41 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `kin`
- als het kind maar een naam heeft (=passend of niet, je moet het kunnen noemen (een naam geven))
- bakkerskinderen eten oud brood. (=aan het vak dat men uitoefent, besteedt men in zijn directe omgeving weinig aandacht.)
- de dood kent geen lieve kinderen (=ieder moet sterven)
- een bokking krijgen (=een standje krijgen)
- een dood kind met een lam handje (=iets dat totaal waardeloos is)
- een doodgeboren kindje (=waardeloos, zonder toekomst)
- een kind kan de was doen (=het gaat heel makkelijk)
- een kind om een boodschap sturen. (=niet de juiste persoon iets op laten lossen)
- een kind van Laban (=iemand met een blanke huid)
- een kind van zijn tijd (=iemand die leeft volgens de in zijn tijd heersende opvattingen)
- een kinderhand is gauw gevuld (=met een kleinigheid tevreden zijn)
- een kink in de kabel komen (=iets tussen komen)
- een ondergeschoven kindje zijn (=iets of iemand is miskend. Zie bedstede voor de letterlijke betekenis)
- een zondagskind (=iemand die steeds geluk heeft)
- eerst oompje en dan oompjes kinderen (=eerst ik, daarna de anderen)
- er geen kind aan hebben (=er geen last mee hebben)
- ergens als kind in huis zijn (=ergens bekend of goed behandeld worden)
- ergens kind aan huis zijn (=ergens graag en vaak gezien zijn)
- geef het veulen geen haver en het kind geen brandewijn. (=behandel kinderen niet als grote mensen)
- het kind bij de naam noemen (=eerlijk voor de mening uitkomen)
- het kind met het badwater weggooien (=samen met het slechte ook het goede wegdoen)
- het kind moet (toch) een naam hebben (=passend of niet, je moet het kunnen noemen)
- het kind van de rekening (=degene die schade lijdt, terwijl anderen niets hebben)
- het zal je kind maar wezen (=je zal er maar voor op moeten draaien)
- iemand een bokking geven (=iemand een standje geven)
- iemand onder de kin strijken (=vriendelijke of vleiende dingen tegen iemand zeggen)
- je kinderen in het wild laten opgroeien (=zijn kinderen geen (of een slechte) opvoeding geven)
- kind noch kraai hebben (=geen nazaten of andere familieleden hebben, alleen rekening moeten houden met zichzelf)
- kinderen die vragen worden overgeslagen (=brutale kinderen die altijd overal om vragen, worden genegeerd)
- kinderen die zwijgen zullen ook nooit wat krijgen (=aanvulling op `Kinderen die vragen worden overgeslagen.`)
- kinderen en dronkaards spreken de waarheid (=ze zeggen wat ze vinden, ze zijn ongeremd)
- mal moertje mal kindje (=als de moeder te veel toegeeft zal het kind niet deugen)
- men kan zijn kinders wel minnen maar niet zinnen (=je kan je kinderen graag zien, maar ze hebben een eigen aard)
- moeten is dwang en huilen is kindergezang (=ik wil het wel doen, maar niet als het me verplicht wordt)
- paard in de wieg, kind in de wei (=uitdrukking van ongeloof gebruikt als iemand erg overdrijft. )
- schenking met de warme hand (=schenken terwijl men nog leeft (erfenissen))
- tegen de verdrukking in groeien (=ondanks zware omstandigheden toch vooruit komen)
- uit de kleine kinderen zijn (=geen kleine kinderen meer hoeven opvoeden)
- van kindsbeen af (=van jongsaf aan)
- vrij buurmans` kind, dan weet je wat je vindt. (=het is verstandig om vast te houden aan wat bekend en vertrouwd is)
- zo onschuldig als een pasgeboren kind (=zeer onschuldig)
65 betekenissen bevatten `kin`
- kinderen die zwijgen zullen ook nooit wat krijgen (=aanvulling op `kinderen die vragen worden overgeslagen.`)
- de bastaard van de graaf wordt later bisschop (=alleen hoge heren kunnen hun buitenechtelijke kinderen een toekomst bieden)
- de kruik gaat zolang te water tot zij barst (=alles heeft zijn beperkingen)
- mal moertje mal kindje (=als de moeder te veel toegeeft zal het kind niet deugen)
- als het hek van de dam is lopen de varkens in het koren (=als er geen toezicht is springen kinderen of ondergeschikten uit de band)
- als honden konden bidden zou het kluiven regenen (=als is een niet ter zake doende opmerking)
- geef het veulen geen haver en het kind geen brandewijn. (=behandel kinderen niet als grote mensen)
- captie maken (=bezwaren/aanmerkingen maken)
- kinderen die vragen worden overgeslagen (=brutale kinderen die altijd overal om vragen, worden genegeerd)
- dat is een bal voor open doel (=dat is een opmerking waar een zeer voor de hand liggend weerwoord op gegeven kan worden)
- de aanval bloedt dood (=de aanval komt geleidelijk uit op een mislukking)
- de jongste schepen wijst het vonnis (=de kinderen willen het het best weten)
- de vrucht der ervaring rijpt niet aan jonge takken (=de verstandigste opmerkingen komen van oudere mensen)
- het klopt als een bus (=deze uitdrukking is een contaminatie van het sluit als een bus met: het klopt als een zwerende vinger)
- de wal keert het schip (=door beperkingen enigerlei niet verder kunnen)
- met vallen en opstaan (leren) (=door mislukkingen leren)
- een verborgen agenda hebben (=een doel hebben dat voor de anderen verborgen gehouden wordt, bijvoorbeeld in een samenwerkingsverband)
- een goed begin is het halve werk (=een goed begin vergroot de kans op een goede afwerking)
- het ene woord brengt het andere voort. (=een negatieve opmerking kan leiden tot negatieve woorden over en weer)
- tegen het zere been schoppen (=een pijnlijke opmerking maken over iets wat gevoelig ligt)
- donkere morgens mooie dagen. (=een slecht begin hoeft geen mislukking te zijn)
- het ei met de kip krijgen (=een vrouw getrouwd met een kind trouwen)
- in de termen vallen (=ergens in aanmerking voor komen)
- te groot voor een servet en te klein voor een tafellaken (=geen kind meer, maar nog te jong voor volwassen zaken)
- uit de kleine kinderen zijn (=geen kleine kinderen meer hoeven opvoeden)
- geluk is de kunst een boeket te maken van de bloemen waar je bij kunt (=gelukkig leven met de gegeven mogelijkheden/beperkingen)
- een Homerisch gelach (=harde en gemene lach om het ongeluk, de mislukking of de handicap van tegenstrevers.)
- zijn eigen luizen bijten hem (=hij wordt gekweld door zijn eigen kinderen)
- het dunkt elke uil dat zijn jong een valke is. (=iedereen is trots op zijn kinderen)
- iemand iets in de schoenen schuiven (=iemand aanwijzen als de schuldige of als de verantwoordelijke voor een mislukking)
- iemands oogappel/ooilam zijn (=iemands lieveling zijn (vaak kind))
- goedkoop is duurkoop (=iets goedkoops kan later kosten veroorzaken, bijvoorbeeld door slechte werking, reparaties of onderhoud)
- er de boot mee ingaan (=iets hebben ondernomen, dat tot een totale mislukking heeft geleid)
- iets achter de hand hebben (=iets ter beschikking hebben voor wanneer het nodig mocht zijn (bv nood))
- iets met de paplepel ingegoten krijgen (=iets van kinds af aan leren.)
- een tien met een griffel en een zoen van de juffrouw (=in de volksmond: De beste beloning voor een 19e eeuws schoolkind)
- in het niet zinken (=in vergelijking met iets anders nog weinig waarde hebben)
- men kan zijn kinders wel minnen maar niet zinnen (=je kan je kinderen graag zien, maar ze hebben een eigen aard)
- kleine potjes hebben grote oren (=je moet uitkijken met wat je zegt als er kinderen bij zijn)
- Jantje lacht en Jantje huilt (=kind dat vaak huilt maar direct ook weer lacht)
- een speld heeft ook een kop. (=kinderen doen het liefst wat ze zelf willen)
- zo vader, zo zoon (of: Zo moeder, zo dochter) (=kinderen erven de eigenschappen van hun ouders)
- jong bier moet gisten (=kinderen hebben recht op plezier)
- de appel smaakt bomig. (=kinderen lijken op hun ouders.)
- de appel valt niet ver van de stam/boom (=kinderen lijken vaak op de ouders)
- aan een klein vogeltje past geen grote bek. (=kinderen moeten gehoorzamen)
- het ei wil wijzer zijn dan de kip (=kinderen willen wijzer zijn dan de ouders)
- met de witte perdekies naar Velzeke rijden (=krankzinnig worden. In Velzeke bevindt zich een sanatorium; de `witte perdekies` (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen)
- met horten en stoten (=langzaamaan, met veel onderbrekingen)
- ieder meent dat zijn eigen pak het zwaarst is. (=mensen overdrijven hun eigen moeilijkheden in vergelijking met die van anderen)
50 dialectgezegden bevatten `kin`
- 'n dobbele kinne (=een dubbele kin) (Overmeers)
- 't kinnekken maalken, maalksen loaten drinken (=soort van streling met de hand onder de kin van een kind) (Sint-Niklaas)
- a moetj op zèn kinne kloppen (=op zijn kin mogen of moeten kloppen iets niet krijgen, m.n. eten of seks) (Meers)
- Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. (=At 't niet kin soa't 't mot, dan mot 't maar soa't 't kin.) (Bildts)
- als it net kin sa als 't mut, dan mut it maar sa als 't kin (=als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan) (Leewarders)
- As `t net kin sa`t it moat, dan moat it mar sa`t it kin. (=Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan.) (Fries)
- assët wattër tot aon zën kin (mond) steet (=als het er op aan komt) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste nie gees wërke, konste strak op zën kin kloppe (=wie niet werkt, niets eet) (Munsterbilzen - Minsters)
- Beschuutjes voeren (=Iemand in de kin knijpen) (Budels)
- besjuutsje voore (=een kind in de kin knijpen met duim en wijsvinger om te plagen) (Berg en Terblijts)
- Bûter, brea en griene tsiis, wa't dat net sizze kin is gjin oprjochte Fries (=Boter (rogge)brood en groene kaas, wie dat niet zeggen kan is geen echte Fries) (Fries)
- Bûter, brea en griene tsiis, wa't dat net sizze kin is gjin oprjochte Fries. (=boter, roggebrood en groene kaas, wie dat niet zeggen kan is geen oprechte Fries) (Fries)
- Da kin es stronte bedorv'n (=Dat kind is overdreven vertroeteld) (Harelbeeks)
- daaj hèt viël hoër oppër kin (=zij kan veel weerwerk bieden, heeft een grote mond) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae kin ich waaj kaud geld (=hij is nogal berucht) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dao kin se mei op de vot nao Kölle (=Een bot mes) (Veldens)
- dat kin ich allang, dassën aofgezaog lidsje (=begin weer niet opnieuw !) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat kin ich op me deimke (=dat ken ik van buiten) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat kin naait! (=het is helaas onmogelijk op de manier die u nu handhaaft.) (Gronings)
- de kons op zën kin kloppe (=je moet honger lijden) (Munsterbilzen - Minsters)
- de kons op zen kin kloppe (=er is niets te eten) (Munsterbilzen - Minsters)
- de zuls op zën kin mauge kloppe (=je zal niet veel te eten hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- Det kin ik oèt de ef (=Dat kan ik uitstekend) (Venloos)
- doar kin je wat met (=daar kun je mee uit de voeten) (Westerkwartiers)
- doë kin ich geen jota van (=daar heb ik geen kaas van gegeten) (Munsterbilzen - Minsters)
- doë kin ich gene bal van (=daar heb ik geen verstand van) (Munsterbilzen - Minsters)
- doeë kin ich de richtëgë onderbènnël ooch nie van (=daarvan ken ik de ware toedracht ook niet) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dy' t aaien hat, kin doppen meitsje (=Wie geld heeft, kan wat doen.) (Fries)
- een boenk op aa kezze (=een mep op uw kin) (Aalsters)
- een kin indoen (=een kindje kopen) (Harelbeeks)
- gij zuldoeweige op oew kin motte kloppe (=dat is een teleurstelling die niet meevalt) (Oudenbosch)
- hae kin zich zien letste pekse aan laote maeten (=hij is zeer ernstig ziek) (Venloos)
- hai kin gain a veur n b (=hij heeft niet veel geleerd) (Oldambsters)
- ich kin alle taole, behaave Betaole (=ik ken alle talen, behalve betalen) (Munsterbilzen - Minsters)
- ich kin frans, mè Frans kint mich nie (=ja, ik kan wat Frans spreken, maar niet zo goed) (Munsterbilzen - Minsters)
- ich kin gee frans, mér frans kint mich waol (=fransspreken kan ik niet) (Munsterbilzen - Minsters)
- Ich kin neemes, dae zich zoo sjrief. (=Ik ken niemand die zo heet) (Roermonds)
- ich kin uch, mer kân uch neet toês brînge (=iemand herkennen, maar niet weten hoe iemand heet) (Weerts)
- iemëd besjiete loëte knabbële (=iemand langdurig op zijn kin knijpen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemes besjiete voe (je) re (=iemand zo maar in de kin knijpen) (Bilzers)
- Ik kin nait heksen! (=Ik kan niet alles tegelijk!) (Gronings)
- It feest kin begjinne (=het feest kan beginnen) (Fries)
- it kin my de broek net bolje (=het kan mij niets schelen) (Fries)
- it kin net (=het kan niet) (Fries)
- kin mie niks verrekn (=kan me niets schelen) (Gronings)
- nau konste op zën kin kloppe (=lijd nu maar honder!) (Munsterbilzen - Minsters)
- nau konste opzen kin kloppe (=er is niets te eten) (Bilzers)
- op oew kin kloppen (=ernaast grijpen, niks te eten krijgen) (Hulsters (NL))
- op zën kin konne kloppe (=honger en dorst moeten lijden) (Munsterbilzen - Minsters)
- Ou kin afrolln (=Kijven) (Brakels)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen