Spreekwoorden met `je`

Zoek


838 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `je`

  1. aan alle kapelletjes aanleggen (=alle cafés onderweg bezoeken)
  2. aan alles een kleurtje weten te geven (=voor alles wel een uitleg weten)
  3. aan de touwtjes trekken (=de baas zijn, alles regelen, het voor het zeggen hebben)
  4. aan een boom zo vol geladen, mist men een twee pruimpjes niet (=als er van iets grote hoeveelheden zijn, kan er wel wat gemist worden)
  5. aan een klein vogeltje past geen grote bek. (=kinderen moeten gehoorzamen)
  6. aan een oud dak moet je veel herstellen (=verouderde zaken vergen nu eenmaal onderhoud)
  7. aan een touwtje hebben (=in zijn macht hebben)
  8. aan een zijden draadje hangen (=de kansen zijn nog niet verkeken, maar het scheelt erg weinig)
  9. aan het laatje zitten (=bij de bron zitten / geld hebben)
  10. aan het lijntje hebben/houden (=aan de praat houden /  beloven, maar steeds weer uitstellen)
  11. aan je palen trekken (=zonder mededeling inpakken en wegwezen)
  12. aan zijn eindje vasthouden (=zijn standpunt handhaven)
  13. aap wat heb je mooie jongen (=sarcastische opmerking over iemand die wat al te trots is op iets)
  14. aap wat heb je mooie jongen spelen (=overdreven vriendelijk zijn)
  15. achter de gordijntjes smullen (=in stilte opeten)
  16. al vaak met dat bijltje gehakt hebben (=het werk al vaker gedaan hebben en weten hoe het moet)
  17. alle beetjes helpen (=ook kleine dingen dragen bij aan het grote geheel)
  18. alle gekheid op een stokje (=maar nu liever ernstig)
  19. alle heilige huisjes aandoen (=alle cafés onderweg bezoeken)
  20. alle vrachtjes helpen (=veel kleintjes maken een grote)
  21. alle vrijers zijn rijk. (=door verliefdheid de negatieve dingen van je partner niet zien)
  22. alles malletje naar malletje doen/maken (=alles steeds weer op precies dezelfde manier doen)
  23. als bijen naar de honing komen (=met velen komen en sterk gemotiveerd zijn)
  24. als de vos de passie preekt boer pas op je ganzen (=een huichelaar is niet te vertrouwen)
  25. als een lopend vuurtje (=zich snel verspreidend (van een bericht of nieuwtje))
  26. als een pareltje in het goud zitten (=zich tussen aangename personen (buren) bevinden)
  27. als het geen broertje is dan is het een zusje. (=het is één of het ander)
  28. als je alles van tevoren weet, ga je liggen voor je valt (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
  29. als je alles van tevoren wist, dan kwam je met een dubbeltje de wereld rond (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
  30. als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
  31. als je hem een vinger geeft, neemt hij de hele hand (=als je iemand een beetje helpt, wil diegene altijd je hulp)
  32. als je je pet ertegenaan gooit dan blijft hij hangen (=dat stukje verfwerk is niet erg vlak uitgevoerd)
  33. als je veel eet, dan ben je lelijk als je dood bent. (=waarschuwing tegen te veel eten.)
  34. als puntje bij paaltje komt (=als het erop aankomt)
  35. als sardientjes in een blik (=stijf boven op elkaar; dicht opeen)
  36. als warme broodjes over de toonbank gaan (=zeer goed verkopen)
  37. alsof er een engeltje over je tong piest (=iets lekker vinden)
  38. altijd het oude liedje (=steeds weer hetzelfde)
  39. altijd hetzelfde deuntje zingen (=steeds weer hetzelfde herhalen)
  40. appeltje eitje (=erg makkelijk)
  41. aprilletje zoet, heeft nog wel eens een witte hoed (=in het begin (de hoed) van april kan het nog wel eens sneeuwen)
  42. bang voor zijn hachje zijn (=weinig durven en bang zijn om gevaar te lopen)
  43. barbertje moet hangen (=ongeacht of iemand schuldig is moet die gestraft worden)
  44. ben je belatafeld (=ben je gek)
  45. bij elk heilig huisje aanleggen (=alle cafés onderweg bezoeken)
  46. bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien (=bij gebrek aan het goedkope, het dure gebruiken)
  47. bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien. (=bij gemis aan het gewone moet men zijn toevlucht soms wel tot iets duurders nemen.)
  48. bij het walletje langs (=op het nippertje, zuinig)
  49. bij kleine hapjes leert men een hond eten. (=geleidelijk aan kun je zelfs aan onmogelijke dingen wennen.)
  50. bij kleine lapjes leert men de hond leer eten. (=geleidelijk aan wen je zelfs aan de onmogelijkste dingen.)

585 betekenissen bevatten `je`

  1. de morgen doet het werk. (=`s morgens ben je het productiefst)
  2. as is verbrande turf (=aan een belofte (as = als) heb je niets)
  3. op tui houden (=aan het lijntje houden)
  4. op het sleeptouw houden (=aan het lijntje houden)
  5. aan de veren kent men de vogel (=aan het uiterlijk (verzorging/kleding) kun je zien met wat voor iemand je te maken hebt)
  6. fiolen van toorn over iemand uitstorten (=aan iemand duidelijk laten blijken dat je kwaad op diegene bent)
  7. een kleine aardappel moet je niet schillen (=aan mensen die weinig geld hebben, moet je niet veel geld vragen)
  8. van een mooi bord kun je niet eten (=aan uiterlijk alleen heb je niets)
  9. als de ganzen (=achter elkaar op een rijtje)
  10. vragen kost geen geld (=al heb je weinig kans, je kan het in elk geval maar vragen)
  11. alle baat helpt zei de schipper, en hij blies in het zeil (=alle beetjes helpen)
  12. een oortje gespaard is een oortje gewonnen. (=alle beetjes helpen als je spaart.)
  13. zonder geluk vaart niemand wel (=alleen met hard werken komt men er niet, ook een beetje geluk is nodig om ergens te komen)
  14. have en goed (verliezen) (=alles wat je hebt (verliezen))
  15. als het niet gaat zoals het moet, dan moet het zoals het gaat (=als de ideale situatie niet haalbaar is, moet je je aanpassen aan de omstandigheden.)
  16. als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
  17. als oude honden blaffen, is het tijd om uit te zien (=als ervaren mensen waarschuwen moet je luisteren)
  18. als het schip lek is, gaan de ratten van boord. (=als het verkeerd loopt, laten valse vrienden je in de steek)
  19. je kan niet alle meisjes haten om één (=als je bent getrouwd wilt dat niet zeggen dat vrouwen je niet meer interesseren)
  20. wie zijn ogen sluit, waant zich in Rome (=als je de realiteit negeert, ben je niet bewust van wat er werkelijk gaande is.)
  21. botten blijven platvis (=als je dom bent dan blijf je dat)
  22. laat je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet (=als je een ander geld geeft kun je dat beter stilhouden want anderen hoeven het niet te weten)
  23. wie kaatst kan/moet de bal verwachten (=als je een ander plaagt, kun je verwachten dat die jou terug gaat plagen)
  24. gedeeld geheim, verloren geheim. (=als je een geheim doorvertelt is het geen geheim meer)
  25. een pakje wordt een zakje. (=als je een probleem niet aanpakt kan het zich uitbreiden en erger worden.)
  26. wie a zegt moet ook b zeggen (=als je eenmaal ergens aan begonnen bent, moet je het ook afmaken)
  27. een zuiver geweten is het beste oorkussen. (=als je eerlijk bent slaap je gerust)
  28. een vliegende kraai/vogel vangt/vindt altijd wat (=als je er maar op uit gaat, vind je altijd wel wat in je voordeel)
  29. wie scheep is moet varen (=als je ergens aan begonnen bent moet je er mee voortdoen)
  30. kunst baart gunst. (=als je ergens bedreven in bent zijn anderen toegevender en welwillender)
  31. genoeg voor een heel weeshuis. (=als je ergens heel veel van hebt)
  32. gaan doet komen (=als je ergens moeite voor doet komen dingen ook jouw kant op)
  33. wie het dichtst bij het vuur zit, warmt zich het meest (=als je ergens nauw bij betrokken bent, geniet je het meeste voordeel ervan)
  34. opgestaan is plaats vergaan (=als je even wegloopt kan iemand anders op je stoel gaan zitten)
  35. wie niet wil, die niet zal (=als je geen interesse hebt, moet je er ook geen deel van uitmaken)
  36. grijze haren zijn kerkhofsbloemen (=als je grijze haren krijgt, ben je niet zo ver van het kerkhof)
  37. wie appelen vaart, die appelen eet (=als je handelt in bepaalde goederen, dan zul je deze zelf waarschijnlijk ook gebruiken. / Iemand die bepaalde werkzaamheden voor een ander moet verrichten, geniet daar doorgaans zelf ook van)
  38. wie zwijgt, stemt toe (=als je het ergens niet mee eens bent, moet je het zeggen)
  39. niet geschoten is altijd mis (=als je het niet probeert, komt er ook niks van)
  40. mejen kan geen paard al lopende beslaan. (=als je het werk goed wil doen, moet je er de tijd voor nemen)
  41. een spiering is vis als er anders niet is (=als je honger hebt, ben je niet kieskeurig / bij gebrek aan beter)
  42. elke dag een draadje is een hemdsmouw in een jaar (=als je iedere dag een beetje doet komt het karwei uiteindelijk klaar)
  43. allemans vriend is allemans gek. (=als je iedereen te vriend wil houden, zal men misbruik van je maken.)
  44. als je hem een vinger geeft, neemt hij de hele hand (=als je iemand een beetje helpt, wil diegene altijd je hulp)
  45. belofte maakt schuld (=als je iets beloofd hebt moet je dat ook nakomen)
  46. ongevraagd, ongeweigerd (=als je iets doet waarvoor geen toestemming is gevraagd kan het achteraf niet meer geweigerd worden omdat het al gebeurd is)
  47. wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten (=als je iets doms doet, moet je de gevolgen dragen (liefst zonder klagen))
  48. waar een wil is is een weg (=als je iets echt wilt, dan zul je ook slagen /de weg vinden naar je doel)
  49. een man een man, een woord een woord (=als je iets hebt beloofd, dan moet je je daar ook aan houden)
  50. je woorden worden weer thuisgebracht. (=als je iets negatiefs zegt kan dat leiden tot negatieve gevolgen voor jezelf)

50 dialectgezegden bevatten `je`

  1. (=Is dat je vriendin / vrouw?) (Bollenstreeks)
  2. (=De pisang zijn, de banaan dus, houdt in dat je ‘de lul’, pineut, sigaar of sjaak bent.) (Nederlands Indisch)
  3. (jammer) weet je wat a zonde is:beuter an je had en drohen broe-ad eten (=spijtig) (Zeeuws)
  4. Es te in ein koers d'n twieëdje veurbiej stuks bès te d'n twieëdje! (=Wanneer je in een koers de tweede voorbij steekt ben je de tweede!) (Kinroois)
  5. `'t zal waal oetkome` zag de gek en hae zejdje zaegmael (=je kunt 't proberen, maar het zal niet helpen) (Weerts)
  6. `je gaot nog lang niet doad he jochie /messie/wijfie II: je gaat bij lange na niet dood/hemeluh .. wat een stank. (=iemand die stinkt na poepen op het toilet/wc) (Utrechts)
  7. `Wat kiekst ja roar, bist nait goud? (=Wat kijk je raar, ben je niet goed?) (Gronings)
  8. `Zo kunde ennen hoeëp stroont nog lekker maken.` (=Als je vindt dat een kok wel erg veel ingrediënten nodig heeft om iets op smaak te brengen zegt men) (Wells)
  9. `zonde, geld` of ` Jochie/messie dat's toch zonduh van je geld liefie (=Dat is geldverkwisting) (Utrechts)
  10. ... woar daë doar stoat (gê dommerik woar daë doar stoat) (=... die je bent (jij domkop die je bent)) (Kaprijks)
  11. ''Bèste bang dat dien moel iëder verslete is es dien vot!?` (=opmerking als iemand je in het voorbijgaan niet groet) (Steins)
  12. 'd zeegn tje (e bewoare je) (=God zegene je (en bewaart je) ) (West-Vlaams)
  13. 'ek iet van au oan (=waarom kijk je zo naar me) (Wichels)
  14. 'k em a vandoen (=Ik heb je nodig) (Bambrugs)
  15. 'k ew angers niks mit je te skaften (='k heb niets met je te maken) (Urkers)
  16. 'k géf oe un pèr op oe bakkes! un bakpeer! (=ik geef je een klap op je gezicht!) (Helmonds)
  17. 'k goa ui bij uien schabbernak pakken (=ik zal je eens bij je nekvel vastnemen) (oudenaards)
  18. 'k Goon a fleus een plak rond aa oeiren geven (=Straks krijg je een oorveeg) (Londerzeels)
  19. 'k ken oe wa, 'k pak oe an (=ik ken jou wel, ik zal je een lesje leren) (twents)
  20. 'k rapent op, je rap het gie op, e rap het ie op, me rapent wieder op, je rap het gieder op, ze rapent zieder op (=het oprapen) (Veurns)
  21. 'k skou je waer (=kijk maar uit) (Katwijks)
  22. 'k skouw je wear! (=ik waarschuw je!) (Katwijks)
  23. 'k warskauw oe nie mèr! (=Ik waarschuw je niet meer!) (Helmonds)
  24. 'k Wol oe wiêzer hem'm (=Ik wou dat je 't snapte) (Vechtdals)
  25. 'k zal de poempiejers ew euweren is loateh eutspooiteh (=je moet beter luisteren) (Arendonks)
  26. 'k zeg maar niks / antwoord: / Maor God hoort ju bromme . (=ik zeg maar niets.. en dan antwoordt de ander: (maar je denkt het er het jouw van)) (Utrechts)
  27. 'k zie oa gèren (=ik zie je graag) (Brakels (gld))
  28. 'k zien a geirn (=Ik zie je graag) (Bambrugs)
  29. 'k zit doar oep een goei waai (=je thuis voelen) (Arendonks)
  30. 'k zo a iet will'n vroagen (=Ik zou je iets willen vragen) (Bambrugs)
  31. 'k zoe je kun'n rekkeveln (=ik zou je iets aan kunnen doen) (Veurns)
  32. 'm klipsere (=maken dat je wegkomt) (Mestreechs)
  33. 'n bloemeke geeft wa fleur in a kaumer (=een bloemetje brengt wat kleur in je kamer) (Meers)
  34. 'n Doeëdshûmme hieët gein tesse (=Als je dood gaat neem je niets mee) (Weerts)
  35. 'n geev'm peerd maag je niet ien 'e bek kiek'n (=een kado mag je niet bekritiseren) (Westerkwartiers)
  36. 'n geev'm peerd moe'j niet ien 'e bek kiek'n (=een gegeven paard moet je niet in de bek kijken) (Westerkwartiers)
  37. 'n geev'n peerd maag je niet ien 'e bek kiek'n (=geven - 'n gegeven paard mag je niet in de bek kijken) (Westerkwartiers)
  38. 'n goj kins-te breake, mè 'ne fagk neet. (WT) (=een dunne tak kun je gemakkelijker breken dat een wat dikkere tak) (Mechels (NL))
  39. 'n slag voor je harses (=Draai voor je oren) (Termeis)
  40. 'N snak en 'n beete: t'es ool da'j kryg (=je wordt afgesnauwd) (Harelbeeks)
  41. 'n vleegendje krej vingtj mieër as 'n zittendje (=je zult er iets voor moeten doen) (Weerts)
  42. 'n woepstert van 'n (=nu moet je even heel goed luisteren) (Gronings)
  43. 'n zundagssteek holt gien week (=wat je op zondag maakt houdt het niet lang uit) (Westerkwartiers)
  44. 'ne naakse mins kujje neet in zien tes veule (=van iemand die niks heeft, hoef je niks te verwachten) (Weerts)
  45. 'odd 'oan toot, odd'oann' tuuet, 'aagt oan'n tetter (=hou je mond) (Wichels)
  46. 'Ou dieje lèrp us binne (=Steek je tong niet uit) (Bredaas)
  47. 'r achterste van je toenge nie loat'n zieën (=zich niet laten uithoren) (Veurns)
  48. 's aovends nen keerl 's maorgns nen keerl (=na flink zuipen moet je 's morgens niet zeiken) (Achterhoeks)
  49. 's naachts viss'n, overdaag nett'n brei'n (=je bezigheden op het juiste moment doen) (Westerkwartiers)
  50. 't ae van oa gat vroagen (=Het hemd van je lijf vragen) (Wichels)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen