Spreekwoorden met `luie`

Zoek

5 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `luie`

  1. de kap/sluier/habijt aannemen (=in een klooster gaan)
  2. een hardloper van luie Kees (=een treuzelaar)
  3. een tipje van de sluier oplichten (=een klein stukje van het onbekende onthullen)
  4. van luie Kees (=bijzonder traag)
  5. zo komt het luie zweet eruit (=gezegd van iemand die hard werkt)

2 betekenissen bevatten `luie`

  1. de lijn trekken (=luieren, niet voort werken)
  2. om vliegen te vangen (=om te luieren (niets te doen))

28 dialectgezegden bevatten `luie`

  1. 'n vrouw di-j völ in de deur stieët, zuuët neet wi-j 't binnen gieët (=een luie vrouw) (Weerts)
  2. as dengeltjes luie motte nie in de prosessie gaon (=waar het goed is moet je blijven) (Oudenbosch)
  3. bekiek nau de lengte en brètte (=breedte) van ne luie mins (=hier staat een heel lui persoon) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. daaj hèt dikke knoebële onder hër êrm (=dat is een luie trien) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. dae stink noë luie zweet (=die zweet van niets te doen) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. de hëbs luksëpiëd en werkpiëd (=luie zweet is gauw gereed) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. De luie bóks aanhebbe (=Lui zijn) (Venloos)
  8. dich zits op zen lui petatte en ich zit haaj mèr te vrietele (=jij zit op je luie K terwijl ik me dood werk) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. die het luie evert op 'e rug (=die heeft een hekel aan werken) (Westerkwartiers)
  10. e katievig wuuf (=luie en vuile vrouw) (Veurns)
  11. een loj praai (=een luie vrouw) (Turnhouts)
  12. flats (=luie vrouw) (Vlijtingens)
  13. Hij/zij/ze heb/bbu de Dom hore luie maar weyut niet woar of de klepel hank . (=De klok horen luiden, maar weet niet waar de klepel hangt.) (Utrechts)
  14. je zit dao met eentwodde upgeschutteld (=hij is gehuwd met een luie vrouw) (Kortemarks)
  15. klokke luie (=klokken luiden) (Wiekevorsts)
  16. ledegheid is des duvels oorkuzz'n (=luie mensen vreten kattekwaad uit) (Westerkwartiers)
  17. leeë zak (=luie kerel) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. liever laaj dan mieg (=luie zweet is gauw gereed) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. loje zjo (=luie vrouw) (Sint-Katelijne-Waver)
  20. Lûie spier ê (=Lui zijn) (Volendams)
  21. op je luie flikker liggen, zitten etc. (=op je lijf, lichaam, body, corpus slaan / liggen / zitten etc) (Utrechts)
  22. op zëne luie strank ligge (=niets doen -op zijn luie rug liggen) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. wae get wilt doen vènt altijd get, wae niks wilt doen hèt altijd autvlèchte (=luie zweet is gauw gereed) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. z'n broek verslijte (=op zijn luie gat zitten) (Bilzers)
  25. ze het luie evert op 'e rug (=zij heeft een hekel aan werken) (Westerkwartiers)
  26. ze rapt gièèn strooj van deîrde, ze zit up eur luie fiege (=ze doet niets) (Kortemarks)
  27. ze zit up eur luie fiegge (=ze doet helemaal niets) (Lichtervelds)
  28. ziet mér daste strak nie te mieg bès (=luie zweet is gauw gereed) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen