23 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `hak`
- aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
- al vaak met dat bijltje gehakt hebben (=het werk al vaker gedaan hebben en weten hoe het moet)
- daar zitten nogal wat haken en ogen aan (=er zijn meer problemen dan je op het eerste gezicht zou denken)
- de hakken in het zand zetten (=zich opstellen als felle tegenstander van een voorstel of ontwikkeling, zonder de bereidheid te zoeken naar positieve aspecten of naar compromissen)
- de hakken laten zien (=zich uit de voeten maken)
- de knoop doorhakken (=een beslissing forceren. (Afgeleid van het verhaal van de Gordiaanse knoop))
- de ontbrekende schakel (=iets dat nog mist om iets compleet te maken)
- de sterkte van de ketting wordt bepaald door de zwakste schakel (=het geheel is niet sterker dan het zwakste onderdeel)
- een ketting is niet sterker dan de zwakste schakel (=het geheel is maar zo sterk als het zwakste onderdeel)
- er met de botte bijl op inhakken (=ruw te werk gaan)
- er met de grove bijl in hakken (=het brutaal aanpakken)
- er op inhaken (=reageren op iets dat gezegd is en daar verder op doorgaan)
- haken en ogen geven (=iets heeft veel moeilijkheden)
- iemand een hak zetten (=met iemand een gemene streek uithalen)
- iemand op de hak nemen (=iemand er tussen nemen (grap uithalen) of spottend over iemand praten)
- iets in de pan hakken (=volledig verslaan)
- iets te verhakstukken hebben (=nog iets met iemand te bespreken hebben, nog iets te doen hebben)
- in de pan hakken (=volledig verslaan)
- met de hakken in het zand (=koppig blijven)
- niet veel om de hakken (=niet veel bijzonders)
- van de hak op de tak springen (=steeds weer van onderwerp wisselen en geen duidelijke rode draad in een verhaal hebben)
- veel haken en ogen (=veel problemen)
- waar gehakt wordt, vallen spaanders (=waar werk verricht wordt, worden ook wel wat fouten gemaakt)
Eén betekenis bevat `hak`
- van de kaart zijn (=uitgeschakeld zijn - totaal versuft zijn)
28 dialectgezegden bevatten `hak`
- 'n Is mé 'n aorige sies (zuid-beveland) (=Hij springt van de hak op de tak) (Zeeuws)
- 'n raere drooier (Tholen ) (=Hij spring van de hak op de tak) (Zeeuws)
- 'n siepeljangt (Schouwen-Duivenland) (=Hij springt van de hak op de tak) (Zeeuws)
- ak naa mar wies wèk wô..........., dan hak òk wè, war paa.......!!! (=als ik nu maar eens wist, wat ik wilde............dan had ik ook wat, of niet vader..........!!!) (Tilburgs)
- dè hak gezeed gehaj (=dat heb ik gezegd ja) (Eindhovens)
- dur un rej-tuug wurde né over ri-je, maer wel door un stroontkaar (=een fatsoenlijk iemand zal je geen hak zetten) (Budels)
- één 'n hak zett'n (=iemand iets betaald zetten) (Westerkwartiers)
- een ne kloot afdraain (=iemand een hak zetten) (Maldegems)
- één op ' e hak nemm' n (=iemand in het ootje nemen) (Westerkwartiers)
- Ge ku.nt me d'n hak fiejoole (=Je kunt me nog meer vertellen) (Genneps)
- ge kunt me den hak fiejoole (=je kan me wat) (Genneps)
- geej kunt meej d´n hak vioële (=je kunt me de pot op) (Horster)
- geej kunt meej d'n hák fioeële (=je kunt me wat) (Venrays)
- hak um (=Had ik hem) (Alfus)
- He hit in men kuul gescheten (=Hij heeft mij een stevige hak gezet) (Koersels)
- hoeds mót de hak drage (=de kleinste moet het werk doen (hoeds = het gat waar de steel van de bijl,‘hak’ in steekt)) (Heitsers)
- Ie spring van 'n doom'nie op 'n drôhen err'k (=Hij springt van de hak op de tak) (Zeeuws)
- Iemans un oor aon naaie (=Iemand een hak zetten.) (Boxtels)
- in untwien zen rapen schieten (=iemand een hak gezet) (Brugs)
- krèk dèk et deej dòcht ik: dè hak nie moete doen (=net toen ik het deed dacht ik: dat had ik niet moeten doen.) (Tilburgs)
- Nouw hak oe (=Nou had ik je toch mooi te pakken) (Ossies)
- van 'e hak op 'e tak spring'n (=niet bij één onderwerp blijven) (Westerkwartiers)
- van 't ieën op 't ander (=van de hak op de tak) (Kaprijks)
- van brussel oep klain petatjes (=van de hak op de tak) (Niels)
- van de bok opten ieëzel (=van de hak op de tak) (Munsterbilzen - Minsters)
- van de hak opput dak springe (=Van de hak op de tak springen) (Haags)
- vann' e hak op ' e tak spring' n (=steeds van onderwerp wisselen) (Westerkwartiers)
- wa hâk ou gezeed (=wat heb ik je gezegd) (Betuws)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen