4 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `de kant`
- aan het verkeerde kantoor zijn (=iemand die je niet kan helpen)
- de kantjes er van aflopen (=zijn best niet doen)
- haring in het land, dokter aan de kant (=haring eten is zeer gezond; haring is zelfs één van de beste vissen voor je gezondheid)
- van de kant zijn (=gestart zijn)
2 betekenissen bevatten `de kant`
- oude paarden jaagt men achter de schans (=oudere werknemers worden soms aan de kant gezet)
- van twee walletjes eten (=van verschillende kanten voordeel behalen (negatief))
15 dialectgezegden bevatten `de kant`
- à gen zie-j (=aan de kant) (Heerlens)
- aan de kant van pastoer drinke (=aan de goede kant van het kopje koffie / thee drinke) (Venloos)
- Dat is ónger de vuit oet (=Dat is aan de kant) (Sittards)
- de joeng zin al vlèch, ze hangën al mèt te kop ieëver de kant van ët nès (=zij heeft haar borsten uit haar bloesje hangen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Drek lig ik ien de graaf (=Straks lig ik langs de kant van de weg) (Huissens)
- gank oet de wiek, gank ane wiek, wiek dich (=ga aan de kant) (Heitsers)
- gart jan de kant (=maak je weg) (Lichtervelds)
- Haelj poatstikkenis weg (=Ga eens aan de kant met je voeten) (Flakkees)
- iets opzeë zedn (=iets aan de kant houden) (Kaprijks)
- ik rij ouw zo omverre heej (=ga maar niet aan de kant) (Brabants)
- maok tich aoên de kant (=ga opzij) (Munsterbilzen - Minsters)
- Met drouge biene op de kant loupe. (=een boterham zo zuinig smeren dat de kanten niet bedekt zijn.) (Westfries)
- sjik dich (=ga aan de kant) (Reuvers)
- Waar oe (=Pas op, ga aan de kant) (Achterhoeks)
- zet oi an de kant (=ga opzij) (Waregems)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen