Spreekwoorden met `band`

Zoek

8 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `band`

  1. aan banden leggen (=de vrijheid beperken)
  2. aan de leiband lopen (=erg volgzaam zijn)
  3. aan de lopende band (=aan één stuk door; steeds maar weer)
  4. aan iemands leiband (=door iemand geleid)
  5. de dorsende os zult gij niet muilbanden (=iemand die voor je werkt moet je goed behandelen)
  6. iets aan banden leggen (=ervoor zorgen dat iets zich niet verder kan uitbreiden)
  7. uit de band springen (=uitbundig plezier maken, zonder rekening te houden met de regels van orde en fatsoen)
  8. zo vast staan als een muts met zeven keelbanden (=erg vast staan)

3 betekenissen bevatten `band`

  1. als het hek van de dam is lopen de varkens in het koren (=als er geen toezicht is springen kinderen of ondergeschikten uit de band)
  2. het bloed spreekt (=de familieband doet zich opmerken)
  3. een verborgen agenda hebben (=een doel hebben dat voor de anderen verborgen gehouden wordt, bijvoorbeeld in een samenwerkingsverband)

27 dialectgezegden bevatten `band`

  1. Aa hei ne platten tuub (=Hij heeft een lekke band) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  2. aa velo stoe plat (=uw fiets heeft een lekke band) (Hals)
  3. al wat te klok slig (=aan de lopende band) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. aoên en aoên (=aan de lopende band) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. das sjaering en ènslaog (=dat is aan de lopende band hetzelfde liedje) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. dër de band (=gemiddeld) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. deui den band (=meestal, gemiddeld) (Winksels)
  8. deur d'n band / deurgoans (=door de band (gewoonlijk) ) (Waregems)
  9. deur den band (=normaal gezien) (Kaprijks)
  10. deur den band (=over het algemeen, normaal gezien) (Meers)
  11. deur den band genomn (=gewoonlijk) (Kaprijks)
  12. Deur den band weg (=Over het algemeen) (Zelzaats)
  13. Die ef een beste poele op de band . (=Die is in verwachting .) (Zwols)
  14. doër de band (=normaal gezien wel) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. dûr de band (=over 't algemeen) (Bilzers)
  16. een lekke pijp (=een lekke band) (Leids)
  17. goaru en baand (=garen en band) (Brakels (gld))
  18. kijkn os aaën band genoeg wind eet (=bandenspanning meten) (Kaprijks)
  19. Maanen tuub stau zoeë plat as een vaag (=Mijn (fiets) band is helemaal leeg) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  20. mën tuub steed zoe plat as een vaajg (=platte band) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. miene bank sjteit oppe zök (=ik heb een lekke band) (Heldens)
  22. ne platten tuup (=een lekke band) (Duffels)
  23. plasjkop (=band zonder reliëf) (Ninoofs)
  24. Platten tuup (=Een lekke band) (Mols)
  25. rink (=fietswiel zonder band) (Bocholtz)
  26. tiëge de klippen op liege (=aan de lopende band liegen) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. zonner getrentel (=aan de lopende band) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen