7 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `de kerk`
- de kerk in het midden laten (=bij een meningsverschil geven beide personen wat toe om het eens te worden)
- de kerk midden in het dorp laten. (=het laten zoals het is)
- de kogel door de kerk laten gaan (=de beslissing nemen)
- in de kerk geboren zijn (=de deur open laten staan)
- oude kerken hebben duistere glazen. (=het zicht wordt minder als je ouder wordt)
- voor het zingen de kerk uit (=coïtus interruptus)
- wie plast tegen de kerk, gaat gevaarlijk te werk (=een wandaad met verstrekkende gevolgen)
Eén betekenis bevat `de kerk`
- een duit in het zakje doen (=een kleine bijdrage leveren. (Historisch: de kleinst mogelijke gave in het collectezakje van de kerk).)
50 dialectgezegden bevatten `de kerk`
- 'k moe noar de vespers goan vandoage (=ik moet naar de kerk deze namiddag) (Evergems)
- 't is ne keirkuil, ne piljeirenbijter (=iemand die veel naar de kerk gaat) (Sint-Niklaas)
- aatëraan èn de kërk goên zitte (=niet opvallend aanwezig zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- As 't al tegegåat za nen hond de kèrk omvèr zjieëken (=Als iets niets meezit, zit het serieus tegen) (Zeels)
- as 't mar wower es , stut achter de kèrk geschraive (=daar valt aan te twijfelen) (Tiens)
- as ‘t moeëde is, gaon de kuuj nao de kèrk (=als het in de mode is, dan kan opeens alles) (Heitsers)
- at waor is zienge ze in de kerk (=het is maar de vraag of dat waar is) (Oudenbosch)
- bèste èn de kërk geboëre (=doe de deur dicht!) (Munsterbilzen - Minsters)
- bi j wigestierd (=de kerk is vroeg uit) (Zeeuws)
- bij ut kruske de kerk uitgaon (=voortijdig vertrekken) (Brabants)
- bindu in de kerk gebore (=iemand laat de deur openstaan) (Riekevorts)
- Bisse in de kerk gebaore? (=Deur open laten staan) (Venloos)
- bist ien de kerk geboor'n (=als iemand de deur laat openstaan :) (Westerkwartiers)
- dae deej det zónger erg, prónt wie pater Manheim flaot (=iets onbewust doen; in de kerk mag je niet fluiten, maar toch schijnt pater Manheim dat wel eens in de kerk in Heitse gedaan te hebben, zonder dat hij daar erg in had.) (Heitsers)
- De karik moet boven de euzen stoon (=de kerk moet boven de huizen staan) (Urkers)
- de kërk ènt midden haage (=wat toegeven omwille van de (huis-)vrede) (Munsterbilzen - Minsters)
- de kerk is gróóter òs de toore (=De vrouw is groter dan haar man) (Texels)
- de kerk midd'n ien 't dörp loat'n (=leven en laten leven) (Westerkwartiers)
- de kerk ooëtj veer dat de klokke loeën (=coïtus interruptus) (Ninoofs)
- de kêrk oppe toeëre zette (=de zaak verkeerd aanpakken) (Weerts)
- de kugel is deur de kerk (=de beslissing is genomen) (Westerkwartiers)
- de kuugel is deur de kerk (=de beslissing is genomen) (Westerkwartiers)
- De pastuur e zenne colman gemet (=Als de pastoor een volle schaal in de kerk heeft opgehaald (bijvoorbeeld wanneer er veel begrafenissen zijn) ) (Hoeilaart)
- den derde keir dat ich vër ët zinge de kërk autgoeng, moch ich nimei bènne en dan bèn ich noë ën aander kërk op zik gegon (=toen ik me de derde keer terugtrok, mocht ik niet meer binnen en ben ik op zoek gegaan naar een andere) (Munsterbilzen - Minsters)
- die ei 'n kérkboek versleeten of die weunt in de kérke (=Iemand die veel naar de kerk gaat (Zuid Beveland ) ) (Zeeuws)
- Die eit zôwat 'n kérkbanke versleten (=die veel naar de kerk gaat (Walchers ) ) (Zeeuws)
- die eit zôwat n'n bidstoel versleten (=iemand die veel naar de kerk gaat (Hulst ) ) (Zeeuws)
- die is in de kerke gebooren (=iemand die veel nar de kerk gaat (Axel ) ) (Zeeuws)
- eegut al geluit (=is het al tijd om naar de kerk te gaan) (Oudenbosch)
- erre keirkgank doen (=moeder die met haar kindje naar de kerk gaat als het een tiental dagen oud is) (Meers)
- Ge kunt der de kerk van Droesaat dee zien (=De koffie is te slap) (Opwijks)
- ge kunter oew eige waase en verschòòne (=er is niemand in de kerk) (Tilburgs)
- got-i-jè nor de kirke (=gaat hij naar de kerk) (Wetters)
- He-j is net zoeveul kerks a unnen hoond klippels (=Hij moet net zo min iets van de kerk hebben als een hond van een stok) (Zurriks)
- Heej is ien de kerk gebore (=Hij laat altijd de deuren open staan) (Wells)
- hij heb 'n beest op z'n rug (=hij gaat niet naar de kerk) (beverwijks)
- hil de kèèrek zaat vol (=de kerk zat helemaal vol) (Tilburgs)
- ie stoeng voet borretje (=voor in de kerk) (Zeeuws)
- ien de kèrk gebaore zien (=De deuren niet echter zich dichtdoen) (Genneps)
- in Steenbaarge naor de kerk gewiest zijn (=niet in de mis geweest zijn) (Oudenbosch)
- je moet'n de kerk midd'n ien 't dörp loat'n (=iedereen het zijne gunnen) (Westerkwartiers)
- Kweet geniesen of ie vurft is of teert. (=Zegt iemand die nooit in de kerk komt) (Westfries)
- loov'm doe'j ien 'e kerk (=geloven doe je in de kerk) (Westerkwartiers)
- Met de klok van half acht naar huis (=Om half acht s, avonds luid altijd de kerk klok) (Lekkerkerks)
- Naor de karke (=Naar de kerk) (Hoogeveens)
- nevve de kerk loope (=spijbelen van de mis) (Genneps)
- Nie tegen de kerk pissen, da droogt nooit meer (=Geen ruzie maken met de pastoor / kerkbestuur, want dat vergeten ze nooit) (Zeeuws)
- noeë het zinge de kërk aut (=coïtus interruptus) (Munsterbilzen - Minsters)
- petsjonkelen (=in en uit de kerk gaan om zo een aflaat te verdienen (op Allerzielen) ) (Waarschoots)
- tès ènde sekosj (=de kogel is door de kerk) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen