Spreekwoorden met `pelen`

Zoek


55 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `pelen`

  1. aap wat heb je mooie jongen spelen (=overdreven vriendelijk zijn)
  2. advocaat van de duivel spelen (=een mening geven waar je het zelf niet mee eens bent, maar die je geeft om reacties uit te lokken)
  3. appelen/knollen voor citroenen verkopen (=oplichten, bedriegen)
  4. chapeau bas spelen (=onderdanig zijn)
  5. dat heb ik nog nooit op een klomp horen spelen (=dat is al te gek)
  6. de aardappelen afgieten (=een plasje doen door heren)
  7. de aardappelen komen niet voor de eikenblaren (=boerenregel. De aardappelplant begint te groeien als de eik in het blad komt)
  8. de baron spelen (=(onterecht) baas spelen)
  9. de beest spelen/uithangen (=zich onbeschoft gedragen)
  10. de domste boeren hebben de dikste aardappelen (=met geluk komt men vaak verder dan met verstand)
  11. de eerste viool spelen (=het hoogste woord hebben en de baas spelen)
  12. de hete aardappel doorspelen (=iemand anders de vervelende klus laten opknappen)
  13. de meeste aardappelen al gegeten hebben (=veel meegemaakt hebben, al lang leven)
  14. de vermoorde onschuld spelen (=net doen alsof je van niets weet)
  15. de zwartepiet doorspelen (=de schuld doorschuiven)
  16. die haalt de nieuwe aardappelen niet (=iemand die gauw zal gaan sterven)
  17. eerste viool willen spelen (=de meest prominente taak willen vervullen, bijvoorbeeld als leider of woordvoerder van de groep)
  18. elkaar de bal toespelen (=elkaar voordeeltjes bezorgen)
  19. groot bal op kleine aardappelen (=boven zijn stand leven)
  20. het hebben over blauwe aardappelen en blauwe sokken (=zonder het aanvankelijk beseft te hebben over verschillende zaken spreken)
  21. hoog spel spelen (=gevaarlijk spel spelen, veel inzetten)
  22. iemand de zwartepiet toespelen (=iemand benadelen)
  23. iemand in de kaart spelen (=iemand onbewust helpen)
  24. je aardappelen op hebben (=niet verder meer kunnen)
  25. je hand overspelen (=te veel eisen en daardoor niet slagen)
  26. je handen overspelen (=te veel eisen en daardoor niet slagen)
  27. je laatste troef uitspelen (=het laatste wat iemand achter de hand had naar buiten brengen)
  28. je moet een paard niet doodknuppelen, voordat je thuis bent. (=te veel haast kan wel eens vertraging opleveren)
  29. kolen op iemands hoofd stapelen (=iets goed doen voor een onvriendelijke persoon)
  30. leentjebuur spelen (=iets lenen)
  31. men poot de aardappelen wanneer men wil, ze komen toch niet in april (=boerenregel. Aardappelen komen pas in mei uit)
  32. met iemand spelen als de kat met de muis (=iemand voor de gek houden)
  33. met iemand zijn voeten spelen (=iemand voor de gek houden)
  34. met vuur spelen (=met gevaarlijke dingen laks omgaan, gevaarlijke dingen doen)
  35. mooi weer spelen (=genieten (meestal van andermans goed) / mooier voordoen dan het is)
  36. naar binnen spelen (=opeten)
  37. onder één hoedje spelen (=samen iets oneerlijks doen)
  38. op de kaak spelen (=zich aanstellen)
  39. op de poot spelen (=bij de kleinste tegenslag flink te keer gaan/razen)
  40. op goed af spelen (=op goed geluk spelen)
  41. op je poot spelen (=boos uitvallen)
  42. open kaart spelen (=eerlijk zijn, niets verbergen)
  43. poot-aan spelen (=hard doorwerken (om op tijd te zijn))
  44. schampavie spelen (=zich heimelijk uit de voeten maken)
  45. scheepjes met zuren appelen (=wolkjes die regen of storm voorspellen)
  46. schip met zure appelen (=wolk die regen en storm voorspelt)
  47. spelen om des keizers baard (=spelen om de eer)
  48. stommetje spelen (=niets willen zeggen)
  49. tweede viool spelen (=een ondergeschikte rol spelen.)
  50. va banque spelen (=roekeloos spel spelen)

14 betekenissen bevatten `pelen`

  1. de baron spelen (=(onterecht) baas spelen)
  2. men poot de aardappelen wanneer men wil, ze komen toch niet in april (=boerenregel. Aardappelen komen pas in mei uit)
  3. de broek aan hebben (=de baas spelen (van een vrouw over haar man), het voor het zeggen hebben)
  4. tweede viool spelen (=een ondergeschikte rol spelen.)
  5. hoog spel spelen (=gevaarlijk spel spelen, veel inzetten)
  6. de eerste viool spelen (=het hoogste woord hebben en de baas spelen)
  7. de lakens uitdelen (=het voor het zeggen hebben, de baas spelen)
  8. aan de middelhand zitten (=niet eerst of laatst moeten spelen)
  9. op goed af spelen (=op goed geluk spelen)
  10. iets boven de tafel fietsen (=open kaart spelen met bedoelingen)
  11. va banque spelen (=roekeloos spel spelen)
  12. spelen om des keizers baard (=spelen om de eer)
  13. uit z`n rol vallen (=tijdens het spelen iets zeggen of doen wat niet bij de rol hoort)
  14. op de baan lopen (=tippelen)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen