10 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `diep`
- diep in de buidel tasten. (=veel geld aan iets uitgeven.)
- een sprong in het diepe wagen (=een risico nemen en iets nieuws proberen.)
- een verdieping op zijn huis zetten (=hypotheek nemen)
- geen water te diep zijn (=nergens bang voor zijn, alles durven)
- het scheelt hem in zijn bovenverdieping (=hij is niet goed wijs)
- het water is veel te diep (=hij durft het niet aan)
- in het diepe gegooid worden (=in een baan aan het werk moeten zonder ingewerkt te worden)
- met iemand te diep in zee gaan (=iemand al te ver vertrouwen)
- stille waters/wateren hebben diepe gronden (=zij die weinig zeggen hebben vaak het onvoorspelbaarste karakter)
- te diep in het glaasje kijken (=te veel alcohol drinken en daardoor erg dronken zijn)
5 betekenissen bevatten `diep`
- tussen de regels door lezen (=de diepere betekenis van een tekst begrijpen)
- een kattenrug maken (=diep buigend groeten)
- een speldje bij iets steken (=een onderwerp niet verder uitdiepen, van gespreksonderwerp veranderen)
- de tijd baart rozen (=ook de diepste (geestelijke) wonden helen na verloop van tijd)
- als een marmot (=slapen als een marmot : diep, rustig)
30 dialectgezegden bevatten `diep`
- ' m Flink uit je broek laten hangen (=diep in de buidel tasten) (Hendrik-Ido-Ambachts)
- ' n spoa diep (=een spade diep) (Overmeers)
- assët nie vërstees, moessët mér vërzitte (=denk maar eens lang en diep na) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste diep èn de pêt zits, ziet dan daste nie heil onder de shit kumps te zutte (=laat je niet teveel inzinken) (Munsterbilzen - Minsters)
- aste én goeje leemgrond te diep gees zaeë, kumpter niks van aut (=veel boter in de pan hebben, maar er niets van bakken) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae haug krüp kan diep valle (=hoogmoed komt voor de val) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat gijt deur merg en been (=dat raakt je heel diep) (Westerkwartiers)
- de breudjes ligge veur de venjster (=mooie borsten in diep uitgesneden decolté) (Gents)
- de kenintsjies zitt'n an d'n draed (=ze is diep gedecolleteerd) (Waregems)
- de viëgel gon autvliege, ze zitte toch al opte boëd vant nès (=die halsuitsnijding is zo diep dat je haar borsten ziet) (Munsterbilzen - Minsters)
- Doe most die de ogen oet de kop schoamen (=Jij moet je diep schamen) (Gronings)
- É ligt goe te roenke (=Hij ligt diep te slapen) (Rotselaars)
- een spoasteke diebe (=een spade diep) (Kaprijks)
- Flink je poeplap trekken (=diep in de buidel tasten) (Hendrik-Ido-Ambachts)
- ge keu tot têënt de Viuërstroade kijkn (=je kan diep in haar decolleté kijken) (Kaprijks)
- Getoakt zijn tot op ou bloaze. (=Zeer diep beledigd zijn.) (Evergems)
- gien wodder is heur te diep (=zij is nergens bang voor) (Westerkwartiers)
- hae bliëf tooghange tot e koet énde naach (=tot diep in de nacht zat hij op café) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae hoeng mèt zën eege èn de knoop (=hij zat zo diep in de put dat hij zich verdronken heeft) (Munsterbilzen - Minsters)
- Hij het Mukkes siën. (=Hij heeft te diep in het glaasje gekeken.) (Bolserters)
- hij het te diep ien 't glaas keek'n (=hij is bezopen) (Westerkwartiers)
- ich trèk mich de hoëre autte kop... (=ik denk vreselijk diep na) (Munsterbilzen - Minsters)
- in zin oar skarten (=diep nadenken, twijfelen) (west-vlaams)
- kot in de nacht (=diep in de nacht) (Kaprijks)
- slaopen as unne res (=goed en diep slapen) (Budels)
- sloëpe waaj nen os (=diep slapen) (Munsterbilzen - Minsters)
- z'is vaarrre bluotshuovde (bloothoofd) (=ze is nogal diep gedecolletteerd) (Eekloos)
- ze liupt verre bliutshiuft [blootshoofds] (=ze is diep gedecolleteerd) (Kaprijks)
- zoe rijk as de zei diep ès (=stinkend rijk) (Munsterbilzen - Minsters)
- zoe rijk as te zei diep ès (=super rijk) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen