Steins)
  19. Gank eweg. (=meen je dat nou!) (Gelaens (Geleens))
  20. gank foert (aoën) (=dat meen je niet !) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. Ge lieg ut (=Dat meen je niet) (brabants)
  22. Gift meen us un hendje (=Geef me eens een handje) (Geldrops)
  23. Hahahahah, DONDERSTRAALT OP , donderstraalt een end op, (DONDERSTRAOLT OP(gvd) , Donderstroalt een end heên . (=(hahhaha), meen je dat nou echt (uitdrukking van verbazing.) (Utrechts)
  24. Hedde ge da gezeet gehad, minde da werkelijk woar hoede de ge da hoe de gij da, hoe hedde ge da gedan? (=Heb jij dat gezegd, meen jij dat werkelijk, hoe doe jij dat, hoe doe jij dat, hoe heb je dat gedaan?) (brabants)
  25. Hedde gij da gezeet ghad? Mende da werklik woar? Hoe doede gij da? Hoe doede gij da? Hoe hedde gij da gedoan? (=Heb je dat gezegd? meen je dat echt? Hoe doe je dat? Hoe doe je dat? Hoe heb je dat gedaan?) (brabants)
  26. ik kaen d'r mèen bedde nie bae moaken (=ik kan er niet de wacht bij houden) (Wichels)
  27. ik oo d'n dauver op mèen lèef (=ik was erg bang) (Wichels)
  28. ja meen uuëre! (=dat zal wel!) (Ouwegems)
  29. jao zeetie (=dat meen je) (Oudenbosch)
  30. Je binne gek! (=Dat meen je niet!) (Volendams)
  31. Jò zeetie (=Dat meen je niet!) (Dongens)
  32. Kus toch no den hond zen juin. (=dat meen je toch niet. of: heb je nu dat van je leven meegemaakt) (Horpmaal)
  33. mèen 'and es gieën uitangberd (=wil je dat gauw aannemen) (Wichels)
  34. meen oarme zondoarsweezne (=met een onschuldige blik) (Kaprijks)
  35. mèen schelf zakt in (=ik liet een boertje) (Wichels)
  36. mèen uëre pierroo (=Mij niet gezien) (Wichels)
  37. mèen uuëgen stoan nie(d) op mèen gat (=Ik heb alles wel in de gaten) (Wichels)
  38. Méénde da? (=meen je dat?) (Roosendaals)
  39. mein ste dat (=meen je dat) (Neerharens)
  40. meine bescheet t'r zich eine (=antwoord op `ik meen dat....`) (Weerts)
  41. Meinse neet?! (=Dat meen je niet?!) (Gelaens (Geleens))
  42. mende da werkeluk woar? (=meen je dat nou?) (Cuijks)
  43. mènde dè (=meen je dat) (Brakels (gld))
  44. Minde gij dè (=meen je dat) (Helenaveens)
  45. nau gëleef ich tich ! (=dat meen je niet !) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. O, ja joh (=meen je dat n(o)u echt) (Utrechts)
  47. och joeng, gank voert ! (=dat meen je niet !) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. Och toch, gank voert ! (=meen je dat nu) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. schiet nu in me bièètn (=meen je dat nu) (Kortemarks)
  50. wa flekte gai meen nauw (=wat doe je nu?) (helmonds)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen