383 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `hebben`
- `t Mag vloeien, `t mag ebben. Die niet waagt zal `t niet hebben (=je moet niet denken als je niets onderneemt dat ze het dan bij je thuis komen bezorgen)
- aan de pan gelikt hebben (=slecht terechtkomen of veel schade hebben)
- aan een touwtje hebben (=in zijn macht hebben)
- aan het lijntje hebben/houden (=aan de praat houden / beloven, maar steeds weer uitstellen)
- aardappelbloed hebben (=er ongezond uitzien)
- Abraham gezien hebben (=50 jaar of ouder zijn)
- achter de kiezen hebben (=opgegeten hebben)
- achter de knopen hebben (=opgegeten hebben)
- al vaak met dat bijltje gehakt hebben (=het werk al vaker gedaan hebben en weten hoe het moet)
- al voor heter vuren gestaan hebben (=er erger meegemaakt hebben)
- al zijn kruit verschoten hebben (=geen verdere oplossingen meer weten - niet meer verder kunnen)
- alle dingen hebben twee handvatten. (=er zijn vaak meerdere manieren zijn om een situatie aan te pakken)
- alle winden hebben hun weerwinden. (=soms zit het mee, soms zit het tegen)
- als hadden geweest is, is hebben te laat. (=niet zeuren over gedane zaken)
- bij de neus hebben (=iets wijsmaken)
- bot gegeten hebben (=dom geboren zijn en zo blijven)
- boter op je hoofd hebben (=zelf ook schuldig zijn)
- brede schouders hebben (=veel kunnen verdragen)
- dat zal hem geen windeieren hebben gelegd (=daar zal hij wel veel geld mee verdiend hebben)
- de aap binnen/weg hebben (=het geld ontvangen hebben)
- de baard in de keel hebben (=overgang van kinderstem naar volwassen stem)
- de bokkenpruik op hebben (=slecht gehumeurd zijn)
- de boon van de koek gekregen hebben (=geluk gehad hebben)
- de boter alleen op zijn koek willen hebben (=de anderen niets gunnen - zelf alles willen hebben)
- de boter en de kaas te dik gesneden hebben (=te veel verteerd hebben)
- de broek aan hebben (=de baas spelen (van een vrouw over haar man), het voor het zeggen hebben)
- de domste boeren hebben de dikste aardappelen (=met geluk komt men vaak verder dan met verstand)
- de dood wil een oorzaak hebben. (=het is belangrijk onm te weten waarom iets gebeurt)
- de drie h s op de rug hebben (=vast zitten, niet weg kunnen komen)
- de haan en de vos hebben elkaar te gast (=twee bedriegers zijn steeds op hun eigen voordeel uit)
- de handen vrij hebben (=tijd hebben om iets te doen)
- de Hebreeërs bouwden het, maar de Egyptenaren hebben het. (Exodus 1:11-14) (=het vuile werk door anderen opknappen en het resultaat zelf pakken)
- de hoek in de keel hebben (=verliefd zijn)
- de klok hebben horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt (=ergens over gehoord hebben, zonder er echt iets van af te weten)
- de koekoek en de sijs hebben niet dezelfde wijs. (=iedereen is anders)
- de koning gezien hebben (=dronken zijn)
- de kriebel in zijn gat hebben (=niet kunnen stilzitten)
- de kronkel in de darm hebben (=hevige buikpijn (koliek) hebben)
- de lading binnen hebben (=dronken)
- de langste adem hebben (=iets het langst volhouden)
- de lepelziekte hebben (=weinig eten)
- de meeste aardappelen al gegeten hebben (=veel meegemaakt hebben, al lang leven)
- de mier aan iets/iemand hebben (=een erge hekel hebben)
- de muren hebben oren (=er kan ongewenst worden meegeluisterd door anderen)
- de overhand hebben (=iets is meer aanwezig dan het ander / meer invloed hebben)
- de pee in hebben (=erg gehumeurd zijn)
- de pest aan iets (gezien) hebben (=er een hekel aan hebben)
- de pik op iemand hebben (=iemand voortdurend plagen of aanvallen)
- de pret alleen hebben (=iemands plezier bederven)
- de ring van gyges hebben (=zich onzichtbaar kunnen maken)
373 betekenissen bevatten `hebben`
- een groentje zijn (=(ook: Groen als gras zijn. ) Ergens nog geen ervaring mee hebben)
- het land aan iets hebben (=aan iets een hekel hebben)
- een kleine aardappel moet je niet schillen (=aan mensen die weinig geld hebben, moet je niet veel geld vragen)
- verandering van weide doet de koeien goed. (=afwisseling en verandering positieve effecten kunnen hebben)
- voor heter vuren gestaan hebben (=al groter problemen gekend hebben)
- kunnen lezen en schrijven (=al lange tijd goede diensten bewezen hebben)
- gepokt en gemazeld zijn (=al veel ervaring hebben)
- een glaasje op hebben (=alcohol te hebben genuttigd)
- het gelag betalen (=alle kosten moeten betalen terwijl ook anderen er schuld aan hebben)
- de Mammon dienen (=alleen maar belangstelling hebben voor geld)
- lief en leed delen (=allerlei plezierige en droevige dingen met elkaar beleefd hebben)
- wie een hond wil slaan, vindt altijd wel een stok (=als je kritiek wil hebben op iemand, vind je altijd wel een reden)
- een geplaveide weg is des duivels oorkussen (=als je niets doet en lui bent, doe je ook niks goeds / mensen die zich vervelen omdat ze niets te doen hebben, kunnen tot de slechts dingen komen daardoor)
- in zijn achterhoofd hebben (=als reserve klaar hebben)
- onder een gelukkig gesternte geboren zijn (=altijd voorspoed hebben en gelukkig zijn)
- op de magerste paarden bijten de dazen. (=arme mensen hebben vaak pech)
- in de rats zitten (=bang zijn of angst hebben / in de problemen zitten)
- waar twee kijven hebben twee schuld (=beide personen hebben schuld als ze ruzie met elkaar maken)
- aan het laatje zitten (=bij de bron zitten / geld hebben)
- voeling hebben (=contact hebben)
- dat zal hem geen windeieren hebben gelegd (=daar zal hij wel veel geld mee verdiend hebben)
- meer geluk dan wijsheid. (=dat was geluk hebben.)
- onder de pannen zijn (=de (geld)zaken goed voor elkaar hebben)
- de boter alleen op zijn koek willen hebben (=de anderen niets gunnen - zelf alles willen hebben)
- de broek aan hebben (=de baas spelen (van een vrouw over haar man), het voor het zeggen hebben)
- de bezem in de mast voeren (=de baas zijn en leiding hebben)
- aan de touwtjes trekken (=de baas zijn, alles regelen, het voor het zeggen hebben)
- tussen mal en dwaas zijn (=de bakvisleeftijd hebben)
- de touwtjes in handen hebben (=de controle hebben over een situatie.)
- het stuur kwijt zijn (=de controle verloren hebben)
- je ei kwijt kunnen (=de gelegenheid hebben zich te uiten; of, zijn creativiteit kunnen gebruiken)
- goede papieren hebben (=de goede eigenschappen hebben (voor een baan))
- aan het roer zitten/staan (=de leiding hebben)
- de teugels in handen hebben/houden (=de leiding hebben/houden)
- iemand kunnen maken en breken (=de mogelijkheid hebben te beslissingen over iemands leven en dood en welbevinden)
- de wind eronder hebben (=de ondergeschikten hebben angst)
- er de wind onder hebben (=de schrik erin hebben zitten bij ondergeschikten)
- een streep door de rekening halen (=de schuld van iemand kwijtschelden en het er niet meer over hebben)
- in gebreke zijn (=de taak niet naar behoren uitgevoerd hebben)
- niets te verletten hebben (=de tijd hebben)
- je schaapjes op het droge hebben (=de zaken op orde hebben of voldoende hebben om niet meer te hoeven werken)
- kreupel wil altijd voordansen (=de zwaksten willen het hoge woord hebben)
- het kind van de rekening (=degene die schade lijdt, terwijl anderen niets hebben)
- uit dezelfde klei gebakken zijn (=dezelfde afkomst hebben)
- eén lijn trekken / Dezelfde lijn trekken (=dezelfde mening hebben)
- platgetreden paden/wegen (=dingen die anderen al eerder gedaan hebben)
- niet brandschoon zijn (=dingen misdaan hebben)
- alle hoop de bodem in (laten) slaan (=door iets geen enkele hoop meer (laten) hebben)
- de derde man brengt de spraak aan (=drie hebben gemakkelijker een gesprek dan twee)
- de gekken krijgen de kaart (=dwaze en onverstandige mensen krijgen hun gelijk of ze dat hebben of niet)
50 dialectgezegden bevatten `hebben`
- (de) floep (pers) hübbe (=angst hebben) (Bilzers)
- `geërfd ` hebben (=geboorte in een gezin) (Sevenums)
- ' nen neus ein gullek ne kapstok (=een zeer lange neus hebben) (Sint-Niklaas)
- 'Alles wat uut Bolsert komt, suupt.' (='Alles wat uit Bolsward komt, zuipt.' Blijkbaar hebben Bolswarders de naam dat ze veel en of vaak drinken.) (Bolserters)
- 'k ê mijn gat nog nie gedroait of ... (=ze hebben niet gewacht om ...) (Kaprijks)
- 'k moe dadd-ên (=ik zou dat willen hebben) (Kaprijks)
- 'k was gepakt as ik oordun da zèn broer dood was (=door iets getroffen zijn, verdriet hebben) (Sint-Niklaas)
- 'k ze gjeiren een broek ein op 't gedacht van doan (=ik zou graag een broek hebben zoals de uwe) (Sint-Niklaas)
- 'k zen gekrét, naa hemme ze in maan roape geschete (=ik ben geïrriteerd, nu hebben ze het bij mij totaal verbruid) (Heist-op-den-Berg)
- 'k zoent nie edon en (=ik zou het niet gedaan hebben) (Veurns)
- 'kem het gezêi (=iets gezegd hebben) (Antwerps)
- 'kem het int snuetje (=Iets door hebben) (Herentals)
- 'n kolnacht had (=zeer slecht geslapen hebben) (Westfries)
- 'n liek man is 'n riek man (=men kan beter geen schulden hebben) (Westerkwartiers)
- 'n orke nor zèn vorken emmen (=karakter van zijn vader hebben) (Meers)
- 'n rok trekt meer as twee peerd'n (=vrouwen hebben een grote aantrekkingskracht op mannen) (Westerkwartiers)
- 't ès dor gin wilje (=ze hebben het niet te breed) (Meers)
- 't es tit tat 't ut es (=Er genoeg van hebben) (West-Vlaams)
- 't hangt mich mèn kloete oet (=geen zin hebben) (Overpelts)
- 't is beder te geev'm dan te ontvang'n (=men kan beter hulp geven dan hulp nodig hebben) (Westerkwartiers)
- 't is doar gien vetpot (=die hebben het niet breed) (Westerkwartiers)
- 't is gelikt, 't is een vieize (=Het is gelukt, het is een vaars (we hebben een meevaller) ) (Lokers)
- 't is gruen hout (=ze hebben ruzie in het huishouden) (Antwerps)
- 't is hier gien vetpot (=we hebben het niet zo ruim) (Westerkwartiers)
- 't loike bai de knuup emme (=het bij het rechte eind hebben) (Overijses)
- 't mis ip hen (=het verkeerd voor hebben) (Waregems)
- 't moeëtn rieëkn (=er het raden naar hebben) (Veurns)
- 't oan zèen fles / zèene rekker emmen (=tegenslag hebben) (Wichels)
- 't ploddeke hemme (=de griep hebben) (Herentals)
- 't Sjmaor in höbbe (=De pest in hebben) (Gelaens (Geleens))
- 't spek aan zijn been hebben (=het kind van de rekening zijn) (Lovendegems)
- 't vërsjoët èn zëne règ hëbbe (=een lumbago hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- 't vlaaën ên (=een probleem hebben) (Kaprijks)
- 't zal um voare (=ergens veel moeite mee hebben) (Luyksgestels)
- 't zeel onhëbbe (='t hebben zitten!) (Munsterbilzen - Minsters)
- 't zèen uir aegn luiz'n 'die uir bèet'n (=ze hebben het aan zichzelf te danken) (Wichels)
- 't zit schief tusgen de twiej (=Ze hebben ruzie) (Wetters)
- 't zit sjeef (=ze hebben ruzie) (Munsterbilzen - Minsters)
- 'toar groeit deur zijn mitse (=veel schulden hebben) (Knesselaars)
- ‘k moen’tj gieëlegaus émmen (=ik moet het helemaal hebben) (Meers)
- ‘tsa nie gepast zijn (=daar ga je problemen mee hebben) (Kaprijks)
- ’t és skuë gerief mur ge meug ‘et nie in uis émmen (='t is een mooie vrouw, maar je mag ze niet in huis hebben (smalend gezegd door mannen over een vrouw, )) (Meers)
- ’t oeëg op émmen (=het hoog in zijn bol hebben) (Meers)
- (môənə, ávə, zôənə, ølə) pérə zien (=het moeilijk, lastig hebben (ik, gij, hij, zij)) (Kalforts)
- ' k mo ' t oal è (=ik moet het allemaal hebben) (Zeeuws)
- ' n kloet in de strotte heb' m (=een brok in de keel hebben) (Gronings)
- ' t steekt oes teeg' n / ' t es oes verleeëd / ' t zit oes tot ier (=we hebben er genoeg van) (Waregems)
- ' t stijt aal' moal pankloar veur dij (=we hebben alles goed voor jou voorbereid) (Westerkwartiers)
- ' t woater in zijne mond krijgen (=veel zin hebben in iets) (Gents)
- ' t zo druk hemme ès de pan mee vastenoavend (=het ergens heel druk mee hebben) (Luyksgestels)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen