8 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `last`
- dan is Leiden in last (=dan zijn er problemen!)
- een goed begin heeft een goed behagen maar het eindje zal de last dragen (=goed beginnen is prima, maar je moet volhouden tot het einde)
- het eind zal de last dragen (=moeilijkheden en problemen komen vooral als het werk bijna af is)
- het eindje draagt de last. (=pas aan het eind komen de problemen tevoorschijn)
- iedereen moet zijn last dragen (=ieder heeft zijn problemen)
- last van vliegen hebben (=stotteren)
- niemand genoemd, niemand gelasterd. (=het vermijden van het noemen van namen voorkomt onnodige ruzie)
- wie plast tegen de kerk, gaat gevaarlijk te werk (=een wandaad met verstrekkende gevolgen)
22 betekenissen bevatten `last`
- de kat de bel aanbinden (=als eerste een begin maken aan iets moeilijks (een lastige klus of een ingewikkeld gesprek))
- een tang van een wijf. / Een oude tang (=een heks, feeks. / Een oude lastige vrouw)
- een blok aan het been (=een last zijn voor iemand anders.)
- een aal bij de staart hebben (=een lastige taak ondernemen)
- er geen kind aan hebben (=er geen last mee hebben)
- de laatste loodjes wegen het zwaarst (=het afwerken is vaak het lastigst)
- iemand de rekening presenteren (=iemand de kosten ten laste brengen (ook figuurlijk))
- iemand een luis in de pels zetten (=iemand last bezorgen)
- voor het blok zetten (=iemand onverwacht in een lastige positie brengen; bijvoorbeeld iemand dwingen te reageren die dat eigenlijk niet wil, of iemand dwingen een keuze te maken.<>)
- met wortel en tak uitroeien (=iets volledig bestrijden om er geen last meer van te hebben)
- tussen hemel en aarde hangen (=in een lastige situatie verkeren)
- aan de kwakkel zijn (=last hebben van de gezondheid)
- hongerige luizen bijten scherp (=met de arme mensen heeft men de meeste last)
- magere luizen bijten scherp (=met de armsten heb je de meeste last)
- de koe bij de horens vatten (=met de lastige zaak beginnen)
- het op iemand gemunt hebben (=steeds dezelfde persoon die ergens last van heeft)
- de boel de boel laten. (=tijdelijk afstand nemen van een lastige situatie of probleem)
- geen vlieg kwaad doen (=uitsluitend goede bedoelingen hebben, niemand tot last zijn)
- de kastanjes voor iemand uit het vuur halen (=voor iemand anders het gevaarlijke werk of een lastig klusje doen)
- wat niet weet, wat niet deert (=waar je geen weet van hebt kun je ook geen last hebben)
- wat het oog niet ziet, wat het hart niet deert (=wat je niet ziet en niet weet heb je ook geen last)
- binnen de perken blijven (=zodanig beperkt blijven dat het niet te veel overlast of schade veroorzaakt)
50 dialectgezegden bevatten `last`
- 'k heb last van mien liekdoor'n (=er is regen op komst) (Westerkwartiers)
- 'k heb last van navvelsoez'n (='k heb last van buikkriebels) (Westerkwartiers)
- ’t aindjen zal de last wel dragen (=het komt vanzelf wel goed) (Huizers)
- aofgank (=als je teveel eet krijg je last) (Munsterbilzen - Minsters)
- As em nie crepeert van de paan dan crepeert em van den oenger (=Als hij geen last heeft van pijn dan heeft hij (last van) erge honger) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- attër ët èn zën krolle kraajg, bèste nog nie goed aof (=als hij het echt in zijn hoofd haalt, kan je nog veel last met hem krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
- d'er van weedn (ij weet-ervan) (=er last van hebben (hij heeft er last van)) (Kaprijks)
- da za ne blijn duun zijn (=als iemand sterft die de familie veel last bezorgde) (Wetters)
- da zy oe last wa; könns mean' ie van wa (=dat zei je laatst van wel) (Twents)
- da's een pache (=dat is een last) (Aalsters)
- da's een pasje (=dat is een last) (Meers)
- dan is de boot an, dan is leijen in last (=dan is het hommeles) (Urkers)
- dan is Leiden ien last (=dan zijn de rapen gaar!) (Westerkwartiers)
- dat gijt 'em niet ien 'e kolle kleer'n zitt'n (=daarvan krijgt hij nog wel last) (Westerkwartiers)
- De ene helft v.h Westland heet Zwinkels, de ander helft heeft er last van. (=Zwinkels is een fam. naam die veel voorkomt in het WL. ze zijn soms berucht om hun handelswijze.) (Westlands)
- de raenger dae vëndaog vult, kan mörgë al nimei valle (=laat de regen er vandaag maar allemaal uitvallen, dan hebben we morgen geen last ermee) (Munsterbilzen - Minsters)
- de zooj börtj mich (=last van maagzuur hebben) (Weerts)
- Dèèr ek gin dol mee (=Daar heb ik geen last mee) (Bergs)
- Deh kult me nie (=Daar trap ik niet in. Daar heb ik geen last van) (Ewijk (Euiwwiks))
- den heile werd zit vol profeteurs (=de restaurateur heeft veel last van mee-eters) (Munsterbilzen - Minsters)
- det duutj mich (=daar heb ik last van) (Heitsers)
- dich hëbs goed laachte (=jij hebt er geen last van, maar ik zit er mee) (Munsterbilzen - Minsters)
- Doar bi-k nie vri'j van. (=Als je ergens last van hebt:) (Sallands)
- enne kop wie ein zie höbbe (=last van het geheugen hebben) (Steins)
- Ge het driemoal last van du snièuw: es tie komt, es tie leet en es tie goat. (=Je hebt driemaal last van de sneeuw: als ze komt, als ze ligt en als ze gaat) (Brakels (gld))
- Haar ie daor ok las van (=Had jij daar ook last van) (Sallands)
- He-j d'r last van? Ziet da-j d'r gemak van krieg! (=Stel je niet zo aan!) (Achterhoeks)
- hee har der nooit wat met te doon (=hij had er nooit last mee) (Twents)
- Hee hef last van de rikketik. (=Hij heeft last van zijn hart.) (Aaltens)
- hij het last van gestadige lóvigte (=hij is erg lui) (Wierings)
- Hij zit mi 't poetsen (pootje) (=Hij heeft last van Jicht) (Bevers)
- ie ei last van zn leeftied (=vervelend) (Zeeuws)
- iets ô zijn been (broek) ein (=last (schade) van iets hebben) (Sint-Niklaas)
- Ik heb ut lelic in mun leine (=Ik heb last van mijn rug) (Heezers)
- ik öst me ‘t skompes (=Ik heb last van een zware hoest) (Volendams)
- in 'n droa agen ( in de draai houden) (=onnnodig werk verschaffen / tot last zijn) (Wichels)
- Jong opknope, den hejje d'r gien last van. (=Over oud worden.) (Zaans)
- kleen kènder, kleen zërge, graute kènder, graute zërge (=met kleine kinderen kan je wel wat last hebben, maar met mensen die kind gebleven zijn, heb je nog het meeste last) (Munsterbilzen - Minsters)
- last van 't hien en weer hewwe (=De hele tijd heen en weer lopen) (Westfries)
- last verkoeëpe (=Moeilijkheden veroorzaken) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- Maan maug speld'oep (=Ik heb last van mijn maag) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- Oangetrauwt is oangeschete (=Met de schoonfamilie niets dan last) (Mols)
- pip a de linkere vetveere (=overal last van hebben) (Twents)
- tes mee 't afvallen van de bloare (=last hebben van gal (in de herfst)) (Gents)
- tès te kop wô de kont moet waajerhélpe (=eerst denken helpt de last verlichten) (Munsterbilzen - Minsters)
- tes topkoome van de bloare (=last hebben van de gal (in de lente) ) (Gents)
- vieg, maus of moj, bau ze koeëmë doen ze sjoj (=met sommige mensen heb je altijd last) (Munsterbilzen - Minsters)
- wat het oog niet zigt, deert 't haart ok niet (=wat men niet weet, heeft men ook geen last van) (Westerkwartiers)
- zen maog speulde op (=hij had last van zijn maag) (Brabants)
- zën paere aofzien (=een hoop last van hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen