Spreekwoorden met `dorst`

Zoek

Eén spreekwoord bevat `dorst`

  1. een appeltje voor de dorst (=een reserve voor moeilijke tijden die mogelijk nog gaan komen)

50 dialectgezegden bevatten `dorst`

  1. 'k ben skele van d'n dus (=ik heb heel veel dorst) (Zwevegems)
  2. 'k spuug vere (=dorst hebben, droge keel) (Rotterdams)
  3. appeltsje foor de dust (=appeltje voor de dorst) (Leewarders)
  4. D'r goat d'r meer dood an 'n draank as van 'n döst (=Er sterven meer mensen aan de drank dan van de dorst) (Twents)
  5. dae hètten dreig laever (=hij heeft altijd dorst) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. dastë gedroenkën hëbs, zien ze rap, mèr daste vërrèks van den dos, da wille ze nie zien (=iedereen ziet als je wat veel gedronken hebt, maar niet als je dorst lijdt) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. dat dorst ik niet (=dat durfde ik niet) (beverwijks)
  8. doosj höbbe wie eine Maleier (=erge dorst hebben) (Susters)
  9. dorst als het paard van bibbe (zierikzee) (=veel drinken) (Zeeuws)
  10. dorst as paerd van bibbe (=dorst als het paard van bibbe (zierikzee) ) (Zeeuws)
  11. Droge strotte (=dorst hebben) (Deventers)
  12. een dreig laever hëbbe (=altijd dorst hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. ei dorst niet (=hij durfde niet) (Volendams)
  14. emet ne druuëge lijver (=hij heeft altijd dorst) (Diesters)
  15. ën dreig kael hëbbe (=dorst hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. groewehten deust (Aarschottenaars lijden daar nogal eens aan) (=grote dorst) (Aarschots)
  17. hedder dost, gat dan no bost, do es a hunke en da pist vor niks in oer munke (=als je dorst hebt, ga dan naar Bost, daar is een hondje en dat plat gratis in je mondje) (Neerlinters)
  18. Hest dörst, gai noar Berend Bröst. Dai het n hondje, en dai migt die zo in t mondje. (=Niet zo zeuren als je dorst hebt) (Oldambsters)
  19. ich hëb een dreig laever (=ik heb altijd dorst) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. ich hëb ën drijg kael en mene mond plek (=ik stik van de dorst) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. ich hem dorst van dièe bikkem (=ik heb dorst van de bakharing) (Heusdens)
  22. ich krepiër van den dos (=ik verga van de dorst) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. ich stik (val kepot) van den dos en hoenger (=ik heb geweldige dorst en honger) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. ichem deust, ichem en druuëge kijl, menne mond plekt (=ik heb dorst) (Diesters)
  25. ie ' n oa alleens geen' n dust (=hij had niet eens dorst) (Waregems)
  26. iech stik vaan d'n doors (=ik heb erg dorst) (Mestreechs)
  27. iech vrèk van de dwus (=ik heb erg dorst) (Zichers)
  28. Ij ee oan de kat'n uir gat gelekt (=Wanneer iemand erge dorst heeft) (Lierdens)
  29. ik bas van de dos (=ik heb dorst) (Wagenings)
  30. ik zien vergorgelt van den dust (=heb groten dorst) (Ostêns)
  31. je zit met e droîge leevre (=hij heeft dorst) (Kortemarks)
  32. kem dest (=ik heb dorst) (Booms)
  33. ki dust (=ik heb dorst) (Izegems)
  34. kvergao van den dust (=ik heb grote dorst) (Kortemarks)
  35. kzittn scheel van dn dust (=ik heb grote dorst) (Kortemarks)
  36. men toeng és zjus ne laere lap (=ik stik van de dorst) (Bilzers)
  37. mën toeng ès zjus ne laere lap (=ik heb een verschrikkelijke dorst) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. mëne mond plek (=ik heb dorst) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. mijn too plakt in mijn muile (=dorst hebben) (Kaprijks)
  40. Myn keel stoa drwugge (=Ik heb dorst) (Harelbeeks)
  41. n toeng höbbe waaj ne laere lap (=hevige dorst lijden) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. n toeng waajne laere lap hêbbe (=hevige dorst hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. ne tonge as lear (=dorst) (Rijssens)
  44. nen driuën lever ên (=dorst hebben) (Kaprijks)
  45. op zën kin konne kloppe (=honger en dorst moeten lijden) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. scheel van den dust, vergeven van den dust (=veel dorst hebben) (Veurns)
  47. se hewwe allemaal wat te segen over mien supen maar gien meens weet wat foor dust ik hew (=iedereen heeft het over mijn zuipen maar niemand kent mijn dorst) (Leewarders)
  48. skeele van d'n dust zijn (=grote dorst hebben) (Waregems)
  49. sterreve van den dest (alle e's dof uitspreken) (=grote dorst hebben) (winksels)
  50. tsjaum steet em op zen lippe (=hij heeft hard gewerkt / heeft dorst) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen