20 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `iemand op`
- iemand op de hak nemen (=iemand er tussen nemen (grap uithalen) of spottend over iemand praten)
- iemand op de hielen zitten (=iemand bijna te pakken hebben)
- iemand op de kast jagen (=iemand zijn goede humeur doen verliezen door plagen)
- iemand op de pijnbank leggen (=iemand het moeilijk maken en daarmee dwingen iets te doen)
- iemand op de proef stellen (=iemand testen om te zien of die te vertrouwen is of het aan kan)
- iemand op de vingers kijken (=steeds kijken wat iemand doet, en of die het goed doet)
- iemand op de vingers tikken (=een standje geven, berispen)
- iemand op handen dragen (=grote bewondering hebben voor iemand)
- iemand op het matje roepen (=iemand bij zich laten komen en om uitleg vragen waarom iets zo gedaan is)
- iemand op het verkeerde been zetten (=iemand ergens een verkeerde indruk van geven, waardoor hij of zij iets gaat denken wat helemaal niet klopt)
- iemand op iets aankijken (=over een eigenschap of daad van iemand niet tevreden zijn)
- iemand op sleeptouw nemen (=omdat iemand het alleen niet lukt diegene helpen, iemand steeds maar dingen beloven zonder die na te komen, iemand gebruiken voor eigen belang zonder dat die het doorheeft)
- iemand op straat zetten (=iemand ontslaan)
- iemand op z`n hand hebben (=iemand hebben die hem steunt)
- iemand op zijn nummer zetten (=iemand zeer nadrukkelijk op zijn fouten wijzen, op een wijze die voor die persoon beschamend is)
- iemand op zijn vestje spuwen (=een standje geven en ongenoegen over iemand uiten)
- iemand op zijn voorman zetten (=iemand nadrukkelijk op zijn plicht wijzen)
- iemand op zijn wenken bedienen (=iemand altijd en onmiddellijk geven waar hij om vraagt)
- iemand op zijn zeer trappen (=ergens over praten wat door iemand als erg onplezierig ervaren wordt)
- iets of iemand op de korrel nemen (=kritiek op iets of iemand hebben)
14 betekenissen bevatten `iemand op`
- een zondagssteek houdt geen week (=er rust geen zegen op het werk wat iemand op zondag doet)
- een lans breken voor iemand (=het voor iemand opnemen, voor iemand de best doen diegene ergens mee te helpen iets te verkrijgen)
- iemand een rad voor de ogen draaien (=iemand iets wijsmaken / iemand op gemene wijze bedriegen)
- iemand in zijn kielwater zeilen (=iemand op de hielen volgen)
- iemands geduld uitputten (=iemand op de zenuwen werken)
- in iemands zwak tasten (=iemand op een gevoelige plek raken)
- iemand een kool stoven (=iemand op een onprettige manier ertussen nemen)
- iemand geen haarbreed in de weg leggen (=iemand op geen enkele manier ergens mee hinderen of tegenhouden)
- iemand de voet lichten (=iemand op gemene manier de baan afnemen)
- iemand in het zonnetje zetten (=iemand op positieve wijze aandacht geven, iemand eer bewijzen)
- iemand geloven bij ja en neen (=iemand op zijn woord geloven)
- iemand een oor aannaaien (=iemand oplichten)
- appels voor citroenen verkopen (=iemand oplichten.)
- op de vingers zien (=streng op iemand opletten)
50 dialectgezegden bevatten `iemand op`
- 't hès van de zulle lwopn (hès=gras; zulle=drempel) (= (te) vaak bij iemand op bezoek gaan) (Izegems)
- Appelweek ofhouw'n (=iemand op de bek slaan) (Twents)
- bè iemes op de vloai goan (=bij iemand op de koffie gaan) (Luyksgestels)
- De baker had er gien skuld an. (=Gezegd als iemand op hoge leeftijd is overleden.) (Westfries)
- de voëgel op ze nès pakke (=iemand op heterdaad betrappen) (Munsterbilzen - Minsters)
- die gaodaart bij wiend mee (=wind mee voor iemand op de fiets met flaporen) (Oudenbosch)
- één 'n rad veur d'oog'n draai'n (=iemand op het verkeerde been zetten) (Westerkwartiers)
- één de mantel uutveeg'n (=iemand op zijn nummer zetten) (Westerkwartiers)
- één de wacht aanzegg'n (=iemand op zijn taak wijzen) (Westerkwartiers)
- één ien 't gareel hold'n (=iemand op het goede spoor houden) (Westerkwartiers)
- Een kremèl op oer oeg gejve (=iemand op zijn oog slaan) (Loksbergs)
- één om 'e tuun leid'n (=iemand op het verkeerde been zetten) (Westerkwartiers)
- één ongezolt'n de woarheid aanzegg'n (=op harde wijze iemand op zijn fouten wijzen) (Westerkwartiers)
- één op streek help'm (=iemand op weg helpen) (Westerkwartiers)
- één terecht zett'n (=iemand op het rechte spoor zetten) (Westerkwartiers)
- Effe achter om komme bij iemand (=Bij iemand op visite gaan) (Lopiks)
- Effe bakkie doen (=Bij iemand op bezoek gaan / koffie drinken) (Westlands)
- eine aezel kins se waal nao ’t water leie, mer neet doon drinke (=je kunt iemand op weg helpen, maar uiteindelijk zal diegene het zelf moeten doen) (Heitsers)
- emes mèt ein gesjèldj stekske wegsteure (=iemand op z’n nummer zetten) (Heitsers)
- emes oppe puuzak pakke (=iemand op de rug dragen) (Opglabbeeks)
- Hakkelepak drage. (WT) (=iemand op zijn rug dragen) (Mechels (NL))
- het haug ophëbbe met iemës (=iemand op de handen dragen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Hij / zij is keps gezope (=Dranktekort bij iemand op het feestje) (Sevenums)
- iejene een smeir oep zen bakkes geven (=iemand op zn gezicht slagen) (Herentals)
- iemand op fleesen treeken (=iemand bedriegen) (Ronsisch)
- iemand op het snotje hebben (=iemand in de gaten houden) (Westfries)
- iemand op tsjöpkes trekken (=iemand foppen) (Arendonks)
- iemand op z'n gezicht slaan (=iemand op z'n totje slaan) (Brabants )
- iemand op zeven streken houden. (=iemand op afstand houden.) (Helders)
- iemand op ziene dekkel gève (=iemand een pak slaag geven) (Genneps)
- iemand op zijn pièërt zedn (=iemand kwaad maken) (Kaprijks)
- iemand op zijn ploatse zetten (=op zijn nummer zetten) (Lovendegems)
- iemëd ambëtieërë (=iemand op de zenuwen werken) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemed ne kop kunder maoke (=iemand op zijn plaats zetten) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemêd op zên maul toekke (=iemand op zijn gezicht slaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemëd oppët nès vange (=iemand op heterdaad betrappen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemëd zën aach zaolighètsë vieërlaeze (=iemand op het matje roepen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemes doen blieje (=iemand op kosten jagen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemes koejenieëre (=iemand op de zenuwen werken) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemud op de nèst vangen (=iemand op heterdaad betrappen) (Budels)
- iemus op zunne moel pèren (=iemand op zijn gezicht slaan) (Sin tunnis)
- Ien over 't mat kommen (=iemand op heterdaad betrappen) (Drents)
- immant tergen (=iemand op zijn hart trappen) (Erps)
- in iemands neuze zitn (=bij iemand op een slecht blaadje staan) (Waregems)
- moek de gek dan vritte good (=hemel iemand op dan presteert hij beter) (Sevenums)
- moeleke teuren (=iemand op zijn gezicht slaan) (Ossies)
- nen toek op zijn muile (toote) geeve (=iemand op zijn gezicht slaan) (Gents)
- Op de bek evleugen. (=iemand op de mond zoenen. Tongzoenen.) (Drents)
- Verrek, verrot, verteer, zak door je knieën en kom nooit weer! (=iemand op een nette manier uitschelden) (Rotterdams)
- wa denkte (peizde) gè waal?; gè è ne slag van de meulen gekrege zeker?; zoe gotte vlieger nie op zulle; zidde gè op ô kop gevallen (=op een nogal brutale manier iemand op zijn plaats zetten (terecht wijzen) ) (Sint-Niklaas)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen