Spreekwoorden met `boek`

Zoek

14 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `boek`

  1. andermans boeken zijn duister te lezen (=de toestand of bedoelingen van een ander zijn moeilijk in te schatten)
  2. buiten zijn boekje gaan (=meer doen dan toegelaten)
  3. dat spreekt boekdelen (=dat is overduidelijk, bijv. `zijn gezicht spreekt boekdelen`)
  4. dat staat niet in zijn woordenboek (=dat kent hij niet, daar doet hij niet aan mee, heeft hij nog nooit van gehoord)
  5. de boeken sluiten (=ermee stoppen - bankroet gaan)
  6. een gesloten boek (=iets wat niet te doorgronden is)
  7. een open boek zijn (=wanneer je karakter eenvoudig te doorzien is)
  8. geluk is de kunst een boeket te maken van de bloemen waar je bij kunt (=gelukkig leven met de gegeven mogelijkheden/beperkingen)
  9. goed te boek staan (=een goede reputatie hebben)
  10. in het verdomboekje staan (=geen goed meer kunnen doen)
  11. met de neus in de boeken zitten (=veel lezen)
  12. over iemand een boekje opendoen (=informatie over iemand geven, waarvan diegene niet wil dat het bekend wordt)
  13. te boek staan. (=een schuld hebben.)
  14. volgens het boekje (=overeenkomstig de theorie of overeenkomstig de voorschriften)

6 betekenissen bevatten `boek`

  1. dat spreekt boekdelen (=dat is overduidelijk, bijv. `zijn gezicht spreekt boekdelen`)
  2. volgens Bartjens (=de allereenvoudigste rekenstof (als referentie aan onderwijzer Willem Bartjens die een bekend rekenboekje schreef))
  3. iets in één adem uitlezen (=een boek waaraan je begonnen bent heel snel uitlezen, omdat je het zo spannend vindt)
  4. stilstand is achteruitgang. (=stil blijven staan ​​leidt tot relatieve achteruitgang ten opzichte van anderen die vooruitgang boeken)
  5. ellebogenwerk (=succes boeken door op slinkse wijze van anderen misbruik te maken)
  6. letters eten (=veel boekenwetenschap opdoen)

41 dialectgezegden bevatten `boek`

  1. 'k êt in den boek gezet (=het staat genoteerd) (Kaprijks)
  2. àà goet er è goei gat iààt, àà vleegt eroep làk nèn boèk oèp nèn bussel poète. (=Hij gaat er hard tegenaan) (Bierbeeks)
  3. boëk: Zijnen (elen) boëk plekt tegen zijne (ele) rig (=Zo mager als een graat) (Lebbeeks)
  4. dae haet ’t book al ómgedrage (=hij is er (al) klaar mee (aan het einde van de H. Mis ‘draagt de pastoor het boek om’)) (Heitsers)
  5. Dae heet eine boêk wi-j ein trom (=Een zwaarlijvig iemand) (Weerts)
  6. dae zitj dao in wie ‘ne boek in zien krinte (=iemand die ergens veel van heeft (krinte = geitekeutels)) (Heitsers)
  7. Das van de boek zen kloewete (=Iets dat tegenvalt) (Diesters)
  8. De boek met bott 'n ebbmn (=In verwachting zijn) (Zwols)
  9. de boek op de lieste zetten (=Te veel te hebben gegeten) (Giethoorns)
  10. den hef butkes in n boek (=zij is zwanger) (Twents)
  11. die ef 'n boek met botten (=die is zwanger) (Sallands)
  12. die stij ien 'n kwoad daglicht (=die staat slecht te boek) (Westerkwartiers)
  13. Een boek as een burgemeister (=Dikke buik) (Giethoorns)
  14. Een turf van een boek (=Spannend of goed boek) (Archaïsch)
  15. eroep vliege as ne boek oep een bussel poewete (=ergens gretig aan beginnen) (Schunnebroecks)
  16. euren boek (=haar boek...) (Sint-Niklaas)
  17. Euren boek is toe (=Ze is te oud om nog kinderen te baren) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  18. Hae haet eine boêk es eine burgemeister. (=Hij heeft een flink buikje.) (Roermonds)
  19. He hef zik lillik in 'n boek betten (=Zijn opzet is mislukt (hij heeft zichzelf in de buik gebeten) ) (Twents)
  20. hij stijt as 'n beste kirrel te boek (=hij is bekend als een prima vent) (Westerkwartiers)
  21. Iemand van den boek doen (=Aangeven op het gemeentehuis dat iemand is overleden) (Zeeuws)
  22. kè minnen boek uit (=mijn boek is uitgelezen) (Sint-Niklaas)
  23. konouijn: Dèi es naur oës gekomme mé e konouijn in elen boëk (=Ongehuwd zwanger geworden zijn) (Lebbeeks)
  24. Mee de gaat naa den boek gaan (=Met de geit naar de bok gaan) (Sint-Katelijne-Waver)
  25. Moek d'n boek den vritte good (=Iemand te vriend willen houden) (Venloos)
  26. ne sjaune boek (=een mooi boek) (Bilzers)
  27. nen boek koarten (=een kaartspel) (Overmeers)
  28. nen boek mé een stoaf koffersool (=een boek met een harde kaft) (Booms)
  29. nen dikken turf (=een heel dik boek) (Meers)
  30. op den boek vlieën (=een bekeuring krijgen) (Kaprijks)
  31. op iemandsen boek stoan (=ingeschreven zijn) (Gents)
  32. Schrieft ut mer op ôwe boek (=Dat kun je wel vergeten) (Zurriks)
  33. t kump nie aut zen eege broek, mér t steed toch op zene boek (=een onecht kind hebben) (Bilzers)
  34. twie han op eine boek (=twee handen op een buik) (Mestreechs)
  35. voor de boek nog mer ins (=iemand vleien) (Heitsers)
  36. we zulle nut op dun boek schrijve (=de betaling volgt later) (Oudenbosch)
  37. Z’ hee nen hoarink ingeslikt zonder groate; Heuren hutsepot es aangebrand. Heure rok wordt te kort. Z’ hèn heur nen trok gedroaid. Z’ hee’t zitten. Z’ hee poalink g’eeten. Den buik vol leve en de schuut vol troane. Z’ hee heur een buile gelupe. Z’ hee tege nen balk gelupe. Z’ hee poreisoepe g’eete. Z’ hee biljoart gespeeld. Ter es een bloarken uit heuren boek gescheurd. Ze goa winkol hèwe: heuren tuug steekt uit. Ze luupt mee een tonne. Ze zit vol. Ze moe kippe. (=Ze is in (blijde ) verwachting, ze is zwanger) (Gents)
  38. ze is met de boêk tege 'ne paol aangeloupe (=ze is in verwachting) (Weerts)
  39. ze is mette boêk tegen 'ne paol geloupe (=als iemand in verwachting is) (Weerts)
  40. Zij lup mit de boek vol botten (=Zij is in verwachting) (Hoogeveens)
  41. zij stijt te boek as eulidom (=zij is bekend als erg dom) (Westerkwartiers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen