18 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `lot`
- achter slot en grendel (=opgesloten)
- als apen hoger klimmen willen, ziet men gauw hun blote billen (=iemand die meer wil dan hij kan, maakt zich snel belachelijk)
- een gesloten boek (=iets wat niet te doorgronden is)
- een lot uit de loterij trekken (=precies de juiste persoon of ding gevonden hebben wat er nodig was)
- het lot valt altijd op Jonas. (=het zijn altijd dezelfde personen die onheil meemaken.)
- in geen twee sloten tegelijk lopen (=voorzichtig zijn en op zichzelf kunnen passen)
- je lot getroost zijn (=zijn lot aanvaarden)
- lot uit de loterij (=onvoorspelbaar)
- met gesloten beurs betalen (=door middel van een wederzijdse schuld het bedrag verrekenen)
- met het blote oog (=met het oog te zien, zonder hulpmiddelen)
- onder de blauwe/blote hemel (=in open lucht)
- per slot van rekening (=uiteindelijk)
- schot en lot betalen (=zijn burgerplicht naar behoren vervullen)
- slot noch zin (=geen touw aan vast te knopen)
- slot nog zin hebben (=het is onlogisch)
- van lotje getikt zijn (=niet goed bij het verstand zijn)
- zo gesloten als een oester (mossel) (=hij zegt weinig en laat niets los)
- zo gesloten zijn als een oester (=je mond niet opendoen en een geheim bewaren)
35 betekenissen bevatten `lot`
- ruw laten stikken (=aan zijn lot overlaten)
- in zijn eigen vet gaar koken (=aan zijn lot overlaten (iemand die iets misdaan heeft))
- er is geen ijs of het kost mensenvleis (=als er ijs op de sloten en vijvers ligt, verdrinken er altijd mensen)
- ons kent ons (=betrekkelijk afgesloten clubje mensen dat onderling de zaken regelt)
- van een leien dakje gaan (=bijzonder vlot en zonder problemen verlopen)
- uit de lucht komen vallen (=doen alsof men van niets weet / erg plotseling en onverwacht)
- goed zijn woord kunnen doen (=een vlotte prater zijn)
- te binnen schieten (=er plots aan denken)
- er komt een dominee voorbij (=er valt een plotselinge stilte in een rumoerig gezelschap)
- kruis of munt gooien (=ervoor loten)
- praten als Brugman (=gemakkelijk mensen kunnen overtuigen en vlot en boeiend kunnen vertellen)
- goed van de tongriem gesneden (=gezegd van een vlotte prater)
- het is maar hoe de kaarten vallen (=het hangt van het lot af)
- in iemands vel steken (=het lichamelijke lot van iemand anders ondervinden)
- in iemands schoenen staan (=het lot van iemand anders ondergaan)
- iemand in zijn eigen sop gaar laten koken (=iemand aan zijn lot overlaten (iemand die iets niet goed gedaan heeft))
- iemand in zijn eigen vet gaar laten smoren (=iemand die iets misdaan heeft aan zijn lot overlaten)
- iemand laten barsten (=iemand helemaal niet helpen, aan zijn lot overlaten)
- tussen de vier muren (=in een kamer opgesloten)
- het uitproesten (=in een plotse lachbui schieten)
- als de nood het hoogste is, is de redding nabij (=in hoge nood komt er vaak plotseling een oplossing)
- die geboren is om te hangen, zal niet verdrinken. (=je kunt je lot niet ontlopen.)
- in hetzelfde schuitje varen/zitten (=met dezelfde omstandigheden te maken hebben, hetzelfde lot ondergaan)
- met het ongewapend oog (=met het blote oog (zonder hulpmiddelen))
- achter slot en grendel (=opgesloten)
- achter de tralies (=opgesloten)
- instorten als een kaartenhuisje (=plots en snel in elkaar zakken, tenietgedaan worden)
- verrijzen als paddenstoelen na een regenachtige dag (=plots tevoorschijn komen)
- met stomheid geslagen (=plotseling geen woord meer kunnen zeggen)
- de schellen vallen hem van de ogen (=plotseling iets begrijpen hoe het in elkaar steekt)
- summa summarum (=uiteindelijk - tenslotte)
- wie tot een penning geboren is kan tot geen stuiver komen (=wat het lot voor je in petto heeft kan je niet ontlopen)
- als bij toverslag (=zeer snel, plotseling)
- het komt te paard en het gaat te voet. (=ziekte en ongeluk komen vaak heel plotseling, maar het duurt lang voordat men weer hersteld is)
- je lot getroost zijn (=zijn lot aanvaarden)
50 dialectgezegden bevatten `lot`
- 't doet dr'omme, 't moe dr'omme doen (=het lot speelt hier) (Waregems)
- ' n lot viggens (=een nest biggen) (Overmeers)
- al vèèrig, lót goeën dèèn trein (=alles ingesteld, laten we gaan) (Genker)
- aste moes gon kakke, lot dan zen broek al mer zakke (=als de nood het hoogst is, is de redding nabij) (Bilzers)
- daaj lot nie oppëre kop sjijte (=zij is geen gemakkelijke) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat lot mich kaat noch wêrm (=dat spreekt me niet aan) (Munsterbilzen - Minsters)
- de komplemènte van ons moeder èn ze lòt vraoge òf dè ge èfkes wilt kôome (=mijn moeder laat u groeten en vraagt om even langs te komen) (Tilburgs)
- Den dy van enne mins (=Het lot van een mens) (Walshoutems)
- den ieëste prijs opte kërmës (=het groot lot gewonnen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Den iene vliegt deur de weireld en den andere kröpt erduer (=lot van het leven) (Herentals)
- die geboor'n is veur de galg, verzupt niet (=van ieder mens is het lot al bepaald) (Westerkwartiers)
- dieën ijt hoar oep zen tande; das ne specioal, dië lot ni op zenen kop schijte (zitte ), tes ginne sumpele (=het is geen gemakkelijke persoon) (Diesters)
- én zen eege vèt lotte stoëve (=aan zijn eigen lot overlaten) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae lot zich bezeeke bau tër zelf bij steed (=hij trapt er met open ogen in) (Munsterbilzen - Minsters)
- hè lòt aander meense d-aase ötkrööje (=hij laat anderen het vuile werk doen) (Tilburgs)
- Hij lot het laank hangen (=hij heeft veel kapsones) (Bevers)
- ich lot mich de baoëd nie aofdoen (=ik let wel op!) (Munsterbilzen - Minsters)
- ich lot mich mene keis nie pakke (=ze gaan me niet liggen hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- ich lot mich nie mèt men kloete rammele (=je beduvelt me niet) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemëd èn përdêl loeëte (=iemand aan zijn lot overlaten) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemëd èn zën eege vèt loeëte stoeëve (=een koppigaard aan zijn lot overlaten) (Munsterbilzen - Minsters)
- ij lot et brieëd hange (=grote zwier maken) (Diesters)
- ist nieks, tis oazoard. (=je kan maar proberen, het lot beslist) (Ostêns)
- je lot de poîtn van oender ze gat (=hij loopt vlug) (Kortemarks)
- juzèke schut ze bèddèke jiààt en lot de pleumèkès vléége (=het sneeuwt) (Bierbeeks)
- lo'ye dat eut je oofd, lot je dat ... (=laat je dat uit je hoofd) (Urkers)
- lot daaj graajs selle mér ès wërke (=gebruik eens je hersenen!) (Munsterbilzen - Minsters)
- lot daaj würmpkes mër ès wërke (=denken is het begin van alle kennis) (Munsterbilzen - Minsters)
- lot de boere mor dussen (=dorsen) (=de zaak is gelukt) (Sint-Niklaas)
- lot de boeurrekes mo dessen (=ik zit hier op mijn gemak,ik heb het hier goed, laat de anderen maar werken (letterlijk: laat de boeren maar dorsen)) (Overijses)
- lot de kender nao mich koëme, de graute koëme vanzelf (=het leven behoort aan de jeugd) (Bilzers)
- lot de poes mër pisse (=laisser faire, laisser passer) (Munsterbilzen - Minsters)
- lot dich 'n kraun sjaere! (=Jij vertelt onzin!) (Bilzers)
- lot dich nie èn z' n toêt zitte (=Laat je maar niet in het ootje nemen!) (Bilzers)
- lot dich nie verniëke! (=Laat je niet bij de neus nemen!) (Bilzers)
- lot dich niks opdauwe! (=Laat je niet beetnemen!) (Bilzers)
- lot et nie aut zen vange valle (=hou het stevig vast!) (Munsterbilzen - Minsters)
- lot gè me gezond (=dat zal wel, dat geloof ik niet) (Sint-Niklaas)
- lòt heur mar ònkoetere (=laat haar maar begaan) (Tilburgs)
- lòt mar in de laoj ligge (=laat maar in de lade liggen) (Tilburgs)
- lot mè grust (=laat me met rust) (Sint-Niklaas)
- lot mér gewiëne (=laat maar doen) (Bilzers)
- lot mér zitte (=hou dat kleingeld maar) (Bilzers)
- lot mich èns laume on z'ne stoemp (=mag ik eens trekken aan je sigaret) (Bilzers)
- lot mich ès doër zen voër (=laat me eens achter je door) (Munsterbilzen - Minsters)
- lot mich mèt rès (=laat mij gerust) (Bilzers)
- lot mich mèt vrië (=laat mij met rust) (Bilzers)
- lòt um mar öttööjere (=laat hem maar betijen) (Tilburgs)
- lòt us kwikke hoe zwaor dè-t-is (=laat eens voelen hoeveel het weegt) (Tilburgs)
- lot ze mêr gewiëne (=Laat ze maar doen) (Bilzers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen