Spreekwoorden met `de kerk`

Zoek

7 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `de kerk`

  1. de kerk in het midden laten (=bij een meningsverschil geven beide personen wat toe om het eens te worden)
  2. de kerk midden in het dorp laten. (=het laten zoals het is)
  3. de kogel door de kerk laten gaan (=de beslissing nemen)
  4. in de kerk geboren zijn (=de deur open laten staan)
  5. oude kerken hebben duistere glazen. (=het zicht wordt minder als je ouder wordt)
  6. voor het zingen de kerk uit (=coïtus interruptus)
  7. wie plast tegen de kerk, gaat gevaarlijk te werk (=een wandaad met verstrekkende gevolgen)

Eén betekenis bevat `de kerk`

  1. een duit in het zakje doen (=een kleine bijdrage leveren. (Historisch: de kleinst mogelijke gave in het collectezakje van de kerk).)

50 dialectgezegden bevatten `de kerk`

  1. 'k moe noar de vespers goan vandoage (=ik moet naar de kerk deze namiddag) (Evergems)
  2. 't is ne keirkuil, ne piljeirenbijter (=iemand die veel naar de kerk gaat) (Sint-Niklaas)
  3. aatëraan èn de kërk goên zitte (=niet opvallend aanwezig zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. As 't al tegegåat za nen hond de kèrk omvèr zjieëken (=Als iets niets meezit, zit het serieus tegen) (Zeels)
  5. as 't mar wower es , stut achter de kèrk geschraive (=daar valt aan te twijfelen) (Tiens)
  6. as ‘t moeëde is, gaon de kuuj nao de kèrk (=als het in de mode is, dan kan opeens alles) (Heitsers)
  7. at waor is zienge ze in de kerk (=het is maar de vraag of dat waar is) (Oudenbosch)
  8. bèste èn de kërk geboëre (=doe de deur dicht!) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. bi j wigestierd (=de kerk is vroeg uit) (Zeeuws)
  10. bij ut kruske de kerk uitgaon (=voortijdig vertrekken) (Brabants)
  11. bindu in de kerk gebore (=iemand laat de deur openstaan) (Riekevorts)
  12. Bisse in de kerk gebaore? (=Deur open laten staan) (Venloos)
  13. bist ien de kerk geboor'n (=als iemand de deur laat openstaan :) (Westerkwartiers)
  14. dae deej det zónger erg, prónt wie pater Manheim flaot (=iets onbewust doen; in de kerk mag je niet fluiten, maar toch schijnt pater Manheim dat wel eens in de kerk in Heitse gedaan te hebben, zonder dat hij daar erg in had.) (Heitsers)
  15. De karik moet boven de euzen stoon (=de kerk moet boven de huizen staan) (Urkers)
  16. de kërk ènt midden haage (=wat toegeven omwille van de (huis-)vrede) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. de kerk is gróóter òs de toore (=De vrouw is groter dan haar man) (Texels)
  18. de kerk midd'n ien 't dörp loat'n (=leven en laten leven) (Westerkwartiers)
  19. de kerk ooëtj veer dat de klokke loeën (=coïtus interruptus) (Ninoofs)
  20. de kêrk oppe toeëre zette (=de zaak verkeerd aanpakken) (Weerts)
  21. de kugel is deur de kerk (=de beslissing is genomen) (Westerkwartiers)
  22. de kuugel is deur de kerk (=de beslissing is genomen) (Westerkwartiers)
  23. De pastuur e zenne colman gemet (=Als de pastoor een volle schaal in de kerk heeft opgehaald (bijvoorbeeld wanneer er veel begrafenissen zijn) ) (Hoeilaart)
  24. den derde keir dat ich vër ët zinge de kërk autgoeng, moch ich nimei bènne en dan bèn ich noë ën aander kërk op zik gegon (=toen ik me de derde keer terugtrok, mocht ik niet meer binnen en ben ik op zoek gegaan naar een andere) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. die ei 'n kérkboek versleeten of die weunt in de kérke (=Iemand die veel naar de kerk gaat (Zuid Beveland ) ) (Zeeuws)
  26. Die eit zôwat 'n kérkbanke versleten (=die veel naar de kerk gaat (Walchers ) ) (Zeeuws)
  27. die eit zôwat n'n bidstoel versleten (=iemand die veel naar de kerk gaat (Hulst ) ) (Zeeuws)
  28. die is in de kerke gebooren (=iemand die veel nar de kerk gaat (Axel ) ) (Zeeuws)
  29. eegut al geluit (=is het al tijd om naar de kerk te gaan) (Oudenbosch)
  30. erre keirkgank doen (=moeder die met haar kindje naar de kerk gaat als het een tiental dagen oud is) (Meers)
  31. Ge kunt der de kerk van Droesaat dee zien (=De koffie is te slap) (Opwijks)
  32. ge kunter oew eige waase en verschòòne (=er is niemand in de kerk) (Tilburgs)
  33. got-i-jè nor de kirke (=gaat hij naar de kerk) (Wetters)
  34. He-j is net zoeveul kerks a unnen hoond klippels (=Hij moet net zo min iets van de kerk hebben als een hond van een stok) (Zurriks)
  35. Heej is ien de kerk gebore (=Hij laat altijd de deuren open staan) (Wells)
  36. hij heb 'n beest op z'n rug (=hij gaat niet naar de kerk) (beverwijks)
  37. hil de kèèrek zaat vol (=de kerk zat helemaal vol) (Tilburgs)
  38. ie stoeng voet borretje (=voor in de kerk) (Zeeuws)
  39. ien de kèrk gebaore zien (=De deuren niet echter zich dichtdoen) (Genneps)
  40. in Steenbaarge naor de kerk gewiest zijn (=niet in de mis geweest zijn) (Oudenbosch)
  41. je moet'n de kerk midd'n ien 't dörp loat'n (=iedereen het zijne gunnen) (Westerkwartiers)
  42. Kweet geniesen of ie vurft is of teert. (=Zegt iemand die nooit in de kerk komt) (Westfries)
  43. loov'm doe'j ien 'e kerk (=geloven doe je in de kerk) (Westerkwartiers)
  44. Met de klok van half acht naar huis (=Om half acht s, avonds luid altijd de kerk klok) (Lekkerkerks)
  45. Naor de karke (=Naar de kerk) (Hoogeveens)
  46. nevve de kerk loope (=spijbelen van de mis) (Genneps)
  47. Nie tegen de kerk pissen, da droogt nooit meer (=Geen ruzie maken met de pastoor / kerkbestuur, want dat vergeten ze nooit) (Zeeuws)
  48. noeë het zinge de kërk aut (=coïtus interruptus) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. petsjonkelen (=in en uit de kerk gaan om zo een aflaat te verdienen (op Allerzielen) ) (Waarschoots)
  50. tès ènde sekosj (=de kogel is door de kerk) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen