Spreekwoorden met `maar een`

Zoek

11 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `maar een`

  1. als het kind maar een naam heeft (=passend of niet, je moet het kunnen noemen (een naam geven))
  2. een goed verstaander heeft maar een half woord nodig (=voor een goed verstaander is een kleine aanwijzing genoeg)
  3. een snijder heeft maar een darm. (=spotternij van boeren, die veel meer eten dan de kleermaker.)
  4. er is maar een f in het abc (=het juiste midden vinden, is moeilijk)
  5. er is maar een grote mast op een schip (=er is er maar één de baas)
  6. het is een slechte bruiloft waar maar één bruid is. (=op bruiloften worden vaak nieuwe relaties gevormd)
  7. het is een slechte muis die maar een hol heeft (=je doet er best aan een alternatieve oplossing achter de hand te hebben)
  8. het is maar een strovuurtje (=het ziet er erg uit, maar het is snel voorbij)
  9. het is maar een weet (=als het eenmaal bekend is, is het niet moeilijk meer)
  10. het scheelde maar een haartje (=dat ging maar net goed)
  11. lekker is maar één vinger lang (=oppervlakkige genoegens geven ook maar een betrekkelijke voldoening. / leuke dingen duren meestal maar erg kort)

8 betekenissen bevatten `maar een`

  1. twee koetsiers op één dak. (=beter is er maar één baas)
  2. dat is de druppel die de emmer doet overlopen (=dat is maar een kleine ergernis, maar samen met wat er al gebeurd is, wordt het niet meer geaccepteerd)
  3. er is maar een grote mast op een schip (=er is er maar één de baas)
  4. er dienen geen twee masten op een schip (=er kan er maar één het bevel voeren)
  5. geen twee kapiteins op één schip (=er moet maar één persoon de leiding hebben, anders gaat het niet goed)
  6. de bal terugkaatsen (=op een vraag die gesteld wordt geen antwoord geven, maar een tegenvraag stellen; op een kritische opmerking van iemand reageren door zelf ook meteen een kritische opmerking te maken over de ander)
  7. lekker is maar één vinger lang (=oppervlakkige genoegens geven ook maar een betrekkelijke voldoening. / leuke dingen duren meestal maar erg kort)
  8. vroeger, toen kraaiden de hanen nog. Tegenwoordig gapen ze alleen nog maar, zei de dove (=veranderingen in een situatie zijn vaak niet feitelijk, maar een subjectieve beleving)

50 dialectgezegden bevatten `maar een`

  1. 'k mokte moar 'n grapke heur (=ik maakte maar een grapje hoor) (Westerkwartiers)
  2. 't es nog ieën'n van zin ieëste brouwk (=Hij is nog maar een beginneling) (Waregems)
  3. 't is maar een schorte griuët (=het is nogal klein) (Kaprijks)
  4. 't is mèr 'nnen treej (=het is maar een klein stukje) (Luyksgestels)
  5. 't is mor een vloûg (=het is maar een kleine regen) (Sint-Niklaas)
  6. 't wos mêr slappe kos (=dat was maar een matige vertoning) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. 't Zakt, Hanne, kokt nog mar 'n eij (na het laten van een boer) (=Het zakt, Hanne, kook nog maar een ei.) (Dinthers)
  8. Alles hef 'n êane, maor 'n wos hef ter tweeë. (=Alles heeft een einde, maar een worst heeft er twee.) (Sallands)
  9. Better ene ko met 'n beste vlaai, dan 'n hele trop met 'n bult lawaai (=Beter maar een keer raak, dan alleen opschepperij) (Winterswijks)
  10. blavv'mde hond'n biet'n niet (=mensen die alleen maar een grote mond hebben) (Westerkwartiers)
  11. da mèr ë slap beiske (=dat is maar een kleine verdienste) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. da's gin vette (=dat is maar een kleine opbrengst, winst etc.) (Hulsters (NL))
  13. da's moar 'n schijndje (=dat is maar een heel klein stukje) (Westerkwartiers)
  14. da's mor 'n vortsmiederke (=dat is maar een niemendalletje) (Westerkwartiers)
  15. da' s moar ' n soam' nroapsel (=dat is maar een bijelkaar gezocht spul) (Westerkwartiers)
  16. daaj ès mér een sjiet graut (=ze is maar een stompje groot) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. daaj hër haajskë ès mèr ne viërëk graut, ë kraupkietsjë (=haar huis is maar een voorschoot groot, een echt kruipgat) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. Daddis mau e gat in daug (=Dat is maar een onbeduidend plaatsje) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  19. Dan neem ie maar een koppel kiepen (=Je moet niet proberen om mij op te jagen) (Giethoorns)
  20. das mér provëzwaar (=dat is maar een voorlopige titel) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. das mich daën heile zaog nie wiëd (=ik wil het er niet over hebben, dat brengt alleen maar een hoop gezaag mee) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. dat schilde moar 'n hoarke (=dat scheelde maar een haartje) (Westerkwartiers)
  23. de kieks mèr waajset dees (=zoek maar een oplossing) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. de wereld is niet roaz'nd mokt, hij wordt roaz'nd bewoond (=kalm aan maar een beetje) (Westerkwartiers)
  25. den aonhaager zink en de broekësjijter stink (=wie volhoudt mag victorie kraaien, wie opgeeft is maar een) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. dich bès nog mèr e kaud joenk ter tiëge (=in vergelijking ben je nog maar een onderbeginneling) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. Die geef z'n bek ook maar een douw (=Hij zegt maar wat) (Dordts)
  28. die het nog gien verstandskuuz'n (='t is nog maar een broekie) (Westerkwartiers)
  29. Die is nog nat achter z'n ôôren (=Het is nog maar een jong mannetje, een beginneling) (Zeeuws)
  30. doë geeste geen dikke kiëtële van sjijte (=dat is maar een magere opbrengst) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. doet mi-j nog maa n bakkien (=geef me nog maar een bakje) (Lutters)
  32. Doet mij maar een Colaatje! (=Geef mij maar een Cola Cola!) (Rotterdams)
  33. Dóotj mich mer un piêpke (=Doe mij maar een pilsje.) (Weerts)
  34. e groëte lantern me e kleën luchtche (=veel praat maar een klein hartje) (Veurns)
  35. ein, iech wèl mèr eint (=één, ik wil er maar één) (Mestreechs)
  36. en Eek steet a petsje met zeek bau de kèster ze koske en week (=Eik is maar een hand groot) (Bilzers)
  37. èn eek steet ë pètsje met zeek, bau de kèstër zën koskës èn week (=in Eik hebben ze ook maar een heel gewone koster) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. Enen man het maor enen gang. (=eén persoon heeft maar één versnelling) (Barghs)
  39. et schouw mar enen hòrpèèl of de penantie ha gezeete. (=het scheelde maar een haartje of de strafschop had erin gezeten.) (Tilburgs)
  40. et sneut nie ècht, der valt mar en bietje griezel. (=het sneeuwt niet echt, er valt maar een beetje stofsneeuw.) (Tilburgs)
  41. Ga maar op een blauw steentje piesen (=Bekijk het maar een tijdje) (Helders)
  42. gien twee kapteins op één schip (=er kan maar één de baas zijn) (Westerkwartiers)
  43. gif mè mor e flesken bier van 't schap (=geef mij maar een glas bier op kamertemperatuur) (Sint-Niklaas)
  44. gif mè mor e nis ei (=geef mij maar een halfgekookt ei) (Sint-Niklaas)
  45. gif mè mor nun druppel (nun borrel) (=geef mij maar een jenever) (Sint-Niklaas)
  46. haaj ès zjeezëke ook nog nauts gewès (=dat hier is toch maar een armzalige buurt) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. haol mich zau nog èns eene e ras epoët (=zo is er maar één) (Bilzers)
  48. heef ter me un stik of wat (=geef er maar een paar) (Zeeuws)
  49. hò-k mar un hòknold, dan kos-k haoke (=had ik maar een haaknaald, dan kon ik haken) (Tilburgs)
  50. Hulte, dès mar twee hèùze èn en musseklèm. (=Hulten, dat is maar een klein gehucht.) (Tilburgs)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen