12 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `maag`
- de liefde van een man gaat door de maag. (=je kan een man veroveren met goede kookkunst en lekker eten.)
- een glas op zijn tijd houdt de mot uit de maag. (=wordt gezegd door mensen die graag een borreltje lusten)
- een haaienmaag hebben (=alles kunnen verorberen)
- een mot in de maag hebben (=honger lijden)
- het oog is groter dan de maag (=meer op het bord scheppen dan er opgegeten kan worden)
- iemand iets in de maag splitsen/stoppen (=iemand met iets opzadelen)
- je maag wel aan de kapstok kunnen hangen. (=in moeilijke financiële omstandigheden verkeren waardoor men weinig eten kan kopen.)
- met een baksteen in de maag geboren worden (=graag een huis willen hebben dat van jezelf is, dat je eigendom is)
- mijn maag jeukt (=ik heb honger)
- zand schuurt de maag (=een beetje zand eten is niet erg (meer algemeen: stel je niet aan!))
- zijn ogen zijn groter dan zijn maag (=hij neemt meer op zijn bord dan hij kan eten)
- zwaar op de maag liggen (=iets een moeilijk probleem vinden)
50 dialectgezegden bevatten `maag`
- 'k en maag ekik nie kloagen (=ik mag niet klagen) (Wichels)
- 'k maag 'em niet lucht'n of zien (=ik mag hem beslist niet) (Westerkwartiers)
- 'k maag heur wel lied'n (=ik mag haar wel graag) (Westerkwartiers)
- 'n geev'm peerd maag je niet ien 'e bek kiek'n (=een kado mag je niet bekritiseren) (Westerkwartiers)
- 'n geev'n peerd maag je niet ien 'e bek kiek'n (=geven - 'n gegeven paard mag je niet in de bek kijken) (Westerkwartiers)
- 't zuur emmen (=zijn maag die oprispt) (Meers)
- aan de maag eure kant drinke (=aan de verkeerde kant van het kopje koffie / thee drinken) (Venloos)
- as ik oe raoje maag (=als ik je een goede raad mag geven) (Tilburgs)
- boerke: Da kind moe nog 'n boerke laut'n (=Dat kindje moet z'n maag nog laten keren) (Lebbeeks)
- dao zuldje gein vétplek van in eure maag kriêge (=Erg schrale kost) (Weerts)
- dat lik zwaur op de maog (lett.) ; dat lik op de laever (fig.) (=dat ligt zwaar op de maag) (Bilzers)
- dat maag 'em de pret niet drukk'n (=dat zal geen roet in het eten gooien) (Westerkwartiers)
- dat maag ik wel (=dat vind ik mooi) (Westerkwartiers)
- dat maag mij niet beur'n (=dat kan ik financieel niet rond krijgen) (Westerkwartiers)
- dat maag mij niet beur' n (=dat past niet in mijn budget) (Westerkwartiers)
- dat maag niet onner kantoortied (=dat mag niet in de baas z'n tijn) (Westerkwartiers)
- de bezzem maag d'r wel es deur (=dat moet nodig worden opgeruimd) (Westerkwartiers)
- de kat zal noe wel niet meer mit je lege maag gaon sleupe (=je hebt nu wel genoeg gegeten) (Nijkerks)
- de rechterhaand maag niet wiet'n wat de linker dut (=doe wel en zie niet om) (Westerkwartiers)
- de rechterhaand maag niet wiet' n wat de linker dut (=als je geeft, doe het dan onopvallend) (Westerkwartiers)
- Det schoortj de maag (=Zand in het eten) (Weerts)
- doar maag 'k wel over (=dat vind ik wel prettig) (Westerkwartiers)
- drek en kaaf sjoert de maag (=ook slecht eten vult de maag) (Aelsers)
- drek en kaaf, sjoert d'r maag (=niet zo kieskeurig zijn met voedsel) (wijlres)
- Hejjai een maag mit een verwullef? (=Heb je nou nóg niet genoeg gegeten?) (Zaans)
- hij maag 'em zulf groag opsnied'n (=hij prijst zichzelf graag) (Westerkwartiers)
- hij zit doar met opscheept (=hij zit daarmee in zijn maag) (Westerkwartiers)
- Iedere Bèlgsj héé enne karêêl in zènne maag (=Iedere Belg heeft een baksteen in zijn maag) (Walshoutems)
- ik maag 'n boon word'n as 't niet zo is (=ik garandeer je dat het waar is wat ik zeg) (Westerkwartiers)
- ik maag dij groag lied'n (=ik mag je graag) (Westerkwartiers)
- ik maag dij wel (=ik hou van jou) (Westerkwartiers)
- ik maag dij wel lied'n (=ik mag jou wel) (Westerkwartiers)
- joost maag 't wiet'n (=joost mag het weten) (Westerkwartiers)
- maag ik twee kaan zuup'nbrij (=mag ik twee liter karnemelksepap) (Westerkwartiers)
- maag ze meej mèn meej (=mag ze met mij mee) (Tilburgs)
- Maan maug speld'oep (=Ik heb last van mijn maag) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- man moog leit tobbelteup (=pijn aan mijn maag) (Ninoofs)
- mèn maug grolt (=mijn maag gromt) (Meers)
- mèn moug roejt op (=dat eten ligt me zwaar op de maag) (Meers)
- Mien lief rammelt (=Mijn maag knort) (Hierdens)
- miene was zo gallig an de balge en ze schiet zo dun dast wel kenst zoepen (=mina was zo misselijk op de maag en ze scheet zo dun dat je het wel kon drinken) (Gronings)
- mijën bjèër growt (=mijn maag gromt) (Kaprijks)
- vanaovundj den aovundj en merge den daag, det ich uch dit ...... gaeve maag (=patroonsfeest) (Weerts)
- wel 't wiet maag 't zegg'n (=weten - wie het weet mag het zeggen) (Westerkwartiers)
- wie maag dè pènneke ötschèère (=wie mag dat pannetje leegschrapen) (Tilburgs)
- Z'ne baer groos (=Zijn maag grommelt) (Bilzers)
- ze maag heur hand'n wel stief dichtkniep'm (=zij mag wel van geluk spreken) (Westerkwartiers)
- zen maog speulde op (=hij had last van zijn maag) (Brabants)
- zèn moag keert (=zijn maag is aan het opweroen) (Sint-Niklaas)
- zene maog spiëlt op (=hij heeft last van zijn maag) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen