Spreekwoorden met `bok`

Zoek

18 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `bok`

  1. als een bok op de haverkist (=wakend om de gelegenheid niet te laten voorbijgaan)
  2. bokkensprongen maken (=van het een op het ander springen - zotte sprongen maken)
  3. de boer op de bok liet de teugels vieren, het paard kende zelf de weg wel. (=je moet niet doen alsof je de beste bent, iemand anders weet ook wel wat)
  4. de bok slepen (=uitsloven om niks)
  5. de bokken van de schapen scheiden (=de goeden van de kwaden scheiden)
  6. de bokkenpruik op hebben (=slecht gehumeurd zijn)
  7. de schapen van de bokken scheiden (=het goede van het slechte scheiden)
  8. de zondebok zijn (=ergens de schuld van krijgen)
  9. een bok schieten (=een grote fout begaan of zich lelijk vergissen)
  10. een bokking krijgen (=een standje krijgen)
  11. een mooi span voor een bokkenwagen (=een zonderling koppel)
  12. een oude bok lust nog wel een jong/groen blaadje (=een oude man is nog wel seksueel geïnteresseerd in een jong meisje)
  13. geen bokkensprongen kunnen maken (=weinig geld hebben om extra dingen te kunnen kopen)
  14. iemand een bokking geven (=iemand een standje geven)
  15. oude bokken hebben stijve horens (=oude mensen hebben vaak vaste gewoontes die maar moeilijk kunnen veranderen)
  16. van de bok (laten) dromen (=een pak slaag (laten) krijgen)
  17. van de bok op de ezel gaan (=snel van onderwerp wisselen zonder rode draad)
  18. voor elkaar boksen (=gedaan krijgen, in orde maken)

50 dialectgezegden bevatten `bok`

  1. 't en is gin trop of d'r zit e buk in: in elk gezelschap, in elke familie is er altijd wel één iemand die niet deugt (=er is geen troep of er zit een bok in) (Klemskerks)
  2. 't zit in den bok zijn koente (=heel goed verborgen) (Gents)
  3. ' T is van den bok zijn kluëte (=Het is niet waar hé!) (Dendermonds)
  4. a es ba den bok gezet (=hij is bedrogen) (Meers)
  5. A-j zo ,krek kieken ku-j gien bok olln (=Minder secuur bekijken) (Giethoorns)
  6. A-j zo krek kieken ku-j gien bok olln (=het minder secuur bekijken) (Giethoorns)
  7. A'j zo krek kieken ku-j gien bok olln. (=Het minder sikuur bekijken) (Giethoorns)
  8. alles kits en de bok vet (=alles is goed) (Westerkwartiers)
  9. Als een bok op de haoverkiste (=Ergens gretig op zijn) (Hoogeveens)
  10. Antwoard: Joa, t'zal wal goan. En es et nit geit, dan bok et mèr! (=Vraag: Gaat het / Lukt het?) (Rekems)
  11. as 'n hóngd óp 'n zieke koo (=als een bok op een haverkist) (Huizers)
  12. As ' n kraai op ' n kreng (=Als een bok op een haverkist) (Westfries)
  13. As een bok op een haeverkiste (=Ergens tuk op zijn) (Giethoorns)
  14. as een bok op een haverkiste (=ergens erg happig op zijn) (drents)
  15. As een hond op een zieke koe (=Ergens tuk op zijn. Als een bok op een haverkist) (Giethoorns)
  16. as et nie geet, bok et mèr (=als het niet wil barsten, breekt het maar) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. as nun bok op de haoverkeest (=gretig / alert) (Heezers)
  18. as t nie geet dan bok t mèr (='t komt wel in orde) (Bilzers)
  19. assët nie geet, dan bok het mér (=als het niet gaat, dan is het maar zo !) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. bai den bok geleed (=beetgenomen) (Lochristis)
  21. bè den bok gedoan zijn (=gefopt zijn) (Kaprijks)
  22. Bij den bok duen (=Bedriegen) (Lokers)
  23. bok bone mit vèldkèèkes (=boontjes met gevogelte) (Riemsts)
  24. bok stoeën (=met gevouwen handen een opstapje maken) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. bok us dan kank je kossen (=buk eens) (Zeeuws)
  26. das te bok zën kl.... (=niets waard zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. das van de bok zën kloete (=dat valt me erg tegen) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. de bok zën K. (=dat zie je van hier !) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. de bok zen K., (ja) ! (=dat zie je van hier) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. de bok zën kloete (=kan me niet schelen) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. de buk zit ip ze rik: hij is bokkig (=de bok zit op zijn rug) (Klemskerks)
  32. den bok zijn konte (=‘t kan mij niet schelen) (Kaprijks)
  33. der bok hat geschtoe'ete (=onverwacht zwanger) (Nuths)
  34. dich bès de bok zën kloete wieëd (=je bent helemaal niets waard, waardeloos) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. Die zit er op as een bok op een aeverkiste (=Er heftig en intensief mee bezig zijn) (Giethoorns)
  36. Die zit er op as een bok opeen aeverkiste (=Er intensief mee bezig zijn) (Giethoorns)
  37. Die zit vol mit grappen as een bok vol peerdekeutels (=Ongein) (Giethoorns)
  38. e keemel schieëtn (=een bok schieten) (Veurns)
  39. een olle bok lust nog wel es 'n groen bladje (=een oudere man ziet nog graag een mooi jong meisje) (Westerkwartiers)
  40. ei springt erop gullèk nun bok op doaverkist (= haverkist) (=hij kan niet langer wachten om te beginnen eten) (Sint-Niklaas)
  41. ei stinkt gullèk nen bok (=iemand die hevig stinkt) (Sint-Niklaas)
  42. èm bè den bok zetten (=iemand bedriegen, op het verkeerde spoor zetten) (Meers)
  43. en aap schèèrn (=een bok schieten) (Veurns)
  44. Erop zitte as 'n duvel op 'n zieltje. (=Als een bok op een haverkist.) (zaans)
  45. ge me bij den bok gedoan (=je hebt me beduveld) (Gents)
  46. geet et nie, dan bok et mèr (=gaat het niet zaols het moet, dan moet het maar zoals het gaat) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. Grotter boeren of nun bok houen (=Als je twijfelt) (Brabants)
  48. Hae zitj vôl streek as 'ne bôk vôl kuuëtele (=Een echte rotzak) (Weerts)
  49. Hi-j hef de bok an’t touw . (=Iemand die dronken is) (achterhoeks)
  50. hij het 'n dikke bok schoot'n (=hij heeft zich deerlijk vergist) (Westerkwartiers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen