24 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `elkaar`
- aan elkaar gewaagd zijn (=beiden vrijwel evenwaardig zijn)
- aan elkaar hangen als droog zand (=geen enkele samenhang vertonen)
- aan elkaar knopen (=gegevens samenvoegen)
- als los zand aan elkaar hangen (=zonder enige samenhang)
- bij elkaar flansen (=samenrapen)
- bij elkaar passen als twee trommelstokken (=goed bij elkaar passen)
- bomen ontmoeten elkaar niet, mensen wel (=de kans dat je iemand toevallig tegenkomt is groot)
- de eindjes (niet) aan elkaar knopen (=(niet) rond komen (met z`n inkomen))
- de haan en de vos hebben elkaar te gast (=twee bedriegers zijn steeds op hun eigen voordeel uit)
- de hoofden bij elkaar steken (=overleg plegen)
- de koppen bij elkaar steken (=overleggen)
- de tanden op elkaar zetten (=zichzelf dwingen om stil te zijn of door te zetten.)
- een gek en zijn geld blijven nooit lang bij elkaar (=geld uitgeven aan nutteloze en onnodige dingen)
- elkaar bij de neus nemen (=elkaar voor de gek houden)
- elkaar de bal toespelen (=elkaar voordeeltjes bezorgen)
- elkaar een hand kunnen geven (=zich in een vergelijkbare situatie bevinden)
- elkaar in de haren vliegen (=ruzie maken)
- elkaar vliegen afvangen (=op onbeduidende details elkaar beconcurreren dan wel duidelijk willen laten uitkomen dat men zelf gelijk heeft en de ander niet)
- er de handen voor op elkaar krijgen (=er steun (applaus) voor krijgen)
- laten we elkaar geen mietje noemen (=laten we precies zeggen hoe we denken over de ander)
- op elkaar lijken als het ene ei op het andere (=goed op elkaar lijken)
- op elkaar lijken als twee druppels water (=precies op elkaar lijken)
- voor elkaar boksen (=gedaan krijgen, in orde maken)
- ze alle vijf bij elkaar hebben (=goed bij zijn verstand zijn)
60 betekenissen bevatten `elkaar`
- als de ganzen (=achter elkaar op een rijtje)
- de barricades opgaan (=actie voeren om iets voor elkaar te krijgen of juist tegen te houden)
- lief en leed delen (=allerlei plezierige en droevige dingen met elkaar beleefd hebben)
- bij de roes (=alles door elkaar)
- een goed gelaat is de beste geleidebrief. (=als je knap bent krijg je veel voor elkaar)
- wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen (=als twee strijdende personen of partijen zich richten op elkaar, kan een ander daarvan profiteren door zich datgene toe te eigenen waar om gestreden wordt)
- waar twee kijven hebben twee schuld (=beide personen hebben schuld als ze ruzie met elkaar maken)
- dat zijn aambeien met slagroom (=dat heeft niets met elkaar te maken)
- onder de pannen zijn (=de (geld)zaken goed voor elkaar hebben)
- als de ene hand de andere wast worden ze beide schoon (=de taak wordt gemakkelijk als je elkaar helpt)
- op een kluitje (=dicht bij elkaar)
- niet kunnen rijmen (=dingen die niet met elkaar kloppen of het samen niet kunnen begrijpen)
- een Babylonische spraakverwarring (=door elkaar spreken zonder naar elkaar te luisteren en elkaar niet verstaan)
- iets/iemand in de gaten hebben/krijgen (=doorkrijgen hoe dingen in elkaar steken of zicht houden op de situatie)
- klare wijn schenken (=eerlijk en duidelijk vertellen hoe de situatie in elkaar steekt)
- water en vuur zijn (=elkaar niet kunnen verdragen)
- hou en trouw (beloven) (=elkaar overal (zullen) helpen)
- elkaar bij de neus nemen (=elkaar voor de gek houden)
- elkaar de bal toespelen (=elkaar voordeeltjes bezorgen)
- op dezelfde leest geschoeid zijn (=erg op elkaar lijken)
- bij elkaar passen als twee trommelstokken (=goed bij elkaar passen)
- op elkaar lijken als het ene ei op het andere (=goed op elkaar lijken)
- twee handen op één buik zijn (=het altijd met elkaar eens zijn)
- twee hoofden onder een kaproen zijn (=het altijd met elkaar eens zijn)
- het is er haardje bij schuurtje (=het is er klein, dicht op elkaar)
- op je pootjes terecht komen (=het komt vanzelf wel voor elkaar)
- iemand uit de tent lokken (=het voor elkaar krijgen dat iemand ergens een uitspraak over doet)
- hoe komt het kalf bij zijn maat (=hoe wonderlijk men elkaar kan ontmoeten)
- een brutaal mens heeft de halve wereld (=iemand die wat durft te zeggen krijgt het meestal wel voor elkaar)
- ik maak een platvis van je (=iemand dreigen in elkaar te slaan)
- in zijn zak hebben (=iemand goed kennen, iets helemaal begrijpen, iets voor elkaar hebben)
- iemand uit de droom helpen (=iemand vertellen hoe het écht in elkaar zit)
- een man zonder vrouw is als een paard zonder teugels. (=in het huwelijk hebben man en vrouw elkaar nodig)
- een kat komt altijd op z`n pootjes terecht (=ingewikkelde en vervelende dingen kunnen vanzelf weer voor elkaar komen)
- soort zoekt soort (=mensen met dezelfde interesses zoeken elkaar op)
- het op een akkoordje gooien (=met elkaar afspreken iets op een bepaalde manier aan te pakken)
- de violen stemmen (=met elkaar onderhandelen, naar compromissen zoeken)
- op gespannen voet (zijn) (=moeilijk met elkaar omgaan, ruzie)
- ieder voor zich en God voor ons allen (=niemand helpt elkaar)
- als een tang op een varken passen/sluiten (=niet bij elkaar passen)
- schots en scheef (=ongeordend door elkaar heen)
- elkaar vliegen afvangen (=op onbeduidende details elkaar beconcurreren dan wel duidelijk willen laten uitkomen dat men zelf gelijk heeft en de ander niet)
- instorten als een kaartenhuisje (=plots en snel in elkaar zakken, tenietgedaan worden)
- de schellen vallen hem van de ogen (=plotseling iets begrijpen hoe het in elkaar steekt)
- op elkaar lijken als twee druppels water (=precies op elkaar lijken)
- er haring of kuit van willen hebben (=precies willen weten hoe het in elkaar steekt)
- petje af (=respect betonen voor hoe iemand iets voor elkaar gekregen heeft)
- overhoop liggen (=ruzie met elkaar hebben)
- het met iemand aan de stok hebben/krijgen (=ruzie met elkaar hebben/krijgen)
- als sardientjes in een blik (=stijf boven op elkaar; dicht opeen)
50 dialectgezegden bevatten `elkaar`
- 'kiek oew an.', ''k kiek oew ok an.' (=elkaar aankijken) (Vechtdals)
- 'n kat komt altied weer op zien pootjes terechte (=het komt best wel weer voor elkaar hoor) (Westerkwartiers)
- 't es zwert (tussen uir / ulder) (=ze doen ijzig tegen elkaar) (Wichels)
- 't is koek en ei tuss'n die beid'nt (=die passen exact bij elkaar) (Westerkwartiers)
- 't komt veur de bakker (=het komt voor elkaar) (Westerkwartiers)
- 't mes snit aan twee kant'n (=zo versterk je elkaar) (Westerkwartiers)
- 'tzijn eichenrechtsweirts van mekandere (=het zijn neven en nichten van elkaar) (Sint-Laureins)
- ‘T niet maakt krêige (=Het niet voor elkaar krijgen) (Volendams)
- ’t oeëp skieten (=in elkaar vallen) (Meers)
- ’t viel in gruizeleménten vanieën (=’t viel in stukken uit elkaar) (Meers)
- ' t es ' n ipgezet spel (=vooraf onder elkaar geregeld) (Waregems)
- ' t gô bijeen (=het past bij elkaar) (Sint-Niklaas)
- ' t zit doar skeeëf (=ze spreken elkaar niet meer) (Waregems)
- a'k noar oew kieke, en ieje noar mi-j, dan kieke wi-j mekare an. (=elkaar aankijken) (Vechtdals)
- ae ken twieë stieën'n doen vechten (=hij is er goed in mensen tegen elkaar op te zetten) (Wichels)
- Aj een ezel dans'n wilt leern, he'j wal ne glönige plate nörig (=Je moet nog wel heel wat doen om dat voor elkaar te krijgen) (Twents)
- Akkedeere (=Goed met elkaar over weg kunnen) (boxtels)
- akkedeïre (=goed met elkaar overweg komen) (Waanroods)
- al is 't ook skeve of skel et skippert wel (=Dat past wel bij elkaar) (Giethoorns)
- alles deur 'n anner hen (=alles door elkaar heen) (Westerkwartiers)
- Amai das hie een echt kiekeskot (=Dat is hier veel lawaai, luid praten onder elkaar) (Herentals)
- as de eene kou skit tilt de angere zen start op (=elkaar naapen) (Urkers)
- As een plumppudding in elkaar zakkuh hij / zij zakte as un plumppudding(k) in mekaor (=niet goed worden / ineen zakken) (Utrechts)
- as ge ba den ond sloapt, ropte zen vluuje (=elkaar aansteken) (Hals)
- benn'n we mooi onner eig'n volk (=zijn we mooi onder elkaar) (Westerkwartiers)
- betaul'n: D'n dèdde kieë betaul'n! (=De derde keer betalen (werd gezegd als je iemand 2x kort na elkaar tegen 't lijf liep)) (Lebbeeks)
- biëvet gon baedele (=wat geld bij elkaar bédelen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Bòttert ’t nie tusse hullie? (=Kunnen zij het niet zo goed met elkaar vinden?) (Helenaveens)
- d'n hieële sânte-petiek (=alles bij elkaar) (Weerts)
- da goa goe t' huupe (=dat past goed bij elkaar) (Lovendegems)
- da goa goe thuupe (=dat past goed bij elkaar) (Gents)
- da steed waaj en tang oppe vèrke (=dat past niet bij elkaar) (Munsterbilzen - Minsters)
- Da stoa as een tang oep een varke (=Dat past niet bij elkaar) (Herentals)
- da's veur de bakker (=dat is dik voor elkaar) (Westerkwartiers)
- dae is van zien ieërste läöge neet gebarste (=verschrikkelijke leugenaar; liegt alles bij elkaar) (Heitsers)
- Dan ben je best (=Als iemand het goed voor elkaar heeft) (Lopiks)
- das dun ene tege dun aandere ommoo-g (=elkaar de loef afsteken) (Oudenbosch)
- das gelek hores up a verken (=dat past niet bij elkaar) (Loksbergs)
- das in de sjakos (=dat is voor elkaar) (Antwerps)
- das in de sjakos (=dat is voor elkaar) (Sint-Niklaas)
- das piek a piek (=ze kunnen elkaar niet lijden) (Sint-Niklaas)
- das pik a pik (=ze kunnen elkaar niet verdragen) (Sint-Niklaas)
- dat benn'n twee hand'n op één buuk (=die twee zijn het altijd met elkaar eens) (Westerkwartiers)
- dat hangt as lös zaand an 'n anner (=dat zit niet goed in elkaar) (Westerkwartiers)
- Dat komp veur menaare (=Dat komt voor elkaar) (Hoogeveens)
- Dat verdreg zich wal. (=Dat past goed bij elkaar, dat bijt elkaar niet.) (Aaltens)
- de deugd lopt ien 't midd'n (=wanneer er drie naast elkaar lopen :) (Westerkwartiers)
- De ein kre-j piktj de ânger gein oug oet (=Vrienden helpen elkaar) (Weerts)
- de kladze beejein goeze (=de restjes bij elkaar gooien) (Weerts)
- de kliepel weite hange (=weten hoe het in elkaar zit) (Opglabbeeks)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen