Spreekwoorden met `luister`

Zoek

7 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `luister`

  1. iemand iets in het oor fluisteren (=iemand iets zachtjes zeggen, heimelijk laten weten)
  2. in het oor fluisteren (=zachtjes (heimelijk) zeggen)
  3. je oor te luisteren leggen (=informeren)
  4. luisteren als een vink (=erg gehoorzaam zijn)
  5. luisteren naar groeien van het gras (=erg lui zijn)
  6. naar het lek luisteren (=niets doen)
  7. wie luistert aan de wand verneemt zijn eigen schand (=wie anderen afluistert, kan wel eens iets negatiefs over zichzelf horen)

29 betekenissen bevatten `luister`

  1. aan iemands lippen hangen (=aandachtig luisteren)
  2. het oor scherpen/spitsen (=aandachtig luisteren)
  3. aan de voeten van Gamaliël zitten (=aandachtig luisteren naar de les die een wijs persoon meegeeft)
  4. als oude honden blaffen, is het tijd om uit te zien (=als ervaren mensen waarschuwen moet je luisteren)
  5. men heeft daar latten op het dak (=daar wordt afgeluisterd)
  6. een Babylonische spraakverwarring (=door elkaar spreken zonder naar elkaar te luisteren en elkaar niet verstaan)
  7. de muren hebben oren (=er kan ongewenst worden meegeluisterd door anderen)
  8. er zouden geen achterklappers zijn waren er geen aanhoorders (=er wordt alleen geroddeld als er ook naar geluisterd wordt)
  9. geen oren hebben naar iets (=ergens niet naar willen luisteren)
  10. de oren scherpen (=goed luisteren)
  11. de oren spitsen (=goed luisteren)
  12. geheel oor zijn (=heel goed opletten - goed luisteren)
  13. iemand iets in het oor bijten (=iemand iets op bitsige wijze influisteren)
  14. geen profeet is in zijn (eigen) land geëerd (=in tegenstelling tot vreemden, zijn mensen uit je woonplaats minder bereid te luisteren)
  15. in het ootje (=influisteren)
  16. het oor lenen (=luisteren)
  17. te woord staan (=luisteren naar en bereid zijn te spreken met)
  18. met een half oor (=maar half luisterend)
  19. voor stoelen en banken praten (=maar weinigen die naar iemands verhaal luisteren)
  20. iets in de wind slaan (=naar een advies niet naar luisteren)
  21. iemand te woord staan (=naar iemand luisteren en uitleg geven)
  22. iemand gehoor geven (=naar iemand luisteren, gevolg geven aan zijn vraag)
  23. een roepende in de woestijn zijn (=niemand die naar je wil luisteren (bij raad/waarschuwingen))
  24. horende doof zijn (=niet luisteren)
  25. iemands geluid niet horen (=niet naar iemand willen luisteren)
  26. het ene oor in en het andere weer uit. (=wel horen maar niet luisteren)
  27. wie luistert aan de wand verneemt zijn eigen schand (=wie anderen afluistert, kan wel eens iets negatiefs over zichzelf horen)
  28. wie niet horen wil, moet voelen (=wie niet luistert naar wijze raad, of wie ongehoorzaam is, zal de gevolgen wel aan den lijve ondervinden)
  29. wie naar zijn moeder en vader niet hoort moet het kalfsvel volgen (=wie niet naar zijn ouders luistert, moet soldaat worden)

26 dialectgezegden bevatten `luister`

  1. 'Korten da na! (=Daar luister ik niet naar) (West-Vlaams)
  2. aste 'naen' zèks tieëge een vroo, dan hëbste de vroeëg nie goed begrieëpe (=pas op als je niet luister naar een vrouw) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. bèste mekan autgekald (=luister eens hier, hé) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. Dao zouw ich waal 'ns muuske wille speele (=Daar zou ik graag mijn oren te luister leggen) (Steins)
  5. de hëbs iëversjoeët vaqn gelijk (mèr zwijge moeste) (=je hebt volkomen gelijk (maar luister toch maar) ) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. de moes goed tësse de laantsjes konne laeze (=luister goed naar wat er gezegd wordt, maar nog meer naar wat er niet gezegd wordt) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. de moes zën aute ès autkieëtëre (=maak je oren eens zuiver, luister beter) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. eurt ne kieër (=luister eens) (Bambrugs)
  9. hëbste gen aure aon zëne kop (=luister nu toch eens eindelijk !) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. Hedde stront in oe oren? (=luister nu eens!) (Bredaas)
  11. heurde gai (=luister je) (Geldrops)
  12. joeng mètskë, zwijg mich toch stillëkës ëstil (=luister eens hier, hé) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. kiëtër zën aure mèr ins aut (=luister nu maar eens goed) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. lot zen aure ës autspeete (=luister wat beter!) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. luister is effe (=luister eens even) (Rotterdams)
  16. lupt noar de klutn (=ik luister nie naar ui, ga voort) (oudenaards)
  17. luusterst wel? (=luisteren - luister jij wel?) (Westerkwartiers)
  18. moei heurn (=luister eens even) (Klazienaveens)
  19. oark ne kjeé ier, (=luister eens, ) (Kortrijks)
  20. Oor es effe ier (=luister eens) (Volendams)
  21. ort e kir ier ( i van pit) (=luister eens) (Veurns)
  22. ort u keeër ier! (=luister eens goed!) (Waregems)
  23. urk ne kir hier (=luister eens even) (Wetters)
  24. urkt ne kier (iere) (=luister eens goed (naar mij) ) (Gents)
  25. urkt ne kier iere (=luister / hoor eens!) (Gents)
  26. uuër ne kieër ier (wa da'k au zeg) (=luister eens even (naar wat ik je ga zeggen}) (Wichels)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen