42 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `bui`
- buig de boom als hij jong is (=goede gewoonten kunnen het beste al jong worden aangeleerd)
- buiten de kerf gaan (=als iets te ver gaat)
- buiten de schreef (=niet meer acceptabel)
- buiten de waard rekenen (=niet gerekend hebben op hoe anderen er werkelijk over denken)
- buiten hem om lopen (=hij heeft er geen invloed over)
- buiten iets kunnen. (=iets kunnen missen)
- buiten schot blijven (=niet worden aangetast)
- buiten spel blijven (=(willen) proberen niet betrokken te zijn)
- buiten westen (=bewusteloos)
- buiten zijn boekje gaan (=meer doen dan toegelaten)
- buiten zijn hoefslag gaan (=hij heeft er geen invloed over)
- buiten zijn rekening gaan. (=als het anders loopt dan verwacht)
- de bloemetjes buiten zetten (=uitbundig vieren)
- de bui afwachten (=rustig afwachten wat voor onheil er komt)
- de bui over laten drijven. (=niet reageren op een moeilijke situatie)
- de bui zien hangen (=een ongunstige situatie aanvoelen voordat deze zich daadwerkelijk voordoet)
- de buikriem/broekriem aanhalen (=spaarzamer worden)
- de vuile was buiten hangen (=over onaangename zaken spreken met buitenstaanders)
- diep in de buidel tasten. (=veel geld aan iets uitgeven.)
- donderbuien zuiveren de lucht. (=een ruzie kan een hangende situatie oplossen)
- een volle buik peinst op geen lege. (=iemand die genoeg te eten heeft is niet bezig is met de zorgen van een ander)
- er zijn buik van vol hebben (=er genoeg van hebben)
- het hoofd buigen (=opgeven - toegeven)
- het takje buigen als het nog jong is (=goede gewoonten leert men het beste op jonge leeftijd aan)
- het varken is door de buik gestoken (=de zaak is vooraf bedisseld)
- het wordt buigen of barsten (=het ergens op wagen)
- iemand in de buik straffen. (=als straf geen eten geven.)
- iets op je buik kunnen schrijven (=iets wel kunnen vergeten, dat wat je wilde gaat niet door)
- je buik op de leest slaan (=te veel eten)
- liefde is waar de geldbuidel hangt (=liefde is te koop)
- liever vrij en geen eten dan een volle buik aan een ijzeren keten. (=vrijheid is een hoger goed dan materiële welvaart.)
- met de benen buiten hangen (=gezegd als het erg druk is)
- met het mes in de buik zitten (=in grote angst verkeren)
- niets dan wonden en builen zoeken (=altijd willen vechten)
- op een volle buik staat een vrolijk hoofd. (=een volle buik brengt een blij en tevreden humeur.)
- plat op de buik gaan (=aan iemand toegeven, zich overleveren)
- schrijf het maar op je buik (dan kan je het met je hemd weer uitvegen) (=vergeet het maar)
- twee handen op een buik (=ze werken samen, ze denken er hetzelfde over)
- twee handen op één buik zijn (=het altijd met elkaar eens zijn)
- van je buik een afgod maken (=belang hechten aan lekker eten en drinken)
- vlinders in zijn buik hebben (=verliefd zijn)
- voor de bui binnen zijn (=voordat het slechter wordt genoeg verdiend hebben)
38 betekenissen bevatten `bui`
- de bastaard van de graaf wordt later bisschop (=alleen hoge heren kunnen hun buitenechtelijke kinderen een toekomst bieden)
- het is alle dagen visdag maar geen vangdag (=als de buit of vangst tegen valt)
- van zijn á propos (=buiten bewustzijn, groggy)
- zin noch wit hebben (=buiten jezelf zijn van woede)
- uit je dak gaan (=buiten zinnen raken)
- onder de mensen komen (=buitengaan , mensen ontmoeten)
- door merg en been gaan/dringen/snijden (=buitengewoon kwetsend of doordringend zijn)
- zo lustig zijn als een vogeltje dat koe heet (=buitengewoon loom zijn)
- als een olifant in de porseleinkast (=buitengewoon onvoorzichtig of tactloos)
- daar komt een schip met zure appels (=daar komt een stevige regenbui aan)
- over de rooie gaan (=de perken te buiten gaan)
- een kattenrug maken (=diep buigend groeten)
- een ijzer in het vuur hebben (=een plan hebben dat nog onbekend is voor de buitenwereld)
- op een volle buik staat een vrolijk hoofd. (=een volle buik brengt een blij en tevreden humeur.)
- een harde nek hebben (=erg onbuigzaam zijn)
- een luchtje happen (=even buiten gaan wandelen)
- een luchtje scheppen (=even buiten gaan wandelen)
- het regent bakstenen (=gezegd van een hevige hagelbui)
- op je duimpje kennen (=heel goed kennen, van buiten weten)
- het houdt geen rooi (=het gaat de perken te buiten)
- het is bij de konijnen af (=het is buitengewoon erg)
- zo gaan er geen twaalf in een dozijn (=het is iets buitengewoons)
- je laatste troef uitspelen (=het laatste wat iemand achter de hand had naar buiten brengen)
- de wijde wereld intrekken (=het verkennen van nieuwe plaatsen, ervaringen en mogelijkheden buiten het vertrouwde)
- de kronkel in de darm hebben (=hevige buikpijn (koliek) hebben)
- het zwarte schaap van de familie (=iemand die een beetje buiten de familie staat qua gedrag)
- als bliksemafleider fungeren (=iemand die of iets dat de boze bui van iemand kan afleiden)
- het uitproesten (=in een plotse lachbui schieten)
- in den vreemde (=in het buitenland)
- een frisse neus halen (=naar buiten gaan)
- op den boer (=op den buiten)
- goed gemutst zijn (=opgewekt zijn, in een goede, vrolijke bui zijn)
- de vuile was buiten hangen (=over onaangename zaken spreken met buitenstaanders)
- de lachende derde (=persoon die buiten een conflict staat, maar profiteert van de uitkomst)
- een ridder van het lui paard zijn (=steeds smoesjes verzinnen en de schuld buiten jezelf leggen)
- op het gijpen liggen (=stervend of totaal buiten adem zijn)
- aan de weg timmeren (=veel activiteiten ontplooien en daarmee naar buiten treden om verandering en vernieuwing te bewerkstelligen)
- het erg bont maken (=zich al te fel te buiten gaan)
26 dialectgezegden bevatten `bui`
- 'n bijze regen (=een bui regen) (Overmeers)
- aaulen en draaugen (=de ene bui na de andere) (Klings)
- d'r komt 'n schip met zure abbels aan (=er komt een bui regen deze kant op) (Westerkwartiers)
- da was nogal een sjoer (=dat was nogal een bui (felle regen) ) (St Huibrechts-Herns)
- Dao zien ze d'r ein aan 't inlaajje (=Er is een flinke bui op komst) (Tegels)
- De buei bleft veur de stroam hangu (=De bui blijft voor de rivier hangen) (Brakels (gld))
- de sjoer trèk aof noë den hollender, twatter kraaj (g) ter graotës (=de bui trekt weg naar Nederland, die willen toch alles gratis) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dieë klaane hei loete (=Dit kind heeft een slecht bui) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- E nis in zyn nopjes (=In een hele goede bui zijn) (Iepers)
- én één koj zin (=in één kwade bui) (Munsterbilzen - Minsters)
- ën sjoer iëvër zëne strank krijge (=een bui over zijn rug krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Hee hef ' n kop verkeerd stoan (=Hij is in een slechte bui) (Twents)
- hij het de bokkepruuk op (=hij heeft een boze bui) (Westerkwartiers)
- hij het de kolder ien de kop (=hij is in een dolle bui) (Westerkwartiers)
- hij wacht de bui oaf (=hij stelt zich afwachtend op) (Westerkwartiers)
- ich zoech te sjoer al hange (=ik zag de bui al hangen) (Munsterbilzen - Minsters)
- in e vroede kolèire (=in een bui van woede) (Izegems)
- In zyn nopjes (=In een hele goede bui) (West-Vlaams)
- In zyn nopjes zyn (=In een hele goede bui zijn) (Harelbeeks)
- Loat nog mér un bui valle! (=doe nog maar een rondje) (Zurriks)
- schip met zoere appeln (=zware bui) (Twents)
- Vendaog steedtem zene kop verkeird (=Hij is in een slechte bui vandaag) (Bilzers)
- ze zin wir één aoênt oploje (=er komt weer een flinke bui aan) (Munsterbilzen - Minsters)
- zis in eur toern (=ze heeft een gekke bui) (Lichtervelds)
- zis in eur toern (=ze heeft een gekke bui) (Kortemarks)
- zurreg dagge vor de bui binne zijt (=maak dat je op tijd klaar bent) (Oudenbosch)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen