Spreekwoorden met `gezet`

Zoek

3 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `gezet`

  1. men heeft hem de hoorns opgezet (=iemand (vooral een bekende) heeft een relatie met zijn vrouw)
  2. met de sok op de kop gezet (=er onbewust door toedoen van anderen voor joker bijlopen)
  3. met opgestoken/opgestreken/opgezet zeil naar iemand toe gaan (=boos naar iemand toe gaan of boos bij iemand binnen komen)

4 betekenissen bevatten `gezet`

  1. een jantje-secuur (=iemand die uiterst nauwgezet werkt)
  2. lang genoeg in de kreupelstraat gewoond hebben (=lang genoeg in de problemen gezeten hebben)
  3. oude paarden jaagt men achter de schans (=oudere werknemers worden soms aan de kant gezet)
  4. door het behang gaan (=voor schut gezet worden)

50 dialectgezegden bevatten `gezet`

  1. 'k benne bij de viede gezet (=ik voel me lelijk bedrogen) (Waregems)
  2. 'k êt in den boek gezet (=het staat genoteerd) (Kaprijks)
  3. "n kroekestöpke (=een klein gezet iemand) (Budels)
  4. a es ba den bok gezet (=hij is bedrogen) (Meers)
  5. an gastn ezet (=graan aan schoven gezet) (Nunspeets)
  6. as daajet èn hër krolle hèt (=als ze haar zinnen daaop heeft gezet) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. Bie d'n buk gezet weirdn (=Belazerd worden) (West-Vlaams)
  8. bij 't veertienste gezet zijn (=bedrogen zijn) (Knesselaars)
  9. bist nielst (=voor schut gezet zijn) (Gronings)
  10. Da's een best'n (=gezet persoon) (Hierdens)
  11. daaj hun lidsje ès autgezoenge (=voor de muziekindustrie is de toon gezet) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. dae haet ein gezicht wie ein gezèt (=hij ziet er ongezond en vaal uit) (Heitsers)
  13. dao kins se de gezèt door laeze (=slappe koffie of een dun lapje vlees) (Heitsers)
  14. dat ès din gezêt (=dat is dun gezaaid) (Bilzers)
  15. de gezet steed er boemvol van (=ik heb het al van overal gehoord) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. de wind van voren krijgen (=op je nummer gezet worden) (Graauws)
  17. di kunn der we twie-e van e mikt worren (=gezet persoon) (Zeeuws)
  18. die is warm te hard neer gezet (=klein persoon) (Rotterdams)
  19. diej hemme ze een biësje in heur oeër gezet (=zwangere vrouw waarvan de vader van het kind met de noorderzon verdwenen is) (Ransts)
  20. é es gezet gelijk ne puij op ne weegle (=iemand die geluk heeft en er trots op is) (Lochristis)
  21. ei é ne peirlaere gezet (=hij is gevallen) (Waarschoots)
  22. ei ee zijne klobbere gezet (=gestorven) (Kaprijks)
  23. Get mij op een zoeë gezet (=je hebt mij laten wachten) (Overmeers)
  24. gezet gelaak ne pui op ne wegelink (=alles ok) (Gents)
  25. gezet gelijk nen pui op ne weele (=alles is in orde) (Kaprijks)
  26. gezet zijn gelijk n’een puij op n’een wee’link. (=Soort zelfrelativerende bevestiging – ‘bedankt, ik ben gezet, ik heb wat ik wou en ik ben tevreden.) (Evergems)
  27. Gezèt zijne gelijk ne puit op nen (h) èrten wegel (=Lekker overvloedig gegeten hebben) (Lokers)
  28. Hae kroog ze gewatsj (=Hij werd op zijn plek gezet) (Neerbeeks)
  29. He hit in men kuul gescheten (=Hij heeft mij een stevige hak gezet) (Koersels)
  30. hij had ut zun eigen in zunne kop gezet (=hij had het zich vast voorgenomen) (Brabants)
  31. Hij hee oak zijnen kurf gezet (=Hij is overleden) (Wetters)
  32. hij kreeg de wiend van veur'n (=hij werd op zijn nummer gezet) (Westerkwartiers)
  33. hij stijt schoakmat (=ze hebben hem muurvast gezet) (Westerkwartiers)
  34. ij ee een kezze gezet (=hij heeft een auto ongeluk gehad) (Zottegems)
  35. ij es gezet lijk ne pui op ne wegeling (=hij wordt op de goede weg gezet) (Gents)
  36. In menaore ezet (=In elkaar gezet) (Hoogeveens)
  37. in untwien zen rapen schieten (=iemand een hak gezet) (Brugs)
  38. is oe tuntje int zoat gezet (=ben je zwanger) (Dongens)
  39. j' é ne peireloare gezet mee zijne velo (=hij is gevallen met de fiets) (Knesselaars)
  40. J'es bie den buk gezet (=Hij is bedrogen) (Harelbeeks)
  41. J' ee mie doa ne lèk gezèt (=hij heeft me grote schade berokkend) (Harelbeeks)
  42. jé ne casco gezet (=hij is gevallen) (Knesselaars)
  43. je wort in zun hemde gezet (=de waarheid komt altijd uit) (Brugs)
  44. jéé zijne kloppre gezet (=hij is gestorven) (Sint-Laureins)
  45. jis dao gezet (=hij komt er aan) (Kortemarks)
  46. jis e gieète gezet (=zijn meisje heeft hem verlaten) (kortemarks)
  47. klikken: Mé zijn klikken en klakken boëtegesmete zijn (=Met zijn hebben en houden op straat gezet zijn) (Lebbeeks)
  48. kzyn e gièète gezet (=ik ben bedrogen) (Lichtervelds)
  49. noe weet je wi a de wind van din komt (=op je plaats gezet) (Zeeuws)
  50. t'ee èt doa nog gauwe den beuttewach gekreeg'n (=hij is daar rap aan de deur gezet) (Harelbeeks)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen