Spreekwoorden met `geheel`

Zoek

2 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `geheel`

  1. geheel oog zijn (=heel goed opletten)
  2. geheel oor zijn (=heel goed opletten - goed luisteren)

23 betekenissen bevatten `geheel`

  1. de kurk waarop de zaak drijft (=de basis (steun) van het geheel)
  2. wie zijn naasten te schande maakt, onteert zichzelf (=een klein foutje, kan een groot geheel te schande maken)
  3. de reis is nog niet ten einde als men kerk en toren herkent (=geef niet op voor het doel geheel is bereikt)
  4. als een blad van een boom veranderen/omkeren (=geheel anders gaan gedragen)
  5. totus tuus (=geheel de uwe)
  6. met huid en haar (=geheel en al)
  7. zo dood als een pier (=geheel en al dood, als een aardworm die slap aan de hengel hangt)
  8. tabula rasa maken (=geheel herbeginnen - de boel helemaal opruimen)
  9. in koelen bloede iets doen (=geheel kalm en rustig iets doen, alsof er niets aan de hand is)
  10. met tak en wortel uitroeien (=geheel uitroeien)
  11. leven als een oester (=geheel van de wereld afgezonderd leven)
  12. een ketting is niet sterker dan de zwakste schakel (=het geheel is maar zo sterk als het zwakste onderdeel)
  13. de sterkte van de ketting wordt bepaald door de zwakste schakel (=het geheel is niet sterker dan het zwakste onderdeel)
  14. er klopt geen hout van (=het is geheel onjuist)
  15. iemand de vrije hand geven (=iemand geheel vrij laten in de wijze waarop hij een opdracht uitvoert)
  16. de bijl naar de steel werpen (=iets geheel opgeven)
  17. bederf geen struif om een ei (=je moet het geheel niet afkeuren voor één gebrek)
  18. kleine vossen bederven de wijngaard (=kleine fouten kunnen zorgen voor grote problemen in het geheel)
  19. te wensen overlaten (=niet geheel voldoen)
  20. alle beetjes helpen (=ook kleine dingen dragen bij aan het grote geheel)
  21. wie zijn pap gemorst heeft kan niet alles weer oprapen (=schade kan nooit geheel worden goedgemaakt)
  22. vele kleintjes maken een grote (=veel kleine stukjes leveren uiteindelijk ook een geheel op)
  23. iets tussen neus en lippen zeggen (=zonder dat je het merkt in het geheel iets zeggen)

27 dialectgezegden bevatten `geheel`

  1. 't schip verging met man en muus (=het schip verging geheel en al) (Westerkwartiers)
  2. aolëk en zaolëg ènsloeke (=in zijn geheel doorslikken) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. da's heul'ndaal aan kaant (=dat is geheel afgewerkt) (Westerkwartiers)
  4. daor wee'k neks van (=deze informatie is geheel nieuw voor mij) (Bredaas)
  5. Das nief. (=Deze informatie is geheel nieuw voor mij.) (Olens)
  6. dat ging met vaal'n en opstoan (=dat ging niet geheel vlekkeloos) (Westerkwartiers)
  7. dat ken me gien spier schill'n (=dat interesseert mij in het geheel niet) (Westerkwartiers)
  8. de wiend waait nou uut 'n aanere hoek (=de zaak staat er nu geheel anders voor) (Westerkwartiers)
  9. den heile rataplan (=boeltje, wanordelijke geheel) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. die stijt niet vaast ien zien schoen'n (=hij is niet geheel zeker van zijn zaak) (Westerkwartiers)
  11. eine zwake tispel (=een gammel geheel) (Weerts)
  12. Enne groeëte dùrèn (=Een ongeorganiseerd geheel) (Wells)
  13. foezelen (=niet geheel de waarheid spreken) (Huizers)
  14. hij geft d'r gauw moar 'n draai aan (=hij maakt er maar gauw iets geheel anders van) (Westerkwartiers)
  15. hij laag laanguut (=hij was geheel uitgeteld) (Westerkwartiers)
  16. hij warkt op eig'n holtje (=hij werkt geheel naar eigen inzicht) (Westerkwartiers)
  17. ij gieng eulemaol kopkenonder (=hij verdween geheel onder water) (Oudenbosch)
  18. ij kon ginne voet mir vor d n aandre verzette (=hij was geheel uitgeput) (Oudenbosch)
  19. in zeinen paddekluts (=geheel naakt) (Lokers)
  20. met worrel en tak uutroei'n (=geheel laten verdwijnen) (Westerkwartiers)
  21. tot op den draod verslete (=geheel versleten) (Oudenbosch)
  22. tsoap es de kuule nie wirt. (=het geheel is een inspanning niet waard) (Gents)
  23. uut 'n aaner vat tapp'm (=iets geheel anders gaan aanpakken) (Westerkwartiers)
  24. wa ge naw zegt (=deze informatie is geheel nieuw voor mij) (nieuwmoers)
  25. wa zedde nou? (=hetgeen u mij nu vertelt is geheel nieuw voor mij) (Bredaas)
  26. ze mottenum effe en draoge (=hij is geheel hulpbehoevend) (Oudenbosch)
  27. ze wistnd up gièèn duuzd joar (=ze wisten het in het geheel niet) (Lichtervelds)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen